Al een tijdje spookte er een verhaal in mijn hoofd en ik heb besloten hem op te schrijven. Dit is het eerste hoofdstuk.
Laat weten wat je ervan vindt en Review!!! Danku!
Hoe erg kan je leven zijn als je onverwoestbaar bent?
Hoofdstuk 1 Schuldgevoel
Paniekerig rende ik door. Mijn bloedrode ogen brandde en ik had nog steeds dorst. Hoe erg ik mezelf ook haatte, het veranderde niets aan mijn daden. Het bloed droop vanuit mijn mondhoeken naar beneden. Ik schreeuwde hard uit woede. Uit haat. Een paar vogels die nog zo dapper waren om niet weg te vliegen toen ze mij opmerkte, verdwenen met een angstig geluid achterlatend.
Opeens stond ik stil. Doodstil. Ik zakte op de grond en bleef liggen. Ik had geen idee waar ik nu was. Het enige dat ik me kon herinneren was dat ik in het noorden van de Verenigde Staten was. Ook wist ik nog wel dat ik mezelf verafschuwde voor al die onschuldige levens die ik ontnomen had. Alleen maar omdat ik mezelf niet in bedwang kon houden. Hoe moeilijk kon het wezen? Wat was ik?
Ik was een moordlustige freak. Eentje die harder kon rennen dan de wind en zichzelf niet in bedwang kon houden. En het enige waardoor het kwam, was door de prachtige jongedame met gitzwart haar en rode ogen.
Een tijdje dacht ik aan haar en waarom ze dit deed. Maar na, tegen mijn wil in, een korte tijd begon mijn keel te brandden en snakte ik weer naar bloed. Ik schreeuwde het uit. Ik verzette me hevig tegen mezelf, in de hoop dat het hielp.
Mijn gedachte ging weer naar het onschuldige meisje dat aan het spelen was in een speeltuin. Haar moeder zat op een bankje aan de andere kant. Ik hield mezelf schuil in het bos ernaast. Haar bal was te ver doorgerold en lag nu tussen de bomen. Ze was hem aan het zoeken, toen ik een halve kilometer verder aan kwam lopen, zonder enig idee. Haar geur bedwelmde me en maakte me gek. Ik had al anderhalve week geen bloed gedronken, en dat was naar mijn zin weer een veel te vroege tussenperiode.
Toen ik klaar was, hoorde ik met afschuw haar moeder haar naam roepen. Toen ik 3 kilometer verder was, hoorde ik haar gillen bij het vinden van haar kind.
Ik stond op en liep verder. Ik had geen idee waar ik was en ik rook alleen maar dieren. Gelukkig maar. Doelloos liep ik naar het westen. Het moest al ongeveer 11 uur 's avonds zijn. Niemand zou hier gelukkig nog komen voordat de nieuwe dag zou aanbreken. Ik zakte neer tegen een grote boom en staarde doelloos vooruit. Ik lette totaal niet op. Ik verwachtte toch niemand te zien. Erg lekker zat ik niet. Links van me lag een grote berg met bladeren. Rustig bewoog ik me vinger zo, dat de bladeren zich hierheen schoven. Met me handen maakte ik er nog even een goede plek in waar ik comfortabeler kon gaan zitten en ik zakte weg.
Niet in een slaap of iets dergelijks. Het enige waar ik achter was gekomen, was dat ik niet kon slapen, hoe graag ik soms ook wilde. Niet omdat ik moe was, maar om aan de realiteit te ontsnappen. Om heerlijk te dromen over mijn tijd dat ik nog normaal was en nog vrienden had. Het was heerlijk om de populairste jongen te zijn van je school. Diep in die gedachte, hoorde ik niets. Ook niet dat iemand me in de gaten had en richting mij liep.
Verschrikt werd ik wakker uit mijn gedachten. Ik keek op en voor me stond iemand. Hoe heb ik hem nou niet op kunnen merken? Hoe stom kon ik zijn?
Maar in dezelfde fractie van een seconde dat ik hem opmerkte en opstond, besefte ik ook dat hij geen mens was. Ik wist niet precies hoe ik het wist, maar hij was hetzelfde. Hetzelfde als mij. Het enige wat verschilde, waren zijn gouden ogen.
Uit pure zelfverdediging en vanuit mijn natuur, zette in een aanvallende houding aan, klaar om aan te vallen. Mijn handen klaar om hem achteruit te dwingen.
Hij stond daarvoor al in een verdedigende houding. Ik zag aan hem dat hij niet van plan was om als eerst aan te vallen. Toch bleef ik zo staan.
"Wat doe jij hier?" gromde hij zacht, maar vals.
"Ik weet niet eens waar ik ben. Hoe kan ik dan ooit deze vraag beantwoorden?" zei mijn stem hem grof terug. Misschien iets te grof voor een eerste ontmoeting.
Heel rustig, maar zelfverzekerd veranderd mijn tegenstander zijn houding. Hij gaat rechtop staan en is nu veel weerlozer. Wat was hij toch van plan?
Hij zag mijn blik en beantwoord hem met een nog vreemdere zin. "Ik weet dat je me niet aan zou vallen. Daar ben je veel te verward voor."
Hoe wist hij dat hij gelijk had? Was ik zo overduidelijk in mijn handelingen? Maar dat doet er nu niet echt toe. Misschien is hij helemaal niet een vijand of tegenstander. Misschien kon hij me wel helpen. Wie weet? Wie niet waagt, wie niet wint.
Langzaam verander in mijn houding in die van hem.
"Zo, vertel nu maar eens wie je bent," zei de nog steeds voor mij onbekende jongeman.
"Ik ben Aidan. Kan jij me vertellen wat ik ben? Het enige wat in me opkomt, is dat jij hetzelfde bent."
Even staarde mijn bezoeker me verbaasd aan.
"Oke.. Dat hij dat niet weet. Misschien is hij daarom wel zo in discussie met z'n eigen gevoelens.." zei hij zacht, waarschijnlijk in zichzelf en niet bedoelt voor mij. Erachteraan zei hij iets harder: "Je bent een vampier, net zoals ik en mijn familie. Mijn naam is Jasper Cullen."
"Jasper, kun je mij alsjeblieft helpen? Ik haat mezelf. Ik wil niet al die onschuldige mensen doden. Help me alsjeblieft en laat me stoppen. Ik wil dit niet langer!" smeekte ik bijna. Ik wist niet waarom, maar hij was nog mijn enige hoop.
Even was het stil. Het leek wel alsof hij aan het discussiƫren was met zichzelf. Na een halve minuut zei hij gelukkig weer iets.
"Rustig maar. Ik kan je wel helpen. Ik breng je naar mijn familie. Volg me. Ik beloof je dat er geen mensen te vinden zijn."
Ik knikte dankbaar en ik volgde hem.
