Hoofdstuk 1: Ted Tops
Dit verhaal begint op een doodnormale, zonnige maandagmorgen in juni op Zweinstein, aan de tafel van Griffoendor. Aan het uiteinde van die tafel zaten twee meisjes van een jaar of vijftien ernstig te praten. Een van hen heette Andromeda Zwarts, en over haar gaat dit verhaal. Andromeda was eigenlijk vrij normaal. Ze leek qua uiterlijk erg veel op haar oudere zus Bellatrix, maar haar innerlijk had weinig weg van dat van haar familie. Dat had vijf jaar eerder wel gebleken. Het was tijdens de Sorteerceremonie gebeurd. Andromeda, die, omdat haar achternaam met een Z begon, als allerlaatste aan de beurt was geweest, was naar het krukje gelopen en had de Sorteerhoed opgezet. Iedereen had verwacht dat de hoed vrijwel meteen 'ZWADDERICH!' zou roepen, maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan had de stem van de Sorteerhoed tegen haar gefluistert: 'Hmm, alweer een Zwarts? Over de meesten Zwartsen heb ik geen moment na hoeven denken... Allemaal echte Zwadderaars... Maar jij... Ik twijfel, Andromeda... Wat dacht je van Griffoendor?' Andromeda herinnerde zich het zachte geroezemoes. Sommige leraren leken ineens met wat meer belangstelling te kijken hoe ze aarzelend aanschoof bij de andere Griffoendors en de Zwadderaars wierpen ietwat verachtelijke blikken op haar en op Bellatrix, toen een derdejaars, die op dat moment ongetwijfeld graag een goede verdwijnspreuk had willen kennen. Andromeda echter was een beetje verbaasd, geschrokken bij het idee wat haar ouders zouden zeggen. Ze hechtten erg veel waarden aan zuiver bloed en als er een afdeling vol Modderbloedjes en bloedverraders was, dan was het Griffoendor wel. Andromeda had wel een reactie van ze verwacht, misschien zelfs wel een Brulbrief, maar die kwam niet. Er werd over gezwegen. Alleen tijdens de zomervakantie merkte ze dat ze er minder bij begon te horen, maar dat waren maar twee maanden in het jaar. Na een paar jaar ging Narcissa ook naar Zweinstein en kwam in Zwadderich terecht. Vanaf toen kreeg Andromeda weleens te horen dat ze wel een wat beter voorbeeld voor haar zusje mocht zijn, maar hoe langer ze naar Zweinstein ging, hoe minder ze zich daarvan aan trok. Vroeger, toen ze nog klein was, had ze het gelooft, wat haar ouders zeiden over Modderbloedjes en Snullen... Maar nu ze ook met anderen mensen omging begon ze er steeds meer aan te twijfelen...
En nu zat
ze dus al vijf jaar in Griffoendor. Die ochtend at ze haar toast,
terwijl ze een klaagzang van haar vriendin Morgane aan moest horen
over hoe saai Dreuzelkunde was.
'Echt, je weet niet half hoe goed
je het hebt. Jij hebt dat achterlijke vak niet.' Morgane hees met
veel moeite haar tas op haar schoot, haalde daar een dik, in leer
gebonden boek, getiteld Leefgewoonten der Britse Dreuzels uit
en liet dat met zo'n dreun op de tafel vallen dat de kan pompoensap
omviel. Met een zwiep van haar toverstok ruimde Andromeda de troep
op. Ze was heel goed in huishoudelijke spreuken.
'Dit moeten we
gelezen hebben voor donderdag,' jammerde Morgane.
'Hoever ben je
nu?' vroeg Andromeda, die nergens een boekenlegger of een omgevouwen
bladzijde zag.
'Nog niet begonnen. Ik kan niet lang genoeg wakker
blijven om een bladzijde te lezen, zo saai is het. Laat staan
543!'
'Het is inderdaad nogal veel werk voor zo'n korte tijd,' zei
Andromeda. 'Hoelang weet je al dat je dat boek moet lezen?'
'Drie
weken.' Andromeda sloeg haar ogen ten hemel. Haar vriendin was een
ramp als het ging om organiseren.
'Dan moet je ook niet zeuren dat
je nu met een probleem zit. Neem mij, ik zit met een echt probleem.
Ik heb zo een blokuur Waarzeggerij. Ik zou willen dat ik dat rotvak
nooit gekozen had. Het is puur natte vingerwerk en volgens mij heb ik
er geen aanleg voor.' Even stopte ze. 'Het is doodsaai en dan doet
dat mens...' Ze knikte naar de lerares Waarzeggerij die aan de
oppertafel over een bord havermout gebogen zat. '...Ook allemaal
voorspellingen. Neem vorige week nou. Ze zei dat ik iemand tegen zou
komen die mijn leven voorgoed zou veranderen. Nou, vraag ik je, dat
slaat toch nergens op?' Nu lachtte Morgane en ze keek de zaal
rond.
'Romantisch. Wie zou het zijn? Heb je iemand op het oog?'
'Nee,' antwoordde Andromeda geirriteerd. 'Het is sowieso allemaal
onzin. Je zou ook dat boek van je kunnen lezen in plaats van je met
mijn liefdesleven te bemoeien.' Maar ze had het boek zelf al gepakt
en keek het in. Zelf had ze geen Dreuzelkunde. Bellatrix had gezegd
dat het een vak voor bloedverraders was, want Modderbloedjes kozen
het niet, die wisten al alles van Dreuzels, en iemand die waarde
hechtte aan zuiver bloed natuurlijk ook niet. Destijds had Andromeda
er niet eens aan gedacht het aan te kruisen op de lijst met vakken
waaruit ze kon kiezen. Dat deed je gewoon niet in haar familie.
Bovendien had ze geen zin om de wind van voren te krijgen van haar
ouders als die erachter kwamen.
'Het lijkt je nogal te
interesseren,' zei Morgane, nu iets vrolijker. 'Kun jij het niet voor
me lezen en me vertellen waar het over gaat? Jij leest veel sneller
als ik.'
'Nee.' Andromeda sloeg het boek dicht en gaf het terug
aan haar vriendin, maar die pakte het niet aan.
'Dan doe ik een
week lang je huiswerk voor Toverdranken.'
'Het antwoord is
nee.'
'Een maand dan? En ik maak ook je sterrenkaart voor
Astronomie.'
'Als je ook mijn droomdagboek voor Waarzeggerij
bijhoud.'
'Afgesproken!'
Andromeda propte het boek in haar tas.
Dat boek lezen viel nogal mee vergeleken met alles wat haar vriendin
voor haar zou doen. Ze stond op en haar schouders deden pijn onder
het gewicht van haar nu loodzware tas.
'Ik ga nu maar.
Waarzeggerij is een behoorlijk eind lopen.' Ze liep de Grote Zaal
uit, de hal in. Plotseling twijfelde ze of ze haar boek van Leer der
Oude Runen de avond daarvoor in haar tas had gedaan en ze maakte de
rits open om te verifieren of ze 'm niet vergeten was. Net op het
moment dat ze het boek gevonden had hoorde ze iemand achter haar
roepen: 'Levicorpus!' Andromeda zuchtte. Niet weer die stomme spreuk!
Het scheen mode te zijn om iedereen te pas en te onpas ondersteboven
in de lucht te laten bungelen. Maar veel tijd om erover na te denken
kreeg ze niet, want het volgende moment hing ze in de lucht. Haar
boeken, inkt en ganzenveren vielen uit haar open tas en haar rokje
kroop omhoog. Ze zuchtte nogmaals, terwijl ze een poging deed te
voorkomen dat haar onderbroek zichtbaar werd en tegelijkertijd te
ontdekken wie degene was die dat had gedaan. Toen stapten Bellatrix
en haar vrienden op haar af.
'Denk je zelf ook niet dat het
enigszins laf is om iemand van achteren te vervloeken?' vroeg
Andromeda haar op een verveelde toon. Ze begon een hekel te krijgen
aan haar zus, die nogal dom grinnikte.
'Ach, ze vind ons laf,' zei
ze met een kinderachtig stemmetje.
'Moet jij niet ergens
Dreuzelkinderen gaan vervloeken, ofzo?' Andromeda voelde hoe het
bloed naar haar hoofd steeg. Ze wist dat Bellatrix regelmatig andere
leerlingen vervloekte, alleen omdat hun ouders Dreuzels waren, en
Narcissa aanspoorde om dat ook te doen.
'Voor mijn geliefde zusje
wil ik wel een uitzondering maken,' antwoordde Bellatrix nonchalant.
'Maar goed, ik laat je zakken.'
'Dat zou ik ook maar doen,' zei
een jongensstem plotseling. Andromeda keek op. Er kwam een jongen,
die bij haar weten in Huffelpuf zat, aanlopen. Op zijn gewaad prijkte
een klassenoudstebadge. 'Mag ik je eraan herinneren dat toveren op de
gangen verboden is, evenals het vervloeken van medeleerlingen. Dit
zal ik helaas moeten melden. Wat is je naam?'
'Bellatrix Zwarts,'
antwoordde Bellatrix laatdunkend. Ze was kennelijk niet erg onder de
indruk.
'Goed.' Andromeda vroeg zich af of de jongen niet gezien
had dat het Bellatrix niet veel scheen te schelen dat hij naar een
leraar zou stappen of dat hij het simpelweg negeerde. 'Nu laat je
haar zakken en ga je naar je les.' Bellatrix hief haar toverstok op
en Andromeda viel met een doffe klap op de stenen vloer. Andromeda
zag hoe haar zus lachend wegliep met haar vrienden, maar ze luisterde
niet naar wat er gezegd werd. Ze had het te druk met haar arm, die
nadat ze was gevallen flink pijn deed en meteen blauw werd.
'Zal
ik je naar de ziekenzaal brengen?' vroeg de jongen bezorgd en
Andromeda hoorde achter haar een paar derdejaars giechelend het
tafereel bekijken.
'Nee,' zei ze gedecideerd. 'Het gaat wel.'
'Zal
ik je dan helpen opruimen?' vroeg hij en hij wierp een blik op de tas
die voor oud vuil op de grond lag, evenals haar boeken die onder de
inkt zaten en de scherven van lege inktpotten.
'Nee, dat kan ik
zelf wel,' antwoordde Andromeda en met een spreuk ruimde ze alles in
een keer op.
'Dat mag je mij ook wel leren,' lachte de jongen. 'Ik
ben echt een wandelende vuilnisbelt.' Andromeda lachte
niet.
'Luister, je had me niet hoeven helpen. Ik had alles in de
hand.' De jongen lachte opnieuw, maar nu op een manier die ironie
uitstraalde.
'Je had alles in de hand?' herhaalde hij schamper.
'Je hing ondersteboven in de lucht!'
'Jawel,' gaf Andromeda toe en
ze beet op haar lip. 'Maar ik kan haar heus wel aan. Ik kan mijn
eigen boontjes doppen. Daar heb ik je echt niet voor nodig.' De
werkelijke reden was dat Bellatrix niet moest denken dat zij niet
tegen haar op kon.
'Nee, nee, je begrijpt het verkeerd,' zei de
jongen snel en hij wees op zijn klassenoudstebadge. 'Zie je, ik moet
een beetje de orde zien te bewaren.' Andromeda zag dat hij een beetje
rood was geworden.
'Ik moet maar weer eens gaan, eh...' Andromeda
bedacht zich ineens dat ze niet eens wist hoe de jongen
heette.
'Ted,' maakte hij haar zin af. 'Ted Tops.' Dat klonk als
een Dreuzelnaam, besefte Andromeda, maar ze zei niks. Ze had de
gewoonte van haar ouders overgenomen erop te letten.
'Ik heet
Andromeda Zwarts.' Ze wilde weglopen, maar Ted mompelde: 'Zwarts?
Maar ben je dan...?'
'Ja, ik ben familie van Bellatrix,'
antwoordde Andromeda geirriteerd. 'Ik ben haar zus.'
Andromeda kwam
te laat in Waarzeggerij, waarna ze uitgebreid aan de lerares moest
uitleggen waarom. Even had Andromeda de neiging gehad te vragen of ze
dat niet al wist, maar het leek haar beter om er niet tegen in te
gaan. Ze had geen zin in strafwerk. Eigenlijk had ze het blokuur ook
willen benutten om haar boek te lezen, maar dat liet ze nu wel uit
haar hoofd, gezien de lerares toch al in een niet al te best humeur
was. Nog een geluk dat Bellatrix het niet had gezien toen het boek
uit haar tas was gevallen, besefte ze. Andromeda had aan Morgane
willen vertellen wat er was gebeurt, maar die scheen al op de hoogte
te zijn. De derdejaars die hadden staan kijken schenen het aan
iedereen verteld te hebben en ook te weten dat Bellatrix strafregels
moest schrijven bij Slakhoorn, haar afdelingshoofd.
'Ted Tops,'
dacht Morgane hard op. 'Is dat niet die knappe Huffelpuffer? Hij is
heel goed in Zwerkbal en klassenoudste en... Hé, Andromeda, ik
bedenk me ineens iets. Zei je lerares Waarzeggerij had gezegd
dat..?'
'Ja, ze had gezegd dat ik na moest blijven als ik nog een
keer te laat kwam,' antwoordde Andromeda afwezig terwijl ze
Leefgewoonten der Britse Dreuzels bekeek.
'Niet dat. Je zei
dat ze had voorspelt dat je een iemand tegen zou komen die...'
'Oh,
dat,' mompelde Andromeda, maar nu aandachtiger. 'Dat geloof je toch
zeker niet? Waarschijnlijk spreken we elkaar nooit meer en daarbij,
het zou op iedereen kunnen slaan.' Maar Morgane keek plotseling alsof
ze jarig was.
'Iemand hier is verliefd!'
'Niet!' Dat klopte.
Andromeda had het aardig gevonden dat Ted haar had geholpen, ondanks
dat het vrij ongelegen kwam, maar ze voelde verder niks voor hem.
'Ten eerste geloof ik niet in vage voorspellingen, ten tweede hoeft
het niet persé dat te betekenen en ten derde zouden mijn ouders me
vermoorden als ik verkering met hem zou krijgen.' Ze richtte haar
aandacht weer op het boek en zag dat de auteur een vrouw was die
Nymphadora van haar voornaam heette.
'Wat vind je van Nymphadora?'
vroeg ze, meer om een ander onderwerp aan te snijden. 'Als naam
bedoel ik?'
'Vreselijk,' antwoordde Morgane. 'Maar waarom vraag je
dat?'
'Als ik ooit een dochter krijg noem ik haar zo.' Dat besloot
Andromeda ter plekke.
'Nymphadora Tops,' zei Morgane. 'Dat klinkt
leuk.' Maar toen haar vriendin haar een schop gaf onder tafel hield
ze haar mond.
Alhoewel Andromeda had verwacht Ted Tops niet
meer te spreken, gebeurde dat al eerder dan ze had verwacht. Op
dinsdagavond werd ze niet vergezeld door Morgane, die natuurlijk
bergen huiswerk moest hebben na die afspraak en dus besloot ze om die
avond te wijden aan het lezen van haar boek. Ze was nu over de helft
en moest toegeven dat het niet eens zo saai was als Morgane had
gezegd. Ze zat in de hal bij de Grote Zaal, waar het nu rustig was.
Daarom had ze die plek ook gekozen. Ze kon niet lezen in de
leerlingenkamer, waar het vaak druk en rumoerig was. Af en toe liep
er een leerling langs, maar daar had Andromeda niet zoveel last van.
Ze moest alleen uitkijken dat Narcissa haar nietzag. Voor Bellatrix
hoefde ze niet bang te zijn, want die had strafwerk.
'Andromeda,'
riep plotseling iemand. Ze keek op en zag dat Ted in een geel
Zwerkbalgewaad en een bezem over zijn schouder in haar richting liep.
'Ik wilde je nog vragen... Gisteren heb ik die kans niet gekregen...
Heb ik je in moeilijkheden gebracht door je zus te verlinken? Ik
bedacht me later pas, ze zou je terug kunnen pakken.'
'Misschien,
maar ik heb verder nergens last van gehad,' antwoordde Andromeda en
ze sloeg haar boek dicht. 'Ik zou maar uitkijken als ik jou was. Je
hebt je niet geliefd gemaakt bij Bellatrix. En bovendien doet ze niks
liever dan Modder... Ik bedoel Dreuzelkinderen aanvallen de laatste
tijd.
'Oh,' mompelde Ted, even uit het veld geslagen. 'Maar ze zal
nu wel te druk bezig zijn met haar P.U.I.S.T. examens en na de
vakantie zit ze hier sowieso niet meer op school. Wij hebben
bovendien ook andere dingen aan ons hoofd nu de S.L.I.J.M.B.A.
eraan komen. Leer je veel?'
'Eh...' Andromeda was er niet zeker
van of een Bellatrix met examenstress minder vervelend was. 'Iedere
avond een beetje, ja. En jij?'
'Ik ook,' antwoordde Ted en hij
hees zijn bezem hoger over zijn schouder. 'Maar ik heb ook
Zwerkbaltraining, dus het meeste werk doe ik onder de middag.'
'Nu
ook? Hou ik je op?' vroeg Andromeda.
'Nee, nee.' Ted schudde zijn
hoofd. 'Ik wilde gewoon even vliegen, een beetje ontspanning, snap
je. Dat doe ik altijd als ik veel heb om over na te denken, maar ik
heb geen haast. Wat lees je eigenlijk? Gisteren zat dat boek ook al
in je tas.' Andromeda knikte en liet de voorkant van het boek
zien.
'Doe je Dreuzelkunde?' vroeg Ted. Er klonk iets van
verbazing in zijn stem, maar die probeerde hij te
verbergen.
'Nee.'
'Nou, waarom...' Maar hij werd in de rede
gevallen door Andromeda.
'Maakt het jou wat uit wat ik lees?' Ze
had eigenlijk niet zo uit willen vallen.
'Sorry,' mompelde Ted en
hij werd opnieuw rood. Eigenlijk had hij wel iets schattigs zo. 'Ik
wilde niet indiscreet zijn.' Even stopte hij. 'Eigenlijk wilde ik je
nog iets vragen... Eh... Ik vroeg me af of je zin had om mee te gaan
met me... Zwerkballen... Je houd toch wel van Zwerkbal?' Andromeda
schrok een beetje. Niet omdat Ted haar meevroeg, maar om eerlijk te
zijn hield ze helemaal niet van Zwerkbal. Als klein meisje deed ze
dat vaak, met haar zussen, maar op een dag was ze van haar bezem
gevallen en sindsdien had ze vreselijke hoogtevrees.
'Ik had wel
gedacht dat je niet zou willen.' Teds stem klonk een beetje
teleurgesteld.
'Zwerkbal is niet echt mijn ding,' legde Andromeda
uit. 'Maar we spreken elkaar vast nog weleens.'
Hoofdstuk 2: De Wegisweg
En toen was het
vakantie... Andromeda's minst favoriete tijd van het jaar. Ze had het
idee dat haar ouders haar minder mochten dan haar zussen. Die konden
immers alles maken wat ze wilden, terwijl Andromeda voor het minste
of geringste straf kreeg. Toch probeerden ze haar, in hun ogen,
'fatsoenlijk' op te voeden. Dat wilde zeggen dat ze haar probeerden
bij te brengen dat Modderbloedjes, Snullen en Dreuzels schorem waren
en dat ze zich gelukkig mocht prijzen dat zuiver bloed had. Andromeda
zei maar niks, als haar ouders het erover hadden. Ze was er eigenlijk
zelf nog niet helemaal uit hoe ze erover dacht. Vroeger stond ze wat
dat betreft voor de volle honderd procent achter haar familie, maar
sinds ze op Zweinstein zat begon ze te twijfelen. Ze kende zoveel
Modderbloedjes, maar die waren vaak niet slechter in toveren. Niet
dat ze ze echt kende, maar toch... Andromeda vertelde ook maar niet
over Ted en het feit dat Morgane dacht dat ze verliefd op hem was.
Dat was niet waar, maar alleen al het feit dat iemand dacht dat zij,
Andromeda Zwarts, een zuiverbloedige heks, op iemand als Ted Tops
viel, was een grote schande, volgens haar ouders, dacht Andromeda. Ze
zouden buiten zichzelf zijn van woede. Bellatrix vertelde ook niks
over het feit dat Ted haar zus had geholpen. Zij had er straf door
gekregen en kennelijk was het haar eer te na om daarover te klagen.
Zeker omdat ze niet de tijd had gehad om hem terug te pakken.
Op
een dag zat Andromeda op haar kamer, zoals zo vaak 's zomers. Het was
helemaal op zolder. Je moest wel vijf trappen opklimmen, voordat je
er was. Het was een oud huis, al eeuwen in de familie via moeders
kant. De familie woonde in Londen, net als de broer van Andromeda's
vader met zijn vrouw en twee kinderen, Sirius en Regulus. Zij woonden
aan het Grimboudplein. Andromeda moest niet veel hebben van Regulus,
die een beetje een etter was en net als de rest van de familie. Maar
Sirius daarentegen was haar favoriete neef. Hij was pas elf, maar de
meest normale persoon met wie ze kon praten in de vakantie.
Andromeda keek uit het raam en net op dat zag ze drie stipjes in
de verder zo blauwe lucht. Ze werden groter en groter en Andromeda
zag dat het uilen waren. Vlug maakte ze het raam open en de drie
uilen landden op het sprei van haar bed. Eén uil had een
Ochtendprofeet bij zich. Andromeda deed een knoet in het zakje dat
aan zijn poot hing. De volgende bevatte een officiel uitziende brief,
de uitslag van haar S.L.I.J.M.B.A.L. examens en de derde was een
brief van Morgane. Eerst rukte Andromeda de envelop van Zweinstein
los. Ze was zo benieuwd. Na het vluchtig doorgelezen te hebben volgde
er opluchting. Ze had voor alles een voldoende, behalve voor
Waarzeggerij en voor Leer der Oude Runen, maar die vakken had ze toch
al willen laten vallen. Na het nog een keer doorgelezen te hebben
pakte ze de brief van haar vriendin.
Andromeda, Hoe
gaat het er mee? Met mij goed. Ik ben net terug van vakantie en het
was echt zo leuk! Ik vertel je alles wel als we in de
Zweinsteinexpress zitten, want waarschijnlijk zien we elkaar niet op
de Wegisweg. Mijn moeder heeft alles vanochtend al gehaald.
Sorry. Liefs,
Morgane
Ondanks dat slechte nieuws
voelde Andromeda zich vrolijker dan ze zich de afgelopen weken had
gevoelt door de goede examenuitslag en het vooruitzicht naar de
Wegisweg te gaan om schoolspullen in te slaan. Dat was altijd
gezellig.
'ANDROMEDA!' hoorde ze haar moeder roepen en ze schrok
op uit haar gedachten. Andromeda liet zich van haar bed rollen en
daalde in rap tempo de vijf trappen af. Ze holde door de hal de
woonkamer in. Haar moeder, die op de bank zat, was een magere heks,
met lang, ietwat onverzorgd, zwart haar en een rimpelig gezicht.
'Ja, moeder?' vroeg ze.
'Je tante heeft een klusje voor je,'
zei haar moeder en Andromeda schrok een beetje.
'Ik hoef toch
niet te helpen met het onthoofden van een huiself, ofzo?' vroeg ze en
ze gruwelde al bij het idee.
'Doe niet zo gek, Andromeda!' Haar
moeders stem klonk niet harder dan anders, maar de waarschuwing dat
ze te ver was gegaan was maar al te duidelijk. 'Het is een prachtige
traditie.' Andromeda ging er niet op in. Misschien kwam het omdat ze
niet tegen bloed kon.
'Wat moet ik dan doen?' vroeg ze, om haar
moeder wat gunstiger te stemmen. Meestal als ze het over 'Tante'
hadden ging het over de moeder van Sirius, dus eigenlijk was die
opmerking over huiselfen onzin.
'Ze vroeg of je met Sirius naar de
Wegisweg wilde gaan. Hij begint volgend jaar aan zijn eerste jaar op
Zweinstein en aangezien jij ook schoolspullen moet hebben dacht ze
dat jij misschien wel met hem mee wilde.'
'Kan ze dat zelf niet
doen?' vroeg Andromeda, maar ze besefte dat er veel ergere klusjes
bestonden dan dat.
'Nee, ze heeft geen tijd,' antwoordde haar
moeder kortaf. 'Dus niet zeuren en gewoon doen wat ze vraagt. En als
je er toch bent haal je ook boeken voor Narcissa.' Ze duwde een
boekenlijst en een zak goud in haar dochters hand en dirigeerde haar
richting het haardvuur. Andromeda pakte een beetje Brandstof en ging
in de haard staan.
'Grimboudplein 12!' zei ze luid. Ze tolde even
rond, maar het volgende moment bevond ze zich in de sombere keuken in
het huis van haar tante. Het vertrek was uitgestorven. Andromeda
wilde net iemand gaan zoeken, maar toen hoorde ze zo'n harde gil dat
ze zich een ongeluk schrok. Een jongen van een jaar of acht kwam
krijsend de keuken in rennen, gevolgd door zijn oudere broer, die
schaterde van het lachen.
'Wat is er gebeurd, Regulus?' vroeg
Andromeda bezorgd aan de jongste, die bescherming had gezocht achter
haar rug.
'Hij heeft een Doxy in mijn bed gestopt!' Regulus wees
op zijn oudere broer. Andromeda moest toegeven dat Sirius lef had om
zoiets te doen. Zijn moeder zou de humor er zeker niet van in zien.
Regulus had zich ondertussen iets vermant, want hij kwam achter zijn
nicht vandaan en terwijl zijn broer eindelijk opgehouden was met
lachen krijste hij: 'Jij... jij...' Kennelijk wist hij zo gauw geen
woord om uit te drukken wat Sirius precies was.
'Hoe durf je!' zei
Sirius op een gemaakt verontwaardigde toon. 'Mij uitschelden voor een
jij jij!' Nu moest Andromeda haar best doen om niet ook te lachen,
maar toen hoorde ze voetstappen de trap afkomen. Misschien was het
haar tante wel.
'Kom, Sirius,' zei ze vlug. 'Misschien kunnen we
maar beter gaan.' Andromeda ging Sirius voor naar de haard en met een
beetje Brandstof in haar hand schreeuwde ze: 'De Wegisweg!'
Een
moment later stond ze in Klieder en Vlek. Andromeda had verwacht dat
Sirius meteen achter haar aan zou komen, maar het duurde zo lang dat
ze een beetje ongerust begon te worden. Was Regulus naar zijn moeder
gerent en kreeg Sirius momenteel een uitbrander omdat hij zijn broer
had gepest? Net toen Andromeda op het punt stond terug naar het
Grimboudplein werden de vlammen in de haard weer smaragdgroen en
verschenen zowel Sirius als Regulus in de haard.
'Hij moet ook mee
van mijn moeder,' legde Sirius uit met een blik op Regulus. Hij leek
niet zo blij.
'Zo erg is dat niet,' antwoordde Andromeda. 'Kom,
laten we eerst maar voor schoolboeken kijken nu we toch bij Klieder
en Vlek zijn.' En dus liepen ze met hun boekenlijsten richting de
toonbank en een tovenaar hielp hen met het zoeken van hun boeken.
'Hé, jij ook hier?' vroeg een vertrouwde stem achter haar
ineens. Andromeda draaide zich om. Achter haar stond Ted Tops.
'We
komen elkaar ook overal tegen.' Haar stem klonk half geirriteerd,
half verrast. Ze had al anderhalve maand niemand meer van Zweinstein
gesproken, als je het feit dat ze diezelfde ochtend een brief van
haar vriendin had gekregen niet meetelde.
'Ben je hier alleen?'
vroeg Ted. Andromeda schudde haar hoofd.
'Ik ben hier met mijn
neefjes. De oudste, Sirius, begint volgend jaar aan zijn eerste
jaar.'
'Ah, zo. Nou, ik ben hier wel alleen. Mijn ouders snappen
er toch niet zoveel van en dus lieten ze me maar alleen gaan.'
Andromeda knikte. Ze keek de jongen even aan. Het klopte wat er
gezegd werd. Hij was knap, zeker aangezien hij harstikke bruin was
geworden deze zomer.
'Ben je op vakantie geweest?' vroeg ze
daarom. Hij schudde zijn hoofd.
'Nee, 's zomers blijf ik thuis,'
vertelde hij. 'Maar in de Kerstvakantie gaan we vaak skieen. Dat
is...'
'Ik weet wat skieen is.' Haar stem had geirriteerd
geklonken. Ze kon er niet tegen als mensen haar dingen uitlegden die
simpel leken. Ze had er namelijk over gelezen in Leefgewoonten der
Britse Dreuzels in het hoofdstuk Recreatie en Vrije Tijd.
Ted leek een beetje geschrokken.
'Sorry,' mompelde hij. 'Ik dacht
alleen... Je lijkt me niet het type die dat soort dingen weet... Maar
ik had het mis.' Hij keek haar even aan alsof hij nu pas iets aan
haar gezien dat hem nog niet eerder was opgevallen.
'Komt er nog
wat van?' vroeg de tovenaar, die nogal gestresst leek vanachter de
toonbank. Andromeda liep naar hem toe en betaalde. Plotseling bedacht
ze zich iets. Ze dacht aan de avond dat ze Ted's uitnodiging om mee
te gaan naar het Zwerkbalveld had afgewezen.
'Ehm... Ted...' De
Huffelpuffer keek haar aan. 'Als je toch alleen bent... Je kunt wel
met ons mee.' En dat deden ze dus. Eerst gingen ze naar Olivander en
Madam Mallekin om een toverstok en gewaden voor Sirius te kopen en
vervolgens kochten ze ingredienten voor hun toverdranken. Toen ze
uiteindelijk alles hadden ploften ze neer aan een tafeltje in de
Lekke Ketel waar ze ieder genoten van een glas Boterbier. Toen ze het
op hadden zei Andromeda tegen haar neefjes: 'Gaan jullie maar vast
naar huis.'
'Ga je zelf niet naar huis?' vroeg Ted, even later.
Andromeda schudde haar hoofd.
'Straks.' Ze vond het niet erg om er
even uit te zijn en profiteerde daar het liefst zo lang mogelijk
van.
'Ik moet nu wel gaan, maar als je met me mee wilt lopen naar
het metrostation...' Hij keek haar hoopvol aan. 'Ik woon aan de rand
van de stad,' voegde hij er aan toe bij het zien van Andromeda's niet
begrijpende blik. Dàt had ze wel begrepen, maar ze had niet meteen
geweten wat Ted bedoelde met het woord 'Metrostation'. Nu herinnerde
ze zich weer over het hoofdstuk Dreuzeltransport uit haar
boek.
'Okee,' zei ze en ze stonden op, ieder met drie volle tassen
in hun hand.
'En?' vroeg Andromeda toen ze op de stoep voor de
Lekke Ketel stonden. 'Wat doe jij eigenlijk voor vakken volgend
jaar?'
'Kruidekunde, Toverdranken, Verzorging van Fabeldieren,
Gedaanteverwisselingen... Maar ik heb eigenlijk nog niet het flauwste
idee wat ik na Zweinstein wil gaan doen. En jij?' Ted en Andromeda
liepen nu door de straat en Andromeda keek verbaasd om zich heen. Zo
vaak kwam ze niet in de Dreuzelwereld.
'Kruidekunde, Toverdranken,
Verweer Tegen De Zwarte Kunsten, Gedaanteverwisselingen... Dat is het
geloof ik. Weet je, ik bedacht me laatst... Ik zou het echt leuk
vinden om later Heler te worden.'
'Dan moet je wel een goede
uitslagen gehad hebben voor je examen,' zei Ted en Andromeda
knikte.
'Ik had niet verwacht dat ik het zou halen allemaal, maar
dat had ik dus wel.' Ted knikte en na een tijdje waren ze uitgepraat
over hun S.L.I.J.M.B.A.. Andromeda zocht wanhopig naar een ander
onderwerp en uiteindelijk vroeg ze: 'Zeg, dat vroeg ik me eigenlijk
al tijden af. Wat zijn dat voor dingen?' Ze wees op een rond rood
geval met een gleuf erin.
'Een brievenbus.' Ted keek haar even aan
alsof hij wilde zeggen: 'Ben je echt zo stom of lijkt het maar zo?'
Hij had kennelijk door dat Andromeda lichtelijk gekwetst was, want
hij vervolgde op vriendelijkere toon: 'Als Dreuzels een brief willen
versturen stoppen ze het daarin. Een keer per dag leegt men de
brievenbussen en dan wordt de post bezorgd door
postbodes.'
'Gebruiken Dreuzels geen uilen dan?' Ted keek haar
geamuseerd aan. Andromeda keek om zich heen en haar oog viel op een
typisch Engelse telefooncel.
'Ik weet wat dat is,' vertelde ze.
'Dat is een tefeloon. Daarmee praten Dreuzels met elkaar.'
'Een
telefoon,' verbeterde Ted haar en hij sloeg zijn ogen ten hemel. 'Je
bent echt wereldvreemd.'
'Nietes!' zei Andromeda fel. 'Ik wil
wedden dat massa's tovenaars geen idee hebben van wat skieen of een
feteloon is.'
'Telefoon!' Ted moest nu lachen. Andromeda gaf hem
een duw. Ze waren aangekomen bij het metrostation. Een moment keek ze
hem aan.
'Weet je dat je best grappig bent?' Ted zei het op een
toon alsof hij vroeg hoe laat het was, maar er verscheen een roze
blos op zijn wangen. Andromeda voelde haar hard wat sneller
kloppen.
'Ik moet gaan,' zei Andromeda toen. 'We zien elkaar op 1
september.' Ted liep de trap af, het metrostation in. Andromeda, die
de weg niet wist in de stad, besloot terug te gaan naar De Lekke
Ketel en daar met het haardvuur terug te nemen naar ze de
donkere woonkamer instapte, hoorde ze haastige voetstappen in de hal.
Haar ouders en zussen stonden alle vier in de deuropening en keken
niet erg blij.
'Meekomen,' siste haar moeder en ze trok haar
dochter aan haar arm mee naar de keuken, een al even somber vertrek.
Terwijl haar moeder haar op een stoel duwde en haar vader aan de
andere kant van de tafel ging zitten met aan iedere zijde een
dochter, kreeg Andromeda steeds meer het gevoel dat ze iets
vreselijks gedaan moest hebben en nu daar in de keuken zat voor
verhoor.
Hoofdstuk 3: Afscheid
'Wat heb je
gedaan op de Wegisweg?' vroeg haar moeder met een ijzige
stem.
'Gewoon,' antwoordde Andromeda, ietwat verbaasd. 'Mijn
schoolspullen gekocht.'
'Regulus vertelde dat je iemand had
gesproken en dat hij de hele dag bij je is gebleven, een jongen,'
vervolgde haar moeder en Andromeda voelde haar hart sneller kloppen,
maar dit keer van angst.
'Nou en?' Ze probeerde te klinken alsof
ze zich van geen kwaad bewust was. 'Bellatrix gaat toch ook om met,
hoe heet hij ook al weer, Rodolphus van Detta?' Plotseling sprong
haar vader op en zijn ogen schoten vuur, alsof ze iets vreselijks had
gezegd.
'Juist, jongedame,' schreeuwde hij. 'En jij mag wel eens
een voorbeeld nemen aan je grote zus. Rodolphus komt uit een keurige
tovenaarsfamilie, al generaties lang zuiverbloed. Maar nee, mijn
bloedeigen dochter...' Hij maakte zijn zin niet af.
'Hoe weten
jullie dat Ted...?' Bij het horen van die naam keek haar moeder alsof
ze last had van ongedierte, waar ze snel vanaf moest komen.
'Jullie
hadden het over... Wat was het ook al weer? Skieen.' Ze keek haar man
verontschuldigend aan alsof ze de meest gore taal had uitgeslagen.
Andromeda keek naar haar voeten. Dat was waar, maar had Regulus dat
allemaal verteld? De familie hield elkaar goed op de hoogte
kennelijk. Niets ontging haar ouders.
'Jullie kennen hem niet
eens,' antwoordde Andromeda uiteindelijk en hoewel ze zichzelf best
dapper vond door dit te zeggen, klonk haar stem onzeker. 'Hoe kun je
iets verafschuwen dat je niet kent?'
'Ik weet meer dan genoeg om
te weten waar ik het over heb,' krijste haar moeder. 'Maar zo goed
ken jij hem toch ook weer niet, of wel? Laat ik je een goede raad
geven...' Ze boog zich voorover, met haar handen steunend op de
tafel, zover dat ze nog geen centimeter van Andromeda verwijdert was.
'Ik zou je niet graag onterven, maar ik raad je aan niet meer met die
jongen af te spreken.' Andromeda knikte aarzelend, hopend dat haar
moeder niet ging zeggen wat Andromeda dacht dat ze zou doen.
'Nou?
Wat heb je daar op te zeggen?' fluisterde haar moeder zo zacht dat
Andromeda moeite moest doen om haar te verstaan.
'Jullie gaan me
toch niet onterven, hè?' vroeg Andromeda, nu nog onzekerder.
'Er
zijn mensen onterft voor minder, hoor,' sneerde Bellatrix, maar haar
vader legde haar met een blik het zwijgen op.
'Nee,' antwoordde
haar moeder en ze wist een glimlach tevoorschijn te toveren die alles
behalve vriendelijk was. 'Maar ik wil wel dat je je voortaan gedraagt
en de familie niet meer te schande maakt. Helaas kan ik je op
Zweinstein niet in de gaten houden, dus...' Andromeda schrok. Wilden
ze haar van school halen? '...En dus gaat Narcissa op je letten.'
Narcissa keek alsof ze zojuist was gepromoveerd tot koningin van de
hele wereld en Andromeda's mond viel open.
'Maar moeder... Dat
kunt u toch niet menen? Dan heb ik helemaal geen privacy en...'
Bellatrix en haar moeder wierpen haar alleen een valse grijns toe,
terwijl ze naar buiten beenden en haar vader zei: 'Denk je niet dat
dat ook net de bedoeling was? En nu wil ik er niks meer over horen.
Je bent er nog goed vanaf gekomen, jongedame.' En hij en Narcissa
lieten haar alleen in de keuken.
Andromeda dacht
de rest van de vakantie veel na. Het moment dat ze bij het
metrostation hadden gestaan, dat Ted haar had gezegd dat hij haar
grappig vond en Andromeda haar hart sneller had voelen kloppen leek
tijden geleden. Eigenlijk was het best een leuke jongen, moest ze
toegeven. Was ze verliefd? Nee, haar moeder had gelijk. Andromeda
kende hem nauwelijks. Waarom zou ze alles op het spel zetten voor
iemand die ze maar een paar keer had gesproken? Ze moest hem maar
vergeten.
Op 1 september kwamen Andromeda, Narcissa en hun ouders
maar net op tijd aan op perron 9 3/4 en dus hadden ze niet veel tijd
op afscheid te nemen. Andromeda vond dat niet erg. Ze was sowieso
niet erg rouwig om het feit dat de vakantie was afgelopen, al was het
vooruitzicht constant bewaakt te worden door Narcissa ook niet echt
aantrekkelijk. Terwijl ze een plaatsje zochten in de trein werd
Narcissa al gauw geroepen door een van haar vrienden, een jongen met
al even blond haar, een spits gezicht en kille, grijze ogen.
Eigenlijk was Andromeda daar wel blij om, want Narcissa leek haar zus
meteen vergeten te zijn. Plotseling tikte er iemand op haar schouder.
Andromeda draaide zich met een ruk om en keek recht in de grote
blauwe ogen van Morgane.
'Hé, lang niet gezien!' De twee meisjes
omhelsden elkaar en Morgane nam Andromeda mee naar een lege coupé
die ze had gevonden.
'En nu wil ik alles over je vakantie weten!'
zei Andromeda gretig, alsof haar vriendin een spannend verhaal ging
vertellen.
'Nou, het was geweldig,' begon Morgane. 'En ik ben zo'n
leuke jongen tegen gekomen en... Hoe zit het eigenlijk met Ted?'
Andromeda lachte schamper.
'Mijn ouders,' zei ze alleen en haar
vriendin wist genoeg, al leek dat haar pogingen Andromeda er van te
overtuigen dat ze stapelverliefd op hem was er niet minder op te
maken. Integendeel, ze deed alsof het de wens van ieder meisje was om
een relatie te krijgen met iemand die totaal verschillend was, om
vervolgens door haar ouders onterft te worden.
'Hou nou toch eens
op,' zei Andromeda toen ze er na een half uur genoeg van begon te
krijgen. 'Denk je echt dat ik verliefd word op een jongen die ik
nauwelijks ken?'
'Nou, dat gebeurd,' ging Morgane er tegen in.
'Liefde op het eerste gezicht...'
'Ik val niet alleen op het
uiterlijk.' Andromeda nam nijdig een hap van een Chocokikker die ze
mee had genomen van thuis. 'Dan mag hij wel knap zijn, ik ben
niet...' Maar op dat moment kwam Ted langs lopen met een aantal
vrienden in zijn kielzog.
'Momentje.' Andromeda liet zich van de
bank glijden en maakte de deur van de coupé open. Morgane stootte
een lachje uit dat verdacht veel leek op: 'Zie je nou wel!' Maar
Andromeda had heel andere bedoelingen met dit gesprek.
'Ted,' riep
ze en de jongen draaide zich om, aangenaam verrast. 'Ik wil je even
spreken.' Een paar van de andere jongens grinnikten en Ted leek een
beetje verbaasd, maar ging haar wel voor naar een nog lege
coupé.
'Leuke vakantie gehad verder?' vroeg hij. Andromeda gaf
geen antwoord. Vlug stak ze haar hoofd om de deur om te kijken of de
gang Narcissavrij was en toen ging ze op een van de banken in de
coupé zitten.
'We... Ik denk dat we beter niet meer met elkaar
kunnen praten. 'Weet je, mijn ouders...'
'Oh, okee.' Ted wilde
weer weglopen, maar Andromeda stond op en pakte hem bij het
achterpand van zijn gewaad.
'Luister, ze zijn een beetje... Ze
houden niet zo van...' Maar ze staakte haar pogingen om het uit te
leggen. Hoe vertelde je in vredesnaam dat je niet meer met iemand
wilde praten, omdat hij niet van zuiverbloed was, zonder de persoon
in kwestie te beledigen? Gelukkig was dat niet nodig, want op dat
moment zei Ted: 'Ik weet hoe de familie Zwarts bekend staat, dank
je.' Zijn stem was rustig, maar om de een of andere reden had
Andromeda liever gehad dat hij kwaad zou worden, dat hij die woorden
geschreeuwd had.
'Het spijt me, Ted,' fluisterde ze. 'Maar ik kom
echt in de problemen als mijn zusje ons ziet praten. Het ligt niet
aan jou...'
'Ik snap het,' antwoordde Ted. Zijn stem klonk
neerslachtig, al deed hij zijn best dat niet te laten horen. 'Het is
alleen...' Maar hij vond geen woorden om uit te drukken hoe dat was
en dus zei hij alleen: 'Dag, Andromeda Zwarts.' Hij gaf haar een hand
alsof ze net een zakelijk gesprek hadden afgerond en hij stond op. De
voetstappen die wegstierven op de gang was het laatste wat Andromeda
van hem hoorde. Ze plofte weer neer op de bank en terwijl de trein
verder denderde richting het noorden voelde ze zich veel ellendiger
dan nadat haar ouders haar de les hadden gelezen...
Hoofdstuk 4: Een nieuwe vriendin
Een aantal jaren
gingen voorbij, zonder dat er veel bijzonders gebeurde. Narcissa
verzaakte haar taak als spion enigszins door altijd bij de blonde
jongen te willen zijn, maar scheen gek genoeg wel van alles wat haar
zus deed op de hoogte te zijn. Morgane verliet vroegtijdig de school
en Andromeda haalde genoeg P.U.I.S. voor de opleiding die ze
wilde gaan volgen.
Na de zomer die volgde op haar zevende jaar was
het zover. Andromeda was die ochtend al vrij vroeg in het St.
Holisto, waar de lessen werden gegeven, en kennelijk was ze niet de
enige. Een meisje met lang, krullend, zwart haar en opvallend blauwe
ogen kwam naast haar staan.
'Hoi,' zei ze. 'Hoe heet
jij?'
'Andromeda Zwarts,' antwoordde Andromeda. 'En jij?'
'Helena
Witlov.' Het meisje hees haar tas hoger op haar schouder. 'Met een V
op het eind en de W spreek je uit als een V.' Andromeda knikte, al
had ze nog steeds geen idee hoe je die moeilijke naam eigenlijk
schreef, en plotseling viel het haar op dat ze Helena nog nooit
eerder had gezien, terwijl ze de meeste mensen uit haar nieuwe klas
herkende van Zweinstein.
'Ik heb je nooit gezien op Zweinstein,'
merkte ze op. Helena lachte.
'Ik heb op Klammfels gezeten,'
antwoordde ze. 'Al was ik liever naar Zweinstein gegaan. Maar goed,
het is opzich al een voorrecht om magie te mogen leren, vind ik.'
Andromeda had er zelf nooit zo over gedacht en had magie altijd
beschouwt als iets doodgewoons, terwijl het voor Dreuzelkinderen vast
een ongelooflijke ervaring moest zijn als ze voor het eerst de
Wegisweg of Zweinstein zagen.
'Ik ben volbloed,' vertelde ze
uiteindelijk. 'Ik heb het nooit zo bekeken.'
'Ik wel.' Helena
leunde tegen de muur en bekeek schattend de andere studenten. 'En ik
ben ook volbloed, maar ik schijn een beetje raar te zijn. Ik had
vroeger ook vrienden die Dreuzels waren, maar daar staken mijn ouders
een stokje voor en...' Plotseling hield ze op met praten, alsof ze
teveel had gezegd. Andromeda had echter ineens veel meer
belangstelling voor Helena. Zaten ze in hetzelfde schuitje?
'Weet
je, je spreekt heel goed Engels, voor een buitenlandse,' zei
Andromeda.
'Mijn moeder is Engels en mijn vader Bulgaars,'
vertelde Helena. 'Gek genoeg was het mijn vader die liever wilde dat
ik naar Zweinstein ging. Maar mijn moeder wilde me met alle geweld op
Klammfels, dus zodoende... Maar goed, ik wil nu dus Heler worden en
ik denk dat ik daarvoor beter hier kan studeren. Weet je dat mijn
moeder de jouwe kent?' zei Helena plotseling. Andromeda keek op,
verrast door dit nieuwtje.
'Ja, ze zijn best goede vriendinnen
zelfs,' vervolgde Helena en ze trok plotseling een nogal onzeker
gezicht. Ondanks dat praatte ze gewoon door. 'Je moeder vond het
onverantwoordelijk om je niet meer in de gaten te houden nu je van
Zweinstein af bent. Je schijnt je nogal te misdragen. Althans, dat
zei je moeder. En toen hoorde ze dat ik ook voor Heler ging studeren,
dus vroeg ze aan mij een oogje in het zeil te houden.' Andromeda
voelde een vlaag van woede opkomen en ze vroeg zich af of ze ooit een
moment voor zichzelf zou hebben. Desondanks besefte ze dat Helena het
ook niet kon helpen en dus glimlachte Andromeda geforceerd.
'Nou
ja, ik kan me ergere bewaking voorstellen dan jij.' En dat was waar.
Helena was de kwaadste niet en als ze het slim speelde zou ze juist
veel meer vrijheid krijgen.
'Je zus bijvoorbeeld?' lachte Helena.
'Ken je haar dan?' Helena knikte hevig.
'Van de zomer is je
moeder bij ons op bezoek geweest en toen was zij ook mee geloof ik.
We wonen nu ook in Londen, zie je. We hebben wel een paar jaar in
Bulgarije gewoont, maar afijn, doet er niet toe... Het punt is, ze
was dus bij ons op bezoek om te vragen of ik op je wilde letten en ze
had haar jongste dochter ook mee genomen. Blond, trekt de hele tijd
een gezicht alsof er voor haar neus iemand heeft staan kotsen, toch?'
Andromeda moest lachen om die omschrijving en ze moest toegeven dat
het wel klopte.
'Zeg, vind je eigenlijk dat ik veel praat?' vroeg
Helena terloops, terwijl ze in haar tas zat te rommelen. 'Sommige
mensen vinden van wel.'
'Goh, hoe komen ze daar toch op?'
Andromeda's stem klonk zogenaamd sarcastisch, maar eigenlijk vond ze
het wel leuk. Ze was veel beter in luisteren naar anderen dan in zelf
veel kletsen. Helena deed haar tas weer dicht en vervolgde:
'Misschien moeten we zo langzamerhand maar naar onze les.'
Als
Andromeda had gedacht dat de studie die ze had gekozen makkelijk was,
zat ze er naast. Het was vreselijk moeilijk om alle giffen,
tegengiffen en genezende spreuken die ze behandelden te onthouden,
toe te passen en uit elkaar te houden. Na een paar maanden was ze
nauwelijks in staat om een lichte Zwerkbalblessure te verzorgen, laat
staan om drakenpest, wat ze momenteel behandelden, te genezen.
Gelukkig had ze een vriendin die er kennelijk totaal geen moeite mee
had en die haar graag hielp.
'Het is echt niet moeilijk,'
verzekerde Helena haar toen ze op een dinsdagmiddag in de cafetaria
van het St Holisto zaten voor de lunch. Helena las Andromeda's
aantekeningen door en at tegelijkertijd haar soep, wat een
gevaarlijke combinatie was. 'Nee, dit klopt niet. De toverdrank die
je hier noemt verergt de symptomen van drakenpest juist, maar is
juist erg effectief tegen verdwijnkoorts.'
'Alsjeblieft, hou op.
Laat me liever een beetje tot rust komen.' Andromeda's hoofd
duizelde. Helena hield nu haar mond en ze vingen flarden op van een
gesprek tussen twee Helers die ernstig zaten te praten aan een
naburig tafeltje.
'Ja, hij was er echt niet best aan toe... Nog
niet overigens, maar het wordt wat beter...' Andromeda vroeg zich
triest af of ze hier ooit zelf zo zou zitten praten als de twee
Helers of dat ze omwille van de veiligheid van de patienten van het
ziekenhuis beter een ander baantje kon gaan zoeken. De Helers
praatten nog steeds.
'Vergiftiging, ja... Echt een wonder dat hij
het overleeft heeft. Het moet een sterke jongen geweest zijn, die Ted
Tops, anders had hij het nooit overleeft.' Andromeda verslikte zich
in haar soep en Helena keek haar vragend aan.
Hoofdstuk 5: De verloving
'Wat is er?'
vroeg Helena verbaasd. Andromeda schudde haar hoofd.
'Ik ken de
jongen over wie die twee Helers het hebben.'
'Nou, vraag dan op
welke zaal hij ligt, dan kunnen we hem opzoeken.' Andromeda schudde
nogmaals haar hoofd, nu driftiger.
'Zo goed ken ik hem nou ook
weer niet.' Andromeda wist niet zeker of ze Ted wel onder ogen durfde
te komen. De twee Helers waren klaar met hun lunch, maar bleven nog
even zitten. Helena nam nog een hap van haar soep.
'Maar als hij
vergiftigd is... Dat zal geen ongeluk geweest zijn, toch? Hij moet
een vijand gehad hebben, ofzo.' Andromeda haalde haar schouders
op.
'Misschien was hij zo onhandig een toverdrank aan te zien voor
pompoensap, ofzo,' opperde ze, maar eerlijk gezegd dacht ze dat
Helena gelijk had. 'Hoe het ook zij, hij heeft vast geen behoefte aan
mij.'
'Iedere jongen met ogen in zijn hoofd zou dat wel hebben,'
antwoordde Helena, en ze besproeide Andromeda met sliertjes
vermecelli. Die sloeg haar ogen ten hemel.
'Begin jij nu ook al?
Je lijkt Morgane wel. Iemand die bij me in de klas zat op
Zweinstein,' voegde ze er aan toe toen Helena haar niet begrijpend
aan keek. 'Luister, ik ken 'm niet zo goed en bovendien heb ik ooit
tegen hem gezegd dat ik niet meer met hem wilde praten. Lang
verhaal... Het is een Modderbloedje en mijn ouders gingen door het
lint alleen omdat ik met hem had staan praten op de Wegisweg.' Helena
had haar bestek neergelegd en keek Andromeda nu schattend aan.
'Tja,
misschien is het inderdaad niet zo'n goed idee,' zei ze. 'Maar er
hoeft niemand achter te komen.'
'Ik dacht dat je hier was om me in
de gaten te houden,' zei Andromeda, in de hoop Helena op andere
gedachten te brengen. Ze wist niet wat ze tegen Ted zou moeten
zeggen. 'Niet om me te zeggen dat ik op bezoek moet gaan bij
Modderbloedjes.' Helena lachte.
'Volgens mij ben ik vooral je
vriendin. Kom op, vraag aan een van die Helers hoe het met hem is.'
Andromeda zuchtte, draaide zich om en tikte een van de Helers, een
vrouw met dik rood haar, op haar schouder.
'Excuseert u mij,'
begon Andromeda timide. 'Ik hoorde u praten. Kunt u me vertellen hoe
het met Ted Tops gaat?' De vrouw glimlachte hartelijk.
'Natuurlijk,
liefje. Toen hij hier kwam was hij er ernstig aan toe. We weten dat
hij waarschijnlijk vergiftigd is, al zijn we er nog niet achter om
welk gif het precies gaat. Afijn, we hebben hem meteen een bezoar
toegedient en gelukkig hielp dat. Hij is inmiddels buiten
levensgevaar, maar nog wel erg zwak. Wil je hem misschien even zien?'
'Nou,' aarzelde Andromeda, blij dat hij het in ieder geval
overleeft had. 'Ik weet niet of... Nou ja, waarom ook niet?' Het kwam
vooral door de blik van Helena dat ze toestemde. De Heler stond op en
Andromeda volgde haar naar de afdeling Vergiftiging Door Plant of
Toverdrank op de derde verdieping. Uiteindelijk waren ze aangekomen
bij een deur.
'Je mag maar heel even blijven, hoor,' zei de Heler
op een fluistertoon, alsof er iemand op sterven lag. 'Hij heeft rust
nodig.' Andromeda en Helena gingen naar binnen. Ted lag alleen op een
kamer, waarschijnlijk omdat dat rustiger was. Hij was niet veel
veranderd, al moest Andromeda toegeven dat ze hem veel minder knap
herinnerde, ondanks het feit dat hij nu bleek was en zijn gezicht
glom van het zweet. Hij had waarschijnlijk niet door dat er iemand op
bezoek was, want hij sliep. Langzaam liep Andromeda naar hem toe.
Gelukkig hoefde ze nu niet uit te leggen waarom ze er was. Plotseling
murmelde Ted slaapdronken iets dat leek op: 'Mama, ben jij dat?'
'Eh... Het komt toch wel weer goed, hè?' vroeg Andromeda onzeker
aan de Heler, die in de deuropening was blijven staan.
'Oh ja,'
verzekerde ze. 'Hij is juist aan de beterende hand, maar hij is goed
ziek geweest. Kom, laten we nu maar gaan.' Andromeda en Helena
verlieten de kamer en de Heler vervolgde: 'Als jullie over een paar
dagen terug komen heeft hij er misschien meer aan.'
Die middag
waren ze al vroeg uit en Andromeda benutte die vrije tijd door een
wandeling te maken in de stad, diep in gedachten verzonken. Ze
betwijfelde of ze nog een keer naar Ted toe zou gaan. Ze kon toch
moeilijk zo binnenwandelen en doen alsof ze nooit gezegd had dat ze
elkaar beter niet meer konden spreken? Als ze al ging moest ze op
zijn minst haar excuses aanbieden en toch had ze er nooit echt spijt
van gehad. Haar ouders begonnen eindelijk iets meer vertrouwen in
haar te krijgen, ze studeerde voor Heler en hoewel ze moeite had met
de lesstof, ging alles eigenlijk vrij goed. Nee, waarom zou ze alles
door de war schoppen voor iemand die ze niet eens kende? En toch...
Toch spookte de gedachte aan Ted steeds door Andromeda's hoofd. Ze
had met hem te doen en onwillekeurig dacht ze er ook aan hoe knap hij
was geworden.
Ze slenterde langs de rivier de Thames en keek
geamuseerd naar een straatartiest die een standbeeld imiteerde. Toen
hoorde ze opeens de klok van de Big Ben slaan. Het was al vijf uur,
besefte Andromeda plotseling en toen niemand keek Verdwijnselde ze,
al had ze daar een hekel aan, met een ploppend geluid. Het volgende
moment stond ze in een, tot haar verbazing, volle keuken. Het hele
gezin was er, inclusief Rodolphus van Detta.
'Sorry, dat ik laat
ben...' mompelde Andromeda en ze ging aan tafel zitten. Ze had wel
een uitbrander verwacht, maar die kwam niet, want haar ouders en
Narcissa stonden om Bellatrix en Rodolphus heen, die iets lieten
zien. Kennelijk hadden ze niet eens door gehad dat Andromeda laat was
of dat ze nu terug was. Opgelucht wilde Andromeda weglopen, maar toen
werd ze plotseling opgemerkt door Bellatrix.
''We hebben ons
verlooft!' vertelde ze, door het dolle heen. 'Ze stak haar hand uit.
Aan haar vinger prijkte een gouden ring met een donkergroene smaragd.
'Over twee weken is ons verlovingsfeest, op
Valentijnsdag.'
'Romantisch,' antwoordde Andromeda.
'Het zou
leuk zijn als je ook iemand mee nam, Andromeda,' kwam haar moeder
tussenbeiden. 'Heb je geen vriendje, ofzo?'
'Nee, de keuze is zo
beperkt als je alleen met ons soort om mag gaan.' Het sarcasme was
haar moeder niet ontgaan.
'Andromeda, je zet me voor schut.' Een
blik was genoeg om haar dochter tot de orde te roepen.
'Het wordt
oorlog,' zei Rodolphus ineens op een toon alsof hij meldde wat er die
dag op het menu stond. 'Kies liever onze kant. Na Modderbloedjes en
Snullen gaan bloedverraders er als eerste aan.' Andromeda keek
verward.
'Rodolphus, zeg niet van die rare dingen. Andromeda is
geen bloedverrader,' antwoordde Bellatrix. Het was duidelijk dat ze
zich schaamde voor haar zus. 'Luister, heb je al van Voldemort, de
Heer van het Duister gehoord?' Andromeda schudde haar hoofd.
'Sorry,
ik heb het genoegen niet gehad.'
'Dat komt dan nog wel,'
antwoordde Bellatrix. 'Het wordt allemaal anders. Zuiver bloed is zo
onbelangrijk vandaag de dag, maar dat verandert wel.' Ze stroopte
haar mouw op en liet een tattoeage zien in de vorm van een schedel
met een slang in zijn mond. 'We hebben ons bij hem aangesloten.'
Andromeda begreep er nog steeds niet zo veel van. Wie was Voldemort?
Zou haar zus een moordenaar worden? En Ted, wat zou er van hem
terecht komen? En zou het Ministerie ingrijpen? Deze vragen en
anderen maalden door haar hoofd, maar kennelijk was ze de enige die
ongerust was. Haar ouders wisten niet waar ze trotser op moesten
zijn: op het feit dat Bellatrix zich verlooft had met Rodolphus,
iemand uit een zeer respectabele en oeroude tovenaarsfamilie of op
het feit dat ze een Dooddoener was geworden. Daarom had haar moeder
de huiself opdracht gegeven extra uitgebreid te koken en hing er een
feestelijke sfeer.
'Lucius zei dat hij zich ook bij de Heer van
het Duister aan wilde sluiten,' vertelde Narcissa, toen ze even later
aan het eten zaten, op een toon alsof ze wilde laten weten dat zij
niet onder deed voor Bellatrix. Andromeda keek even naar het Duistere
Teken op Rodolphus arm. Hij had de mouwen van zijn gewaad
opgestroopt. Had hij het expres gedaan zodat iedereen het kon zien of
was het toeval? Ze mengde zich niet in het gesprek, maar at
stilletjes haar eten op. Was het allemaal wel zo goed waar Bellatrix
mee bezig was? Ze wist het niet.
'Je bent stil, Andromeda,'
merkte haar moeder plotseling op. Andromeda had gehoopt dat ze het te
druk had gehad met trots zijn op haar oudste dochter om zich met haar
bezig te houden, maar dat was niet het geval.
'Eh... Ja, ik heb
veel aan mijn hoofd gehad,' mompelde ze vaag en ze besefte dat het
niet eens gelogen was.
Hoofdstuk 6: De onbreekbare eed
Het feit dat
Bellatrix een Dooddoener was geworden was weliswaar een schok
geweest, maar toen Andromeda een paar dagen later weer in het St.
Holisto kwam werd ze weer geconfronteerd met haar dilemma toen Helena
vertelde dat ze had gehoord dat Ted er vandaag beter aan toe was en
voorstelde bij hem langs te gaan. Ze drong zo aan dat Andromeda
uiteindelijk maar toegaf. Waarom was het voor Helena zo belangrijk?
Andromeda klopte op de deur en hoopte dat Ted sliep en dat
niemand van haar familie erachter zou komen. Toen ze de deur open
deed keek Ted aan, trok even een gezicht, alsof hij moest nadenken
wie ze ook al weer was en zei toen: 'Ehm... Hoi. Da's lang geleden.'
Andromeda knikte alleen.
'Ja, ik had gehoord dat je in het
ziekenhuis lag, dus dacht ik, ik kom even langs.' Ze glimlachte
verlegen en negeerde de veelbetekenende blik van Helena. 'Ik hoorde
het van een Heler. Ik... Ik studeer hier namelijk.'
'Ja, je
schijnt gisteren al geweest te zijn, maar toen was ik nogal van de
wereld,' antwoordde Ted en hij lachte. Andromeda zag dat hij er wat
beter uitzag, maar dat hij nog steeds erg bleek was. 'Maar het gaat
nu veel beter. Vorige week was ik echt zo ziek als een hond.
Kotsmisselijk en veertig graden koorts...'
'Vervelend,' zei
Andromeda en ze besefte dat Helena weg was gegaan. Ze had gewilt dat
haar vriendin dat niet gedaan had.
'Dus je studeert voor Heler?'
vroeg Ted belangstellend. Hij leek helemaal niet boos, zoals
Andromeda verwacht had. 'Als jij Heler was zou ik nog wel wat langer
ziek willen zijn.' Hij bloosde nog steeds zo schattig als vroeger.
Kennelijk had hij door wat hij had gezegd, want hij vervolgde op een
heel andere toon: 'Maar goed, ik mag overmorgen weg als het zo door
gaat.'
'Wat heb jij eigenlijk gedaan sinds we van school af
zijn?'
'Nou,' zei Ted en hij dacht na. 'Na Zweinstein probeerde ik
eerst aan de bak te komen als Zwerkballer, maar dat lukte niet zo
best, dus ging ik op het Ministerie werken, op het Departement van
Internationale Magische Samenwerking, maar ik vond een kantoorbaan
maar niks, dus ben ik opgestapt. Toen heb ik een blauwe maandag bij
Goudgrijp gewerkt, maar volgens mij waren die Kobolden me liever
kwijt dan rijk, dus ben ik ontslagen. En nu werk ik bij Zwik en
Zwachtel's Zwerkbalpaleis.'
'Goh, da's al best veel,' antwoordde
Andromeda. 'Gezien we pas een half jaar van Zweinstein af zijn.' Ted
knikte.
'Weet ik, maar iedere dag hetzelfde doen bevalt me niet
zo. En je kunt niet zeggen dat ik zo geen ervaring op doe, toch?'
Andromeda lachte.
'Nou, ik leer dus voor Heler, maar het is echt
vreselijk moeilijk,' vertelde ze. 'Ik begin te twijfelen of het wel
een goed idee was. Ik had ook maar met mijn hakken over de sloot
genoeg P.U.I.S..'
'Ik had er acht,' zei Ted.
'Acht? Dat is
hartstikke veel, zeker voor een Mo...' Andromeda stopte abrupt. 'Ik
bedoel, ik had verwacht dat je er minder zou hebben, gezien de
baantjes die je al gehad hebt.'
'Ik dacht even dat je iets anders
wilde ze zeggen.' Zijn stem was kalm, maar zijn gezicht betrok
even.
'Niet,' zei Andromeda snel. Even viel er een pijnlijke
stilte en toen vervolgde ze: 'Ik denk dat ik maar eens moet gaan.
Mijn vriendin Helena zal ondertussen wel op me wachten voor het eten.
Aangezien we laat uit waren hadden we besloten hier maar te
eten.'
'Zullen we samen naar de cafetaria gaan?' Teds gezicht
stond weer even vriendelijk als anders. Andromeda knikte, voor ze er
erg in had, voor ze beseft had dat ze zichzelf had voorgenomen niet
meer met hem om te gaan.
'Lukt dat wel?' vroeg ze bezorgd. Ted
knikte.
'Het gaat stukken beter met me,' zei hij. 'En ik word er
gek van om de hele tijd hier te liggen. Het is echt doodsaai.' Hij
stond op en liet zijn voeten in zijn pantoffels glijden.
'Wilt u
mij vergezellen naar het diner, mejuffrouw Zwarts?' lachte hij en met
twinkelende ogen stak hij zijn arm uit.
'Idioot,' grinnikte
Andromeda, maar desondanks stak ze haar arm door de zijne. Terwijl ze
door de gang en op de trap liepen, besefte Andromeda dat ze het best
fijn vond om met hem arm in arm te lopen. Maar tegelijkertijd
realiseerde ze hoe fout het was waar ze mee bezig was. Ze waren bijna
bij de cafetaria, toen Andromeda twee vertrouwde stemmen achter zich
hoorde.
'Doet het nog veel pijn?' vroeg een vrouw.
'Ja,'
antwoordde een man nijdig. Andromeda keek voorzichtig achterom. Het
waren Bellatrix en Rodolphus, die zijn hand dik in het verband had,
maar waarschijnlijk hadden ze hen niet gezien. Toch nam Andromeda het
zekere voor het onzekere en fluisterde tegen Ted: 'Vlug, ga weg, voor
ze ons samen zien.' De jongen keek even verbaasd, maar scheen het
toen begrepen te hebben, liet haar los en slenterde onopvallend de
cafetaria in. Andromeda liep de andere kant uit, maar voelde
plotseling een hand op haar schouder. Haar hart leek een slag over te
slaan en ze draaide zich om. Het was Bellatrix.
'Dat zag ik,' zei
ze boosaardig. Andromeda deed een poging zich los te rukken uit haar
zus' houdgreep, maar dat lukte niet.
'Er viel niet eens iets te
zien!' siste ze, in de hoop dat Bellatrix dat geloofde. 'Zeg, wat is
er eigenlijk met Rodolphus aan de hand?' Ze wierp een blik op zijn
hand, in de hoop dat haar poging om een ander onderwerp aan te
snijden werkte. Helaas was dat niet het geval.
'Je hing weer rond
met die jongen,' zei Bellatrix met een doordringende stem. 'Ik ben
benieuwd wat vader en moeder daarvan zullen zeggen.' Andromeda voelde
dat haar hart sneller was gaan kloppen.
'Alsjeblieft, Bella,
verraad me niet. Ik kwam hem toevallig tegen. Dat was alles.'
Andromeda besefte dat dat niet helemaal waar was en Bellatrix
waarschijnlijk ook, want ze antwoordde fluisterend, met een air alsof
ze zojuist een curieuze ontdekking had gedaan: 'Jullie hielden
elkaars hand vast.'
'Serieus, het is niet wat je
denkt.'
'Misschien komt dit juist heel goed uit, Bella,' mengde
Rodolphus zich in het gesprek. Zowel Bellatrix als Andromeda keken
hem verbaasd aan. Bedoelde hij wat ze dacht dat hij bedoelde? Nam hij
het voor haar op?
'Nee, luister nou,' vervolgde hij bij het zien
van die nietbegrijpende blikken en hij wendde zich tot Andromeda.
Even keek hij om zich heen en toen hij merkte dat de gang verlaten
was fluisterde hij: 'We hebben nog een appeltje met Ted Tops te
schillen en...'
'Maar dat is het,' zei Bellatrix plotseling en er
verscheen een boosaardige grijns op haar gezicht. 'We denken dat Ted
gaat onderduiken. Als jij hem zover krijgt dat hij je vertelt waar,
dan...' Ze stopte en Andromeda keek haar ontzet aan.
'Geen denken
aan!' Bellatrix pakte haar ruw bij haar schouders en ze schrok zich
een ongeluk door die onverwachte reactie.
'Luister, ik kan zo naar
moeder stappen als ik wil. Aan jou de keuze. Of je werkt braaf mee of
je werkt jezelf vreselijk in de nesten...' Er viel een stilte. Waarom
vermoordden ze hem dan niet nu hij nog vrij rondliep? Dat was
waarschijnlijk veel makkelijker. Alsof Bellatrix gedachten kon lezen
zei ze: 'We hebben hem al geprobeerd te vermoorden, maar hij is
constant wel ergens waar veel mensen zijn. Maar misschien dat jij wel
iets los krijgt uit hem.'
'Ik werk echt niet mee aan jullie
clandestiene plannetjes!' Andromeda had haar stem verheven en
Bellatrix en Rodolphus gebaarden dat ze niet zo luidruchtig moest
praten.
'Nou, dan kan ik wel eens gaan vertellen wat ik heb
gezien,' zei Bellatrix nonchalant. 'Ik betwijfel of moeder het leuk
zal vinden.' Er viel een nieuwe stilte, waarin Andromeda nadacht. En
als ze nou eens toestemde en vervolgens tegen Bellatrix loog en zei
dat Ted helemaal niet wilde onderduiken of dat ze foute informatie
zou geven? Zou haar zus haar op haar woord geloven? Ze waagde het
erop.
'Okee, ik doe het.'
'Wacht even,' zei Bellatrix
achterdochtig. 'Hoe weet ik dat jij niet tegen me liegt of je
vriendje waarschuwt of van de situatie gebruikt als excuus om met die
jongen om te gaan?' Andromeda snoof.
'Nou, daar moet je dan maar
op vertrouwen. Je mag allang blij zijn dat ik meewerk.' Maar
Bellatrix greep haar strak beet bij haar pols en duwde haar in een
bezemkast. Vervolgens wurmden zij en Rodolphus zich ook in de kleine
ruimte. Andromeda stond tegen de muur gedrukt en kon zich nauwelijks
bewegen.
'Zo,' zei Bellatrix op zakelijke toon. 'Steek je hand
uit. Ik wil graag het een en ander met je afspreken.'
'Ik denk er
niet aan,' snauwde Andromeda. 'Vertrouw je me soms niet?'
'Nee,'
fluisterde Bellatrix. 'Maar als je toch al van plan was je aan onze
voorwaarden te houden, zoals je nu beweert, wat is dan het punt?' Ze
wachtte niet tot Andromeda toestemde, maar pakte haar ruw bij haar
hand. Rodolphus pakte met zijn nietgewonde hand nogal onhandig zijn
toverstok uit zijn gewaad.
'Beloof jij, Andromeda Zwarts,' begon
Bellatrix, terwijl Andromeda verwoedde pogingen deed zich los te
rukken. 'Ons alle informatie te verschaffen waarover je beschikt,
geen enkele poging te doen Ted Tops te helpen of je rol in dit plan
te misbruiken om van hem te gaan houden?'
'Alsof dat expres gaat,'
snauwde Andromeda. Haar arm begon nu pijn te doen.
'Beloof je
dat?' vroeg Bellatrix op doordringende toon, de opmerking van haar
zus negerend. Voor ze het wist kreunde Andromeda: 'J...' Haar
antwoord werd onderbroken door een geirriteerde stem die dichter en
dichterbij kwam.
'Het zal ook niet waar zijn, hè... En wie kan
het allemaal weer opruimen? Juist, ik!' Er volgde gemorrel aan de
deurklink. 'Eens zien of ik die zwabber kan vinden.' Plotseling vloog
de deur open. Een getergd uitziende man keek hen met grote ogen aan.
Bellatrix liet bliksemsnel Andromeda's hand los.
'Ehm... Leuke
bezemkast heeft u,' mompelde ze en vlug stond ze op. Rodolphus en
Andromeda volgden haar voorbeeld.
'Kom, laten we maar eens gaan,'
zei Rodolphus tegen Bellatrix toen ze bijna de gang uit waren. Die
knikte en wendde zich met een verachtelijke blik tot Andromeda.
'Denk
aan wat we hebben afgesproken, zus.'
Hoofdstuk 7: Mysterieuze plannen
Andromeda voelde
zich besmet. Ze keek naar de hand die Bellatrix ruw beet had gepakt
en die daardoor nog een beetje rood was. Hoe kon ze hier nou onderuit
komen? Of ze zou Ted in gevaar brengen of ze zou zelf sterven... Wat
was dat nu voor een keuze? Zonder werkelijk te beseffen waar ze heen
ging liep Andromeda terug naar de cafetaria. Ze zocht over de hoofden
van de menigte naar Helena of Ted, al wilde ze die net zo lief niet
spreken als wel. Uiteindelijk vond haar blik hen. Ze zaten aan een
tafeltje in een donker hoekje, de koppen bij elkaar gestoken. Dat
verbaasde Andromeda, aangezien haar vriendin en Ted elkaar nauwelijks
kenden en nu leken te praten alsof ze grote geheimen deelden. Ze
baande zich een weg door de mensenmassa en toen ze dichterbij kwam
hoorde ze Helena zeggen: 'Nee, Clara is vorige week vermoord...' Een
stilte volgde. 'Door Jeweetwel zelf, ja. Ze moet belangrijk zijn
geweest.'
'Iemand anders dan?' fluisterde Ted bijna geluidloos.
'Ja, hoor eens...' Helena's stem klonk geirriteerd. Andromeda
ging onopvallend tegen de muur staan, niet ver van het bewuste
tafeltje, met in haar achterhoofd de gedachte dat het nogal
onbehoorlijk was om ze af te luisteren. Aan de andere kant, Helena
had vast geen geheimen voor haar.
'Denk je dat ik de hele Orde
ken?' ging Helena verder, met iets verheven stem.
'Sst!' siste
Ted. 'Moet het hele ziekenhuis het soms horen?'
'Het punt is dat
de Orde erg voorzichtig is. Dat zul je toch moeten begrijpen. En
gezien mijn achtergrond vertrouwen ze me niet. Ik zit een beetje in
dezelfde situatie als Andromeda, weet je.' Bij het horen van haar
eigen naam voelde Andromeda haar hartslag sneller kloppen. Hier moest
ze niet in betrokken raken, wist ze, ook al had ze niet het flauwste
idee wat de Orde eigenlijk was.
'Over haar gesproken,' mompelde
Ted en zelfs in het halfdonker was het duidelijk dat er een roze blos
op zijn wangen verscheen. 'Wat denk je? Zal ik haar moeten vertellen
dat ik ga onderduiken? Ik twijfel... Ik vind haar echt heel aardig en
ik wil haar vaker zien...' Hij stopte even en Andromeda voelde
onbewust haar hart sneller kloppen. 'Maar aan de andere kant... Bij
haar thuis... Die zus van haar... Nou ja, je snapt het wel.'
'Nee,
nee, je moet het niet vertellen,' fluisterde Andromeda onhoorbaar.
'Je loopt rechtstreeks in de val! Zeg dat tegen hem, Helena!
Alsjeblieft!'
'Tja, daar zit wel wat in,' antwoordde Helena.
'Maar... Je vind haar leuk, hè?' Ted knikte. Andromeda's hart maakte
nu overuren.
'Wat denk je dat ze van mij vind?'
'Ik weet het
niet zo goed.' Helena haalde haar schouders op. 'Ik kan er niet zo
goed hoogte van krijgen. Maar goed, ze is te vertrouwen. Ze zou nooit
zoiets doen...' Andromeda wiegde schuldig heen en weer, maar verzette
geen stap.
'Okee. Maar om even terug te komen op serieuzere
zaken... Je kent echt helemaal niemand?'
'Nee, het spijt me,'
fluisterde Helena. 'Maar...' Er viel een stilte. 'Ik wil het wel
doen.'
'Je bent een schat!' Ted's stem klonk opgelucht. 'Ik weet
niet hoe ik je zou moeten bedanken!'
'Vertel me eerst maar eens
waar je Andromeda hebt gelaten,' lachte Helena.
'Geen idee. Ze
ging er ineens vandoor toen ze haar zus zag. Ik ga haar wel zoeken.'
Andromeda's voeten kwamen aarzelend in beweging en ze liep naar het
tafeltje toe.
'Dat zal niet nodig zijn,' zei ze. 'Hier ben ik al.
Waar hadden jullie het eigenlijk over?'
'Ik had je helemaal niet
gezien!' zei Helena, een beetje geschrokken dat het gesprek zo
makkelijk te volgen was geweest. 'Eh... Ik kan je dat echt niet
vertellen.' Andromeda keek haar vriendin schattend aan. Het was nog
maar een paar weken duidelijk dat er dingen gaande waren, dat ene
Voldemort de magische wereld terroriseerde en nu hadden goede
vrienden al geen vertrouwen meer in elkaar. Aan de andere kant, hoe
minder ze er van wist, hoe beter... Helena stond op, trok haar jas
aan en zei: 'Ik moet nu echt gaan. Ik heb eh... belangrijke
afspraken.' Andromeda keek haar na, met opgetrokken wenkbrauwen.
'Die
is in een rare bui...'
'Ach ja,' mompelde Ted. Hij leek zich ook
niet zo op zijn gemak te voelen. 'Heb je het hele gesprek gehoord?'
Andromeda schudde haar hoofd. Zou Ted het op de een of andere manier
weten of was hij alleen bang dat zij wist dat hij haar 'echt heel
aardig vond en haar vaker wilde zien'?
'Houden jullie dingen
achter voor me?' vroeg Andromeda daarom, lichtelijk gekwetst, ookal
wist ze dat ze beter maar niks kon weten erover. En toch maalden
velen vragen rond in haar gedachten, zoals zo vaak de laatste tijd.
Wie was Clara? En wat was de Orde?
'Nee, natuurlijk niet,' zei Ted
vermoeid. 'Luister, aangezien het kennelijk erg makkelijk voor je was
mee te luisteren, denk ik niet dat dit een geschikte plek is om het
erover te hebben, maar ik neem je mee naar mijn huis en dan vertel ik
het je allemaal wel. De plannen zijn gewijzigd trouwens. Ik ga
vandaag al naar huis. Dat leek iedereen veiliger.' Andromeda schrok.
Als Ted haar meenam naar zijn huis, haar zijn plannen ging
vertellen... Dan had ze informatie voor Bellatrix waar ze eigenlijk
helemaal niet over wilde beschikken. Toch kon ze moeilijk weigeren.
Het leek allemaal erg belangrijk.
Ted ging terug
naar zijn kamer om zijn persoonlijke spullen in te pakken en zich om
te kleden, terwijl Andromeda op hem wachtte bij de cafetaria, diep in
gedachten verzonken. Ze had zich in een paar uur tijd van een
lastige, in een onmogelijke situatie weten te werken. Niet alleen had
ze Bellatrix belooft Ted's schuilplaats te vinden en te verraden, die
schuilplaats leek zich ook nog eens op een presenteerblaadje aan te
bieden.
'Zo, daar ben ik!' zei Ted op een vrolijke toon die
Andromeda niet erg kon waarderen op dat moment. 'Kom, we
Verschijnselen er heen. Dat bespaart ons een gevaarlijke tocht door
de stad. Je weet nooit of we Dooddoeners tegen komen. Je weet niet
waar het is, hè?' Andromeda schudde haar hoofd.
'Ik hou je arm
wel vast en Bijverschijnsel wel met je mee.' Een onaangenaam moment
later, Andromeda hield namelijk niet van deze vorm van reizen,
bevonden ze zich in een smal, doodlopend steegje. Met zijn gebrek aan
zonlicht en zijn benauwende sfeer kon je het er moeilijk gezellig
noemen.
'Stel je er maar niet te veel van voor, hoor,' zei Ted
verontschuldigend, terwijl hij op een vuilnisbak klom, een klein
raampje, dat op een kiertje stond, helemaal openschoof en een sleutel
van de vensterbank pakte. 'Je bent vast wel beter gewend.'
'Oh ja,
een groot, kil, donker huis zonder enige vorm van gezelligheid.' Het
was er uit voor Andromeda er erg in had. Ted keek haar een moment aan
en ze wenste dat ze dat niet gezegd had. 'Nou ja, het valt wel mee...
Laten we nou maar naar binnen gaan.'
'Eh... Ja, natuurlijk.' Ted
sprong van de vuilnisbak af en stak de sleutel in het roestige
sleutelgat van een voordeur met afgebladerde, groene verf.
'Je
zult wel denken... Maar eigenlijk is het hier best gezellig.' Er
klonk nog steeds die verontschuldigende toon in zijn stem. 'Ik woon
hier pas en ik moet het hier nog opknappen, enzo, maar je begrijpt
dat ik op het moment dringendere zaken aan mijn hoofd heb.' De deur
ging met een zachte klik open.
'Na u, mejuffrouw,' zei hij met een
ietwat onzekere lach. Andromeda moest ook lachen en ging hem voor
naar het donkere halletje.
'Het is hier de trap op,' wees Ted haar
en hij sloot de deur weer zorgvuldig achter hen. 'Doe de lamp eens
aan, wil je. Ik zie niks zo. De schakelaar zit links van je.'
'De
schakelaar?' vroeg Andromeda niet begrijpend.
'Druk dat knopje
daar naast je maar in.' Ze deed wat haar werd gevraagd en ineens ging
het licht aan. Terwijl ze wachtte tot Ted klaar was, wat even duurde
aangezien hij de deur vergrendelde met allerlei ingewikkelde
beveiligingsspreuken, bedacht ze zich dat hij haar die dag twee keer
voor de grap 'mejuffrouw' had genoemd en dat hij haar voor liet
gaan.
'Weet je,' zei ze aarzelend. 'Je bent zo anders dan de
meeste jongens die ik ken. De meesten uit mijn klas zijn lomp en
onbenullig, maar jij bent galant en...' Ze stopte abrupt toen de
gedachte aan haar belofte aan Bellatrix weer in haar opkwam. Waar was
ze wel niet mee bezig?
'Ach, ik ben ook wel onhandig, hoor,'
mompelde Ted en ondanks dat hij nonchalant de laatste grendel van de
deur sloot zag Andromeda dat er een ietwat triomfantelijke glimlach
op zijn gezicht verscheen.
'Dat is niet wat ik bedoel. Ze zijn
allemaal, nou ja... Anders...' Ze stopte, nadenkend over de juiste
woorden. Het was benauwd in het halletje, vond ze. Of leek dat alleen
maar zo, omdat ze zenuwachtig was? Met piepende adem deed ze haar
best lucht binnen te krijgen, iets wat niet erg lukte.
'Gaat het
wel?' vroeg Ted bezorgd. 'Je zou zeggen dat je een astma aanval
krijgt of iets dergelijks.'
'Het gaat al weer,' mompelde
Andromeda. Het was waar. Het was even snel opgehouden als het gekomen
was, maar raar was het wel. Zoiets had ze nooit eerder gehad.
'Jij
bent de Heler hier, niet ik,' lachte Ted. 'Maar ik vind wel dat je
bleek ziet. Kom, laten we maar naar boven gaan.'
Hoofdstuk 8: Teds verhaal
'Van eten in de
cafetaria is niks terecht gekomen,hè,' zei Ted toen ze even later
boven waren. 'Eigenlijk heb ik wel trek. Ik heb nog wel wat in de
vriezer liggen. Zal ik dat klaar maken of eet je liever thuis?'
'Hier lijkt me prima,' antwoordde Andromeda met een geforceerde
glimlach. Ondanks het feit dat haar gedachten niet bepaald naar eten
stonden en dat haar trek, voor zover ze die had gehad, helemaal
vergaan was nadat ze het zo benauwd had gekregen, had ze ook geen zin
om naar huis te gaan, waar de kans groot was Bellatrix tegen het lijf
te lopen. Dat moment stelde ze het liefst maar zo lang mogelijk uit.
'Moet ik je helpen?' Ted schudde zijn hoofd.
'Nee, het is zo
klaar. Verwacht er niet te veel van, hoor.'
'Hoe vaak zul je dat
nu al gezegd hebben het laatste half uur?' vroeg Andromeda lachend en
ze keek het vertrek, dat dienst deed als woonkamer en keuken, rond.
Het was er niet zo groot en de rommel maakte dat het nog kleiner
leek. De twee deuren aan de andere kant van de kamer leidden
waarschijnlijk naar de slaap- en badkamer. Maar wat het zijn charme
gaf waren toch wel de interessante Dreuzelvoorwerpen, die Andromeda
nooit eerder had gezien.
'Het is gezellig,' ging ze verder en ze
liep de kamer rond. 'Maar de rommel irriteert me een beetje. Is er
hier een vuilniswagen ontploft ofzo?' Ze wierp een afkeurende blik op
de tafel, die zo vol lag dat er alleen een plekje vrij was om te eten
of te werken en op de bank, die helemaal volgestapelt was met boeken
en tijdschriften. Ted lachte.
'Zoals ik je al eens verteld heb ben
ik een wandelende vuilnisbelt.'
'Laat mij maar even.' Andromeda
stroopte haar mouwen op en pakte haar toverstok uit haar zak. 'Maak
jij het eten dan maar klaar.'
Even later was de kamer aan kant
en het eten geserveerd. Hoewel Ted kennelijk alleen vissticks en
blikgroente in huis had, zag de nu opgeruimde eettafel er erg
gezellig uit. Ted had speciaal voor de gelegenheid een tafelkleed en
kaarsen tevoorschijn gehaald en Andromeda had hem geholpen met het
dekken van de tafel. Dit zou ze eigenlijk niet moeten doen bedacht ze
zich. Ze werkte niet alleen Ted, maar ook zichzelf in de nesten, maar
het voelde zo goed om bij hem te zijn. Opnieuw ademde ze piepend en
kreeg ze het weer even benauwd.
'Weet je zeker dat het gaat?'
vroeg Ted bezorgd toen hij twee pannen op tafel zette.
'Dat kan ik
ook aan jou vragen,' antwoordde Andromeda meteen. Het ging alweer
beter. 'Ik dacht dat jij normaal gesproken tot overmorgen in het
ziekenhuis had moeten blijven?'
'Zoals ik je al zei, het is
veiliger hier. En daarom hebben de Helers me laten gaan, onder
voorwaarde dat ik netjes mijn medicijnen neem en rustig aan
doe.'
'Het lijkt me heerlijk om hier te wonen,' zei Andromeda en
ze keek nogmaals rond. Zeker nu het opgeruimd was, was het er erg
gezellig. 'Ik zou ook best op mezelf willen wonen, weet je.'
'Nou,
dan moet je dat gewoon doen.' Ted ging aan tafel zitten en Andromeda
volgde zijn voorbeeld. Hij had makkelijk praten. Haar ouders zouden
nooit toelaten dat ze ergens anders ging wonen, niet voordat ze met
een man uit een keurige, zuiverbloedige tovenaarsfamilie was
getrouwd, die haar in de gaten kon houden, zoals Helena en Narcissa
nu deden.
'Tja, misschien wel,' antwoordde ze echter toen ze
vissticks opschepte. 'Maar we hebben het nu over je huis gehad en
over jou en ik geloof niet dat dat de reden is dat je me hebt
uitgenodigd.'
'Eh... Nee.' Ted propte een grote hap in zijn mond
en vervolgde: 'Ik denk dat ik je wel wat uitleg verschuldigt ben,
iets wat ik je in het ziekenhuis niet kon geven.' Hij stopte even,
diep nadenkend. 'Ehm... Ik geloof dat het allemaal is begonnen in
juni, iets meer dan een half jaar geleden dus. In die tijd had nog
niemand iets van Voldemort gehoord, nog minder mensen dan nu, bedoel
ik. De Ochtendprofeet meldt namelijk helemaal niks en het Ministerie
al evenmin. Maar die rotkrant staat altijd vierkant achter het
Ministerie, dus dat is niet zo verwonderlijk natuurlijk.' Andromeda
lachte, al begreep ze niet zo goed waar Ted heen wilde.
'Nou ja,
afijn...' Hij stopte opnieuw even en nam nog een hap. 'Je weet wie
Voldemort is, neem ik aan, gezien je eh... nou, ja...'
'Familie,
zeg het maar.' Andromeda voelde een vlaag van schaamte
opkomen.
'Eh... Ja, dat bedoel ik. Nou, ik weet niet wat je
allemaal van hem hebt gehoord, maar hij is echt vreselijk... De
weinigen mensen die er meer van weten durven stuk voor stuk zijn naam
niet uit te spreken. Ze zeggen dan Jeweetwel of Hij Die Niet Genoemd
Mag Worden. En ik kan je zeggen, het is echt...' Toen stopte hij,
beseffend wie hij voor zich had. 'Sorry, als je er anders over denkt,
maar...'
'Maak je geen zorgen. Je hebt gelijk,' zei Andromeda
snel. 'Ik ken die hele ideologie van ze als geen ander. Bellatrix
heeft zich er ook bij aangesloten en nu heeft ze een soort tattoeage
op haar arm. Als ze die voelt branden moet ze meteen naar Voldemort
toe. Ik weet niet wat ze daar uitspookt, maar het zal wel niet erg
fraai zijn. Mijn hele familie is natuurlijk apetrots op haar. En nu
gaat ze ook nog trouwen...' Andromeda stopte even, om op adem te
komen van die spraakwaterval, de bezorgde blik van Ted negerend.'Over
anderhalve week is hun verlovingsfeest en naar wat ik heb begrepen is
de hele kliek uitgenodigd... Antonin Dolochov, Arduin, Noot, Lucius
Malfidus, Igor Karkarov, Schoorvoet, Totelaer... En ik,' voegde ze er
verbitterd aan toe.
'Dat is anders,' zei Ted met een wrange
glimlach. 'Jij bent haar zus, geen Dooddoener.'
'Dat is wel zo,
maar het gaat echt geen gezellig avondje worden ben ik bang. Ik zal
de hele tijd aan moeten horen hoe geweldig het wel niet is om Zwarts
te heten, dat Dreuzels schorem zijn en hoeveel mensen ze tot nu toe
vermoord hebben...' Andromeda stopte en bedacht zich dat ze misschien
wel een beetje gezeurd had. Ted stond namelijk op het punt onder te
gaan duiken en zij bevond zich in feite in een erg riante positie,
ware het niet dat ze dood zou gaan als ze niet meewerkte aan een plan
om Ted te vermoorden. Niet dat hij dat wist natuurlijk... 'Maar ja,
zo erg zal het ook wel niet zijn.'
'Om even terug te komen op mijn
verhaal,' vervolgde Ted na een lange, pijnlijke stilte. 'De zomer
werd gekenmerkt door vele verdwijningen. Het zal je vast niet
opgevallen zijn, want de Ochtendprofeet praat er nauwelijks over,
maar tussen de nutteloze artikelen over hoe geweldig het Ministerie
wel niet is staat ook wel eens iets interessants... Ik wist er eerst
ook niks van, maar toen was een kennis van mij ineens vermist. Het
was zo'n type van het Ministerie, van de afdeling Magische
Wetshandhaving. Niet dat ze daar een belangrijke baan had, hoor. Ik
geloof dat ze secretaresse was of iets dergelijks, maar ze wist wel
genoeg informatie die interessant kon zijn voor Jeweetwel, snap je?
Nou, ook zij verdween, maar in tegenstelling tot de meesten kwam ze
levend terug en haar geheugen was ook nog intact. En weet je wat het
Ministerie deed?' Ted lachte even, maar op een manier die weinig
humor uitstraalde. 'Morgane, de vrouw over wie ik het heb, moest
beloven haar mond erover te houden en daarvoor kreeg ze een zak
goud.' Met een kletterend geluid liet Andromeda haar vork
vallen.
'Morgane? Zo heette een vriendin van me vroeger!' Ze
stopte en na een korte stilte vervolgde ze op bezorgde toon: 'Het is
niet echt een veelvoorkomende naam, hè? Wat was haar achternaam?'
Ted haalde zijn schouders op.
'Sorry, ik heb geen idee. Maar maak
je geen zorgen. Ze is okee, alleen erg timide sinds haar ontmoeting
met Jeweetwel. Nou ja, ik denk eerder met zijn Dooddoeners, want echt
belangrijk was ze niet, hè?'
'Goed,' zei Andromeda, de indruk
proberend te wekken dat ze helemaal niet bezorgd was. 'Wat heeft dat
eigenlijk met jou te maken?'
'Oh ja...' Ted stopte even met
praten. 'Ik kende die vrouw dus, aangezien ik een blauwe maandag op
het Ministerie heb gewerkt. Nou, de wanhoop nabij heeft ze erover
gepraat. Ze vertelde... Nou, echt vreselijke dingen. Het is
verschrikkelijk te weten dat Jeweetwel kennelijk erg gevaarlijk is en
dat niemand iets doet om hem tegen te houden. Zie je, voorlopig houd
hij zich nog koest, wachtend tot een goed moment om toe te slaan...
Kijk, hij maakt zich liever nog niet bekend, zodat hij geen last
heeft van Schouwers van het Ministerie en dergelijke... Niet dat hij
daar uberhaupt last van zal hebben, want ze stoppen toch alle
verdwijningen en moorden in de doofpot. Maar ik ben me er in gaan
verdiepen. Ik pluisde iedere dag de kranten door, ook
Dreuzelkranten... En iedere keer dezelfde nare berichten... Ik kreeg
er echt genoeg van en besloot dat er wat moest gebeuren. Dus met een
stel vrienden richtten we een soort club op... Om mensen bewust te
maken van wat er gaande is, om Voldemort's plannen te ontdekken, hem
te hinderen die plannen uit te voeren...' Andromeda luisterde, zo
geboeit en bezorgd tegelijk dat haar eten was vergeten en koud
geworden. Vooral om Ted niet teleur te stellen at ze het laatste
beetje toch op.
'En?' vroeg ze met volle mond. 'Lukte dat een
beetje?' Met een ietwat verbitterde glimlach vervolgde Ted: 'Nou,
nee... Ten eerste wilde niemand ons geloven en ten tweede...' Er
volgde een lange stilte en toen hij weer begon te praten klonk zijn
stem heel anders dan normaal. 'Andromeda, je hebt geen idee... We
waren eerst met zijn vieren, maar nu... Een van ons zit nu in
Azkaban. Het Ministerie beschuldigd hem van plannen om nou ja...
onrust te zaaien en het huidige regime omver te werpen. Maar ik zweer
je, dat zijn nooit onze intenties geweest!'
'Weet ik,' fluisterde
Andromeda. Even speelde ze met de gedachte een arm om hem heen te
slaan, maar besloot dat uiteindelijk niet te doen. 'Ik zie ook wat er
gebeurt. Mijn zus verteld me soms, helemaal trots, hoeveel Dreuzels
er al vermoord zijn, gewoon voor de lol. Hoeveel mensen ze al
gemarteld heeft... Het is vreselijk!'
'En toen kreeg Jeweetwel er
ook nog lucht van.' Ted's stem klonk weer wat normaler, maar was nog
steeds wat hoger als gewoonlijk. 'Hij wilde ons uit de weg ruimen,
maar erg belangrijk was het ook weer niet voor hem en hij zette
Roselier op de zaak, maar naar wat ik heb gehoord is dat veranderd.
Jeweetwel heeft besloten dat zijn twee nieuwste Dooddoeners het
overnemen zodat hij kan zien wat voor vlees hij in de kuip heeft. Als
een soort oefening voor Bellatrix Zwarts en Rodolphus van Detta...'
Andromeda sloeg haar handen voor haar mond. Natuurlijk had ze geweten
dat haar zus niet veel goeds in de zin had, maar nu ze geconfronteerd
werd met Ted's verhaal drong de realiteit akelig goed tot haar door.
En het ergste was, zij was in feite geen haar beter.
'Het spijt
me dat ik zo praat over je zus, maar...' Andromeda legde hem het
zwijgen op door een keer met haar hoofd te schudden.
'Nou, toen
werd een andere vriend van me vermoord door Rodolphus. Alleen ik en
nog iemand anders waren over...' Het viel Andromeda op dat hij bijna
geen namen noemde. Vertrouwde hij haar niet of was dat te moeilijk op
dit moment of was het gewoon toeval? 'Ga door,' fluisterde ze, bijna
onhoorbaar. 'Ik ben een en al oor.'
'Toen nam een vrouw van de
Orde van de Feniks contact met ons op.' Ted fluisterde nu ook. 'Clara
Obscura heette ze, zo'n geweldige vrouw! Ze heeft echt veel goede
dingen gedaan en was kennelijk erg belangrijk, want ze is vorige week
helaas door Jeweetwel zelf vermoord. Maar goed, ze had gehoord wat we
hadden gedaan en bood ons aan zolang in het hoofdkwartier van de Orde
te blijven. Ik weet niet of je weet wat de Orde eigenlijk is...'
Andromeda schudde haar hoofd.
'Nee, sorry...' Eigenlijk wist ze
niet of ze dit allemaal wel wilde weten, want hoe meer zij wist hoe
gevaarlijker het werd voor Ted.
'Het is ook een organisatie die
als doel heeft het tegen Voldemort op te nemen,' legde Ted uit. 'Net
als ons clubje zeg maar, maar dan groter en beter georganiseerd.
Zodoende sloot ik me bij hen aan. Mijn enige overgebleven vriend
niet. Die vond het te riskant worden en dook onder. Geen idee waar
trouwens... Helaas kon ik niet lang op het hoofdkwartier blijven, dus
hielpen een paar andere leden van de Orde me met het uitspreken van
beschermende spreuken over mijn huis. Dat ging een paar maanden goed.
Ik deed gewoon de dagelijkse dingen zoals naar mijn werk gaan, enzo.
Gelukkig werd ik daar altijd omringd door mijn collega's, zodat ze
niet echt de kans kregen me te vermoorden. Ik moest alleen wel
geregeld van adres en werk veranderen. Dat was wel vervelend, maar
goed... Ik deed ook vaak klusjes voor de Orde, zoals het verspreiden
van folders om mensen te laten weten wat er werkelijk gaande is. Maar
toen...' Hij stopte opnieuw. 'Toen ging het mis. Rodolphus had een
collega van me weten te ontvoeren, een Wisseldrank gebrouwen en zich
voorgedaan als die collega. Hij bood me een kopje koffie met daar in
een vergif aan en ik was zo stom om het aan te nemen. Nou, ik kreeg
meteen hevige koortsaanvallen en dergelijke en ik werd diezelfde
middag nog opgenomen in het Sint Holisto. Ik heb daar kort met
Perkamentus zelf gesproken en die vond dat het tijd werd onder te
duiken, dus dat ga ik nu maar doen. Het was nog een heel geregel...
Je moet een adres vinden en een Geheimhouder... Een adres viel
overigens nog mee. Ik trek zolang maar weer bij mijn ouders in.
Aangezien het Dreuzels zijn lopen zij sowieso ook gevaar, dus heb ik
ze ervan weten te overtuigen ook onder te duiken. Maar een
Geheimhouder... Niemand schijnt dat te willen...' Hij lachte even,
opnieuw zonder enige vorm van humor. 'Clara bood wel aan te helpen,
maar ze ging dus dood. En toen vroeg ik Lena maar en...'
'Lena?'
vroeg Andromeda niet begrijpend. Ze had tranen in haar ogen gekregen
merkte ze plotseling, maar gelukkig zag Ted het niet.
'Helena, ja.
Had ik je niet gezegd dat ik haar via de Orde heb leren kennen?'
'Zit
Helena bij de Orde?' Andromeda klonk verontwaardigd. Morgane was
misschien ontvoerd geweest door Voldemort, Helena bleek er kennelijk
een dubbelleven als Orde van de Fenikslid op na te houden... Echte
vrienden vertelden elkaar toch zeker alles?
'Ze zal je in de loop
van de week wel vertellen waar mijn schuilplaats zich bevindt. Dan...
zou je op bezoek kunnen komen.' Ted keek haar even aan en stapelde de
vuile borden op. Toen zag hij de tranen in haar ogen.
'Maak je
geen zorgen. Alles komt goed.' En met een klopje op haar schouder
liet hij haar alleen. Ted wist niet half wat haar dwars zat, bedacht
Andromeda zich. Hij wist niet hoe ze eerder die dag die bezemkast
ingesmeten was en werd gedwongen te beloven al die vreselijke dingen
te doen waar hij en Helena tegen vechtten. En toch had hij haar met
die paar woorden enigzins gerust weten te stellen.
'Ik ben bang
dat ik je niet naar huis kan brengen,' zei Ted verontschuldigend. Hij
zette de borden op het aanrecht en liep terug om de pannen en het
bestek te halen. 'Het lijkt me nogal onverstandig om naar het huis
van degene die me wil vermoorden te gaan, snap je?' Andromeda beet op
haar lip.
'Weet je, eigenlijk heb ik nog geen zin om naar huis te
gaan.' Daar zou ze misschien geconfronteerd worden met Bellatrix en
dat was nou net waar ze niet op zat te wachten. Wat zouden haar
ouders eigenlijk zeggen als ze de hele avond weg zou blijven?
Andromeda bedacht zich dat ze dan gewoon zou vertellen dat ze
huiswerk had gemaakt bij Helena of iets dergelijks en ze stond ook
op. 'Komt het je uit als ik nog even blijf?'
'Eh... Ja, hoor.' Ted
was naar het apparaat gelopen dat Andromeda, die jaren geleden
Leefgewoonten der Britse Dreuzels had gelezen, herkende als
een platenspeler.
'Wat luister je zoal voor muziek?' vroeg de
jongen terwijl hij in kleermakerszit op de grond ging zitten en een
stapel platen doorzocht. Andromeda haalde haar schouders op.
Eigenlijk luisterde ze nooit muziek en kende ze geen een zanger of
groep. Thuis stond de radio nooit aan.
'Hen ken je toch wel?' Ted
hield haar een van zijn platen voor. De vier jongens op de voorkant
waren onmiskenbaar Dreuzels, want ze bewogen niet. Andromeda schudde
haar hoofd.
'Je weet echt helemaal niks,' lachte Ted. Op de manier
waarop hij het zei klonk het niet echt gemeen, eerder plagend. 'Ik
denk dat je je algemene ontwikkeling toch eens moet bijspijkeren. Heb
je echt nooit van de Beatles gehoord?' Andromeda schudde opgelaten
haar hoofd.
'Ze zijn een paar maanden geleden uit elkaar gegaan.
Mijn voormalige buurmeisje was er kapot van!' Ted stond lachend op,
haalde de plaat uit de hoes en legde hem op de platenspeler.
Andromeda keek gefascineerd toe hoe hij de naald in de juiste groef
zette.
'Ted...' Even aarzelde ze. 'Zou je me al die dingen willen
leren? Over Dreuzels...' Ted keek haar langdurig aan, alsof hij haar
gedachten probeerde te lezen. Toen antwoordde hij: 'Met alle soorten
van genoegen.' Er viel een stilte. Het enige geluid kwam van de
platenspeler die I wanna hold your hand draaide. Voor het
eerst sinds het moment dat ze met Bellatrix en Rodolphus in de
bezemkast had gezeten piekerde Andromeda niet meer over de
Onbreekbare Eed. Ze keek Ted aan. Zou hij hetzelfde voelen als zij
nu? Zou hij ook zijn knieën voelen knikken, zijn hart sneller voelen
kloppen?
'Je staart naar me,' fluisterde Ted.
'Ik moet toch
ergens naar kijken.' Maar Andromeda had haar blik al afgewend en ze
voelde dat ze een beetje rood werd.
'Kijk me nog eens aan.' Ze
hief haar hoofd weer op en voor ze het wist raakten zijn lippen de
hare. Het leek plotseling totaal onbelangrijk dat hij een
Modderbloedje was en zij van zuiver bloed, dat hij de Orde hielp en
zij de Dooddoeners... Alle problemen van die dag leken voor vijf
minuten verdwenen te zijn. Ongetwijfeld zouden ze later allemaal
driedubbel zo hard terugkomen, maar dat was niet belangrijk. Niet
voor dat moment...
Hoofdstuk 6: Het feest
'Wie neem je nou
mee naar het verlovingsfeest?' vroeg haar moeder twee weken later
ongeduldig. Het zat haar echt hoog dat de enige jongen waar Andromeda
ooit mee om was gegaan een Modderbloedje was, en dan wist ze nog niet
eens wat er die bewuste avond dat Ted haar dochter meegenomen had
naar zijn huis was gebeurd..
'Ik weet het niet, okee?' antwoordde
Andromeda en ze zuchtte diep. 'Het zijn uw zaken toch zeker
niet?'
'Doe toch niet zo brutaal, Andromeda!' Haar stem klonk
ongewoonlijk vriendelijk, voor zo'n reactie. 'Ik wil je alleen maar
helpen. Je kunt toch niet je hele leven alleen blijven! Heb je geen
een kaartje of zo gehad?' Het was die dag Valentijnsdag en tot
Andromeda's verbazing was er een uil voor haar geweest, van Lucius.
Hij had haar een waarschijnlijk peperdure ketting gestuurd. Het was
een zilveren siraad met als hanger een groene smaragd in de vorm van
een slang. Ze was erg gevleid geweest dat ze een aanbidder had, maar
Lucius had nooit laten blijken dat hij meer voor haar voelde en
Andromeda vroeg zich serieus af of haar moeder hem had overgehaald
het te doen. Op dat moment stootte Narcissa een snik uit. Ze zat ook
aan de keukentafel, of liever gezegd, haar hoofd lag begraven in haar
armen. De schok dat Lucius, op wie ze altijd in stilte verliefd was
geweest, iets voor haar zus bleek te voelen was groot
geweest.
'Cissy, huil nou niet,' zei Andromeda zachtjes en ze
sloeg een arm om haar zus' schouder. Ze had eigenlijk wel medelijden
met haar. 'Ik ga echt niet met hem naar het feest.'
'Dus je hebt
wel iemand?' vroeg haar moeder scherp. Voordat Andromeda daar
antwoord op kon geven nam Narcissa onverwacht het woord. Ze vertelde
snikkend over de ketting en citeerde het briefje dat er bij zat. Toen
ze klaar was werd het stil.
'Ik hoop voor je dat je die jongen
uitnodigt naar het feest,' zei haar moeder uiteindelijk kil, het
aanhoudende gehuil van haar jongste dochter negerend.
'Dat waren
eigenlijk niet mijn plannen,' mompelde Andromeda, al wist ze al dat
ze er niet meer onderuit kwam.
'Dan verander je de plannen maar!
Die jongen stuurt je zo'n prachtig cadeau en jij doet alsof het een
prul is om vervolgens de hele avond ongezellig te doen en het voor
Bella te verpesten. Ik wed dat massa's meiden in jouw schoenen zouden
willen staan.' Ze wierp even een vluchtige blik op Narcissa en
vervolgde toen: 'Ik kan er gewoon niet over uit hoe egoistisch jij
kan zijn!'
'Ben ik egoistisch?' vroeg Andromeda verontwaardigd.
'Ik heb toch niet om die ketting gevraagd?'
'Je doet gewoon wat ik
zeg en daar is het mee uit!' Andromeda zuchtte. Misschien was een
avondje niet zo erg. Dan zou ze proberen Narcissa aan Lucius te
koppelen en kon ze tegen haar moeder zeggen dat ze er ook niks aan
kon doen dat hij er met haar zus van door was gegaan. En toen dacht
ze weer aan Ted, met wie ze niet meer had gesproken sinds die dag dat
hij haar meegenomen had naar zijn huis en aan Bellatrix, die ze
gelukkig ook nog niet had gezien, aangezien ze de laatste tijd meer
bij de Van Detta's was dan thuis. Het werd er allemaal niet
eenvoudiger op...
Een paar uur later bekeek Andromeda zich
kritisch in de spiegel. Ze droeg een smaragdgroen galagewaad dat haar
moeder haar voor de gelegenheid had geleend, omdat het 'zo enig stond
bij die ketting', die ze overigens ook om had. Haar haar had ze
opgestoken. Terwijl haar spiegelbeeld haar ongelovig aanstaarde liet
Andromeda haar vingers langs het slangetje dat aan de ketting hing
glijden. Ze voelde zich alsof het ieder moment tot leven kon komen,
zich om haar nek zou draaien en haar zou wurgen. Dat was natuurlijk
belachelijk, maar ze voelde zich echt niet op haar gemak tussen
Bellatrix, Narcissa, Lucius en alle anderen... Andromeda besloot
zuchtend dat ze zo wel voor de dag kon komen en verliet de badkamer.
Ze liep de trap af, naar de woonkamer. De huiself had alles tot in de
puntjes verzorgd. De meubels waren aan de kant geschoven zodat er
gedanst kon worden en er stond een tafel vol lekkers. De versiering
bestond uit eeuwenoude vaandels met daarop het familiewapen
geborduurd. Enkele gasten waren er al, maar ze waren geen van allen
de moeite waard om mee te praten naar Andromeda's mening, dus leunde
ze discreet tegen de muur.
'Hé muurbloempje, moet je je
lievelingsneef niet gedag zeggen?' klonk ineens een bekende stem
achter haar.
'Sirius!' wist Andromeda uit te brengen. 'Hoor jij
niet op school?' Haar neef sloeg zijn ogen ten hemel.
'Mijn moeder
vond dit erg belangrijk en heeft een brief naar Perkamentus gestuurd
om te vragen of ik geen dagje vrij kon krijgen.' Hij liep nonchalant
naar de tafel met hapjes en drankjes en schonk een glas Boterbier in
voor zichzelf.
'Net als Narcissa dus,' antwoordde Andromeda.
Eigenlijk was ze wel blij met de komst van Sirius. Met hem viel
tenminste te praten. 'Weet je, ik zou willen dat ik ook nog op
Zweinstein zat.' Sirius knikte.
'Ja, het hele jaar rust,' lachte
hij. 'Behalve in de zomer dan.'
'Zo praat je toch niet over je
eigen familie!' antwoordde Andromeda, maar ze besefte dat ze precies
hetzelfde voelde. Sirius gaf geen antwoord, maar vroeg: 'Zeg, heb je
echt wat met Lucius?' Er viel een stilte en even overwoog ze hem te
vertellen over Ted en de belofte die ze aan Bellatrix had moeten
maken. Uiteindelijk besloot ze alleen dat eerste te vertellen.
'Het
schijnt. Maar eigenlijk heeft mijn moeder dat geregeld, niet wetend
dat er iemand anders is. Nou ja, het is nog niet echt dik aan, hoor,
maar...' Ze lachte geheimzinnig. 'Hij is van Dreuzelkomaf.' Ze wist
niet wat ze van Sirius' reactie moest verwachten, maar dit toch zeker
niet. Hij verslikte zich bijna in zijn Boterbier van het
lachen.
'Leuk om je moeder op stang te jagen,' schaterde hij.
'Waarom heb ik daar niet aan gedacht?'
'Lach niet,' zei Andromeda
half geirriteerd, half trots dat ze zich, in Sirius ogen, zo tegen
haar ouders verzette. 'Het is allemaal erg gecompliceerd.'
Schuldbewust dacht ze terug aan de Onbreekbare Eed.
'Andromeda,
kom eens!' riep haar moeder vanuit een hoek van de kamer. Andromeda
verontschuldigde zich tegenover haar neef en ging naar haar moeder
toe. Die was in gesprek met haar oudtante Elladora, een echte Zwarts.
Zij was ook degene die was begonnen met het onthoofden van
Huiselfen.
'Hallo tante,' zei Andromeda beleefd en ze schudde haar
hand. 'Lang geleden dat ik u gezien heb.'
'Ja, je zult een jaar of
tien geweest zijn,' herinnerde haar moeder zich. Gek genoeg was ze
altijd veel aardiger tegen haar dochter als er anderen bij waren. 'Ze
is groot geworden, hè?' Tante Elladora knikte.
'Ze is ook een
echte Zwarts om te zien. Ook zo keurig opgevoed. Je kunt wel merken
dat ze van zuiver bloed is.' Haar moeder wierp Andromeda een erg
onaangename blik toe, alsof ze wilde zeggen: 'En als je het waagt
haar tegen te spreken!'
'Jij hebt toch ook in Zwadderich gezeten?'
vroeg haar tante.
'Natuurlijk,' antwoordde haar moeder nog voor
Andromeda haar mond open had gedaan. Op dat moment ging de bel.
'Andromeda, doe even open, wil je?' Dat liet ze zich geen twee keer
zeggen en somber liep ze naar de hal. Haar moeder schaamde zich dood
voor haar, dat was duidelijk. En toch was ze er niet zeker van dat
Elladora en de anderen wel gelijk hadden. Ze was immers niet de enige
die niet dacht dat je een soort koning was als je Zwarts heette.
Sirius was net als zij. Ze draaide de deurknop om keek recht in de
grijze ogen van Lucius.
'Oh, hallo,' zei ze, terwijl ze zich nogal
slecht een houding wist te geven. 'Ehm... Ik had je nog niet bedankt
voor het cadeautje.'
'Maakt niet uit,' antwoordde Lucius vaag. Hij
leek niet echt gelukkig. 'Fijn dat je er blij mee bent.' Er viel een
korte stilte. Vooral om die te doorbreken zei Andromeda: 'Kom, we
gaan naar de anderen.' Ze ging hem voor naar de woonkamer.
'Zeg,'
zei ze aarzelend, terwijl ze door de slecht verlichte hal liepen.
'Jij ging op school toch vaak met Narcissa om, hè?' Lucius keek haar
onderzoekend aan.
'Ja, dat klopt. Het is jammer dat we een paar
jaar schelen en dat ik al van Zweinstein af ben. Ze was een goede
vriendin van me. Waarom vraag je dat?' Andromeda gaf even geen
antwoord.
'Ze is ook hier.' Andromeda zag hem verrast opkijken en
haar vermoedens dat ze aan elkaar waren gekoppeld door haar moeder
werden versterkt. Op dat moment kwam Narcissa de trap af. Ze zag er
niet op haar best uit, vond Andromeda. Haar ogen waren dik en
opgezwollen, haar gezicht nogal betraand en haar haar zat erg
slordig. Toen ze Lucius zag stopte ze abrupt en maakte rechtsomkeer.
'Narcissa, wacht,' zei Lucius. Hij liep achter haar aan en greep
haar bij haar arm. 'Wat is er?'
'Weet je dat zelf niet?' snauwde
Narcissa en ze probeerde zich los te rukken, maar Lucius greep was te
sterk.
'Luister, Narcissa...' zuchtte hij. Hij keek even naar
Andromeda en toen weer naar Narcissa. 'Je moeder vroeg me een avondje
met je zus op te trekken. Ik weet ook niet waarom, maar...' Even
stopte hij. 'Ook al hebben we elkaar al een tijdje niet meer gezien,
weet dat ik je nog steeds heel leuk vind.' Narcissa probeerde nog
even boos te kijken, maar bedacht zich toen en stortte zich in
Lucius' armen. Andromeda leek totaal vergeten te zijn.
Narcissa had
ongetwijfeld de tijd van haar leven. Zij en Lucius dansten de hele
avond en later zag Andromeda ze ergens waar ze dachten niet op te
vallen zitten, elkaar innig omhelzend en zoenend. Ze was erg blij
voor haar zusje, maar toen ze haar hoorde voorstellen naar haar kamer
te gaan voor meer privacy, dacht ze aan Ted. Ze miste hem. Dat gevoel
werd nog meer versterkt doordat ze niemand had om mee te praten.
Sirius werd door zijn moeder naar huis gestuurd nadat hij Regulus had
zitten pesten en Rodolphus, Arduin, Noot en nog een stel andere
mensen waarvan Andromeda vermoedde dat het Dooddoeners waren hadden
te veel gedronken en verkondigden nu trots aan iedereen die het horen
wilde wat voor vreselijke dingen ze hadden gedaan met Dreuzels.
Andromeda had er om middernacht wel genoeg van en schuifelde tussen
de mensenmassa door naar haar moeder.
'Ik ga naar bed, mompelde
ze. 'Ik heb ontzettende hoofdpijn.' Dat laatste was gelogen.
'Hè,
doe toch niet zo ongezellig, Andromeda,' antwoordde haar moeder
geirriteerd. 'En hoe is het met die jongen, Lucius?' Maar haar
dochter negeerde haar. Ze liep terug naar de deur, maar toen ze dacht
eindelijk uit de overvolle, warme kamer te kunnen ontsnappen riep een
bekende stem haar terug. Het was Bellatrix. Andromeda's hart ging
sneller kloppen en hoewel ze het liefst hard was weg gerend leken
haar voeten ineens incapabel om ook maar een stap te verzetten.
'Ik
wil je spreken,' fluisterde Bellatrix en ze trok haar zus aan haar
arm de gang op. 'Ben je wat wijzer geworden?' Andromeda's arm begon
pijn te doen en ze deed een poging zich los te wurmen.
'Als je nu
eerst eens ophoud me te pijnigen, dan praten we verder.' Bellatrix
ogen fonkelden. Ze liet niet los.
'Eerst vertel je me wat je
weet.'
'Ik ben je zus, niet een willekeurig slachtoffer,' zei
Andromeda verontwaardigd. 'En al zou ik je iets vertellen, dan nog
heb jij daar niks aan. Ik ben immers Ted's Geheimhouder niet.'
Bellatrix boosaardige glimlach maakte plaats voor een blik vol
rancune.
'Zou je me dan kunnen vertellen wie de Geheimhouder wel
is?' Geirriteerd liet ze haar zusje los, die over haar pijnlijke
bovenarm wreef, in een poging haar antwoord zo lang mogelijk uit te
kunnen stellen.
'Ze zit bij de Orde,' wist Andromeda uiteindelijk
moeizaam uit te brengen. Misschien zou ze zich er uit kunnen redden
als ze haar antwoorden vaag wist te houden. Informatie achterhouden
was toch immers niet hetzelfde als liegen.
'Daar heb ik niks aan,
zus.' Bellatrix had haar stem verheven, al zou niemand haar horen met
het kabaal afkomstig van het feest op de achtergrond. Niet dat iemand
het ook maar iets zou kunnen schelen dat Bellatrix Andromeda dwong
haar te helpen.
'Voor het geval je het nog niet weet,' vervolgde
Bellatrix op kalmere toon. 'Mensen lopen er niet graag mee te koop
dat ze bij de Orde zitten. Ik kèn niemand die bij de Orde zit.' Er
volgde een stilte en Andromeda wist dat Bellatrix ergens aan dacht.
'Jij wel dan?' Andromeda schudde angstig haar hoofd.
'Niet
echt.'
'Niet echt of echt niet?' Als de gedachte aan de
Onbreekbare Eed niet in haar hoofd rond had gespookt had ze zonder
twijfel glashard 'Nee' gezegd, met de mededeling dat Bellatrix haar
met rust moest laten, maar gezien de omstandigheden, het feit dat
haar zus waarschijnlijk allerlei duistere magie van haar meester
leerde meegerekend, leek dat Andromeda niet verstandig. Ze deed haar
mond aarzelend open en weer dicht. Ze had op het punt gestaan haar
vriendin te verlinken. Andromeda mocht dan wel gemengde gevoelens
hebben over Helena's terughoudendheid wat betreft haar lidmaatschap
van de Orde, ze kon Bellatrix er toch moeilijk over vertellen? Aan de
andere kant, wat zou er gebeuren als ze het niet deed? Plotseling
zwaaide de deur van de woonkamer met zo'n kracht open dat Andromeda
geraakt werd en tegen de muur viel.
'Bella!' Het was Rodolphus en
hij klonk behoorlijk bezopen. Andromeda, die languit op de stenen
vloer lag, hapte naar adem en probeerde geen geluid te maken nu
Bellatrix kennelijk geen oog meer had voor haar, iets wat ze graag zo
hield.
'Ja, wat?' snauwde Bellatrix.
'Noot had een geweldig
plan,' zei Rodolphus met dubbele tong. 'Laten we de Dreuzels van hier
tegenover een beetje op stang jagen.'
'Ja, dat is goed. Ik kom er
aan.' Rodolphus verdween weer in de huiskamer en Bellatrix gooide de
deur achter hem dicht. Ze keek haar zus aan en fluisterde, bijna
onhoorbaar en met een kille blik in haar ogen: 'We spreken elkaar
later nog wel.' Met die woorden liet ze Andromeda alleen. Die stond
op en negeerde de pijn in haar arm en zij. Eigenlijk was ze zelf net
zo vreselijk als de Dooddoeners in de kamer naast haar, bedacht ze.
Ze mocht dan wel niet tot Voldemort's volgelingen behoren, ze had wel
op het punt gestaan haar vriendin te verraden en ook nu haar
overburen waarschijnlijk het slachtoffer van Rodolphus' bezopen bui
werden, deed ze niks, alleen omdat ze allang blij was dat haar eigen
hachje gered was. Voorlopig...
Hoofdstuk 10: Een oude bekende
Zelfs als
Dooddoener ontkwam je niet aan de dagelijkse probleempjes zoals
griep. Eerst werd Bellatrix er door gevelt, wat betekende dat ze zich
de hele week niet liet zien. Andromeda kon er niet erg rouwig om
zijn. Zelf had ze ook last van hoofdpijn en misselijkheid, wat
betekende dat ze een dagje thuis kon blijven. Dat vond ze niet erg
aangezien haar resultaten tot een treurig dieptepunt waren gezakt en
ze ook niemand had om mee te praten aangezien ze Helena al tijden
niet meer had gezien op school. Enerzijds baarde dat haar zorgen,
maar aan de andere kant was ze nog steeds een beetje kwaad op haar.
In haar kamertje doodde Andromeda de tijd voornamelijk door na te
denken over de recente gebeurtenissen en door pogingen te wagen haar
achterstallige huiswerk in te halen, hetgeen verspilde tijd was
aangezien ze er toch niks van begreep. Op dat moment werd er zachtjes
geklopt. Andromeda wist dat het niet Narcissa of Bellatrix was. Die
hengstten allebei altijd zo erg op de deur.
'Binnen.' Krakend ging
de deur open en twee meisjes verschenen in de deuropening, Helena en
Morgane.
'Dit is Morgane...' vertelde Helena en ze knikte naar
haar nieuwe vriendin. 'Ik ken haar van...'
'Oh, kijk eens aan,'
zei Andromeda en ze kwam achter haar bureau vandaan. 'Ze zijn weer
boven water. De een...' Ze keek naar Morgane. '...wreed uit ons
midden weggerukt om uitgehoord te worden door de Dooddoeners. En de
ander...' Haar blik bleef rusten op Helena. '... Ongetwijfeld net
terug van een of andere heldhaftige missie.'
'Wat heb jij zeg?'
vroeg Helena geirriteerd en ze ging op de rand van het bed zitten.
Morgane volgde verlegen haar voorbeeld.
'Waarom heb je me niet
verteld dat je bij de Orde zat?'
'Sst!' siste Helena. 'Dit is niet
echt de juiste plek om dit te bespreken.'
'Oh, dus dat is het!'
Andromeda had haar stem iets verheven en haar vriendinnen keken haar
waarschuwend aan. 'Vertrouw je me niet? Is dat het? Ik dacht dat we
maatjes waren en elkaar alles vertelden, maar jij houd er kennelijk
een heel ander leven op na, naast het gewone, dagelijkse, saaie
leventje waar ik deel van uit van maak.' Helena had niet furieuzer
gekeken als Andromeda haar een klap in haar gezicht had gegeven.
'Wat
had je nou gedacht?' Ze schreeuwde nu ook. 'Dat ik dit voor de lol
doe? Dat het maar een spelletje is? Dat ik het doe voor de spanning
en de sensatie? Dat daar buiten niet echt mensen doodgaan? Dat Ted
niet echt moet gaan onderduiken? Dat je lieve zusje niet echt
Dreuzels uitmoord? Is dat wat je dacht?' Andromeda gaf geen antwoord.
Dat was niet wat ze dacht. Ze wist zelf niet eens wat ze dacht, hoe
zou ze het iemand anders dan uit kunnen leggen?
'Maar als je ook
graag de heldin uit wilt hangen, hier heb je het adres van Ted.'
Helena gaf haar een envelop. 'Lees het, leer het uit je hoofd en
vernietig het daarna.'
'Vernietigen?' vroeg Andromeda verward en
ze pakte de envelop aan.
'Ja, verbrand het, eet het op... Weet ik
veel, als het maar weg is. Dit is niet de juiste plaats om briefjes
van de Orde te laten slingeren. En hier is trouwens je huiswerk.'
Helena pakte haar tas van het beddensprei af en rommelde er wat in.
Uiteindelijk duwde ze Andromeda wat papieren en een schrift in haar
handen.
'Schrijf mijn aantekeningen maar over. Maar geef ze voor
vrijdag terug. Ik wil nog wat leren voor die tijd, zie je.'
'Dat
je daar nog aan toekomt,' zei Andromeda sarcastisch en ze gooide de
spullen zonder enige interesse op haar bureau. Helena stond op, hees
haar tas over haar schouder, keek haar vuil aan en vertrok zonder een
woord te zeggen.
'Denk je niet dat je lichtelijk onredelijk was?'
vroeg Morgane aarzelend en ze stond op om de deur achter Helena te
sluiten. Andromeda gaf geen antwoord. Ze was ook onredelijk geweest.
Wat had haar bezielt? Was het echt omdat Helena haar niet alles had
verteld? Ze hield zelf immers ook dingen voor haar achter. Had ze
gedacht dat als ze had geweten van het bestaan van de Orde ze
Bellatrix niet had geholpen? Dat was natuurlijk ook onzin.
'Ik
zeg wel dat het me spijt de volgende keer dat ik haar zie,' mompelde
Andromeda. Haar hoofd bonkte en ze sloot haar ogen. 'Maar goed, is
het waar wat ik hoorde? Ben je echt ontvoerd door Vol...'
'Zeg
Jeweetwel, wil je!' viel Morgane haar in de rede. 'Ja, het is waar...
Maar ik wil het er liever niet over hebben als je het niet erg vind.'
Ze leek in niets op de Morgane van een paar jaar geleden, besefte
Andromeda. Ze was bleker en ze maakte een trieste en angstige
indruk.
'Sorry.' Andromeda liet zich op haar bed vallen. Ze voelde
zich misselijk, nog erger dan eerst. 'Maar ik ben blij je weer eens
te zien. Het was zo jammer dat we geen contact meer hadden.' Morgane
knikte.
'En hoe zit het met Ted?' Er verscheen een glimlach op
haar gelaat. Ze leek meteen weer veel meer haarzelf, vond Andromeda.
'Hij is verliefd op je, hè?'
'Begin je weer?' jammerde Andromeda.
'Ik heb je al zo'n duizend keer gezegd, het is gewoon onmogelijk dat
wij iets krijgen!'
'Niets is onmogelijk.'
'Dit wel.' Andromeda
was er zeker van dat zij, een meisje uit een keurige zuiverbloedige
familie en bovendien de zus van een gewaardeerde Dooddoener
onmogelijk verkering kon krijgen met Ted, Modderbloedje en Orde van
de Fenikslid. En het feit dat zij geacht werd te helpen hem te
vermoorden maakte de kans dat het wel kon helemaal nihil. En dat,
moest Andromeda toegeven, was toch best jammer.
'Oh ja, dat wilde
Helena nog vertellen voor jij kwaad werd en zij weg ging...' Morgane
keek haar vriendin aarzelend aan. 'Ze heeft nog met Ted gesproken.
Hij vroeg of je in de loop van de week even langs kon komen.'
Andromeda stond op en liep naar het bureau. Haar maag maakte, ondanks
haar misselijkheid, een sprongetje.
'Je hebt wel iets met hem,
hè?' vroeg Morgane nieuwsgierig.
'Helemaal niet.' Andromeda
scheurde de envelop van Helena open en besefte dat dat niet echt
overtuigend klonk. 'Ik ben twee weken geleden bij hem geweest en we
hebben...' Ze stopte abrupt. Als ze Morgane vertelde dat hij haar had
gezoend zou ze waarschijnlijk helemaal geen rust meer hebben. Een
beetje onhandig haalde ze een klein stukje perkament uit de envelop
en las het aandachtig door.
De schuilplaats van de familie Tops is gevestigd aan Long Lane nummer 35, in het oosten van de stad.
Long Lane... nummer 35... oosten van de stad... Andromeda
repeteerde die woorden een aantal keer in haar hoofd. Ze legde het
briefje terug op haar bureau en vroeg: 'Weet jij waar Long Lane
ligt?' Morgane haalde haar schouders op.
'We zoeken het wel op.'
Even later bevonden de twee meisjes zich in de ruimte achter
de woonkamer, een donker vertrek aangezien het enige zonlicht dat
binnenkwam afkomstig was uit de kleine raampjes die bijna tegen het
plafond zaten. De muren gingen voor een groot deel schuil achter
boekenkasten van donkerbruin hout. De in leer gebonden boeken hadden
voornamelijk titels als Duistere Magie: Een Historisch Overzicht,
Moderne Gids Der Zuiverbloedige Tovenaarsfamilies en
Modderbloedjes en Dreuzels: Hoe en Waarom Ze Uitgeroeid Moeten
Worden. Dit was echter informatie waarover Andromeda liever niet
beschikte. Ze hoopte hier iets van een kaart van Londen te vinden,
waarop ze kon zien waar Long Lane zich bevond.
'Het staat wel zo
ongeveer op volgorde,' zei ze, en ze bekeek met een afkeurende blik
de groezelige boeken die rustten op de stoffige planken. Ze weerhield
zich er echter van de boel een goede beurt te geven en zocht
verder.
'Ik mag het hopen,' mompelde Morgane. 'Anders zijn we nog
wel een tijdje...' Ze werd onderbroken door de deur die onverwachts
open zwiepte. Bellatrix stond dreigend in de deuropening.
'Ga naar
huis,' zei ze simpelweg in het voorbijgaan tegen Morgane, die zich
dat geen tweede keer liet zeggen. Ze was lijkbleek en ze had een
angstige blik in haar ogen, waarschijnlijk door haar ervaringen
tijdens haar ontvoering.
'Zou je mijn vriendinnen niet zomaar weg
willen sturen, Bella?' vroeg Andromeda nonchalant, ookal was haar
hart ook sneller gaan kloppen van angst. Ze kwam haar uithoren.
'Wil
je dan dat je vriendinnen van ons afspraakje weten?' merkte Bellatrix
op, met een boosaardige grijns op haar gezicht. Andromeda gaf geen
antwoord. Was dat de reden dat ze niemand iets verteld had over de
Onbreekbare Eed? Was het omdat iedereen haar dan zou beschouwen als
Dooddoener? 'Nou, heb je nog informatie voor me?' Bellatrix keek haar
zus doordringend aan.
'Zoals ik je al zei, ben ik niet de
Geheimhouder!'
'Wie dan wel?' schreeuwde Bellatrix. Andromeda keek
haar niet aan. Ze kon geen antwoord geven op die vraag, dan zou ze
niet alleen Helena, maar ook Ted en zijn ouders in gevaar brengen,
maar aan de andere kant: Anders ging ze zelf dood. Even keek ze naar
de deur, hopend dat Rodolphus binnen zou komen en hen zou storen,
zoals hij een paar dagen eerder op het feest had gedaan. Het was toen
natuurlijk zeer spijtig geweest voor die Dreuzels, maar haar kwam het
eigenlijk goed uit. Andromeda zuchtte, bang van haar eigen gedachten.
Ze was niks beter dan welke Dooddoener dan ook, als ze liever had dat
anderen stierven dan dat haar wat overkwam.
'Als je niks zegt...'
Bellatrix geschreeuw had plaatsgemaakt voor een kalme stem, al had ze
nog steeds een gestoorde blik in haar ogen. '... Zul je dood gaan. De
keuze is aan jou: Of je verteld me wat je weet of je sterft een
onnodige dood, want ik kom er toch wel achter, Andromeda...'
'Waarom
heb je mij dan nodig?' vroeg Andromeda, met een mengeling van angst
en verbaasdheid in haar stem. 'Of zeg je dit alleen maar om mij over
te halen je te helpen?' Ze stopte, al haar moed bijeen schrapend. 'Je
bent vast een hele slechte Dooddoener, als je je kleine zusje nodig
hebt om een stel Dreuzels en een Modderbloedje uit de weg te ruimen.'
Als blikken konden doden dan had ze het waarschijnlijk niet na kunnen
vertellen, zo vuil keek Bellatrix. Even dacht Andromeda dat ze haar
toverstok wilde pakken, maar toen zei ze simpelweg: 'Oh, is dat zo?
Je zult nog versteld staan, Andromeda, van waar toe ik in staat ben.'
En met die woorden liet ze haar zusje alleen, tussen de hoge, donkere
boekenkasten. Bijkomend van de schrik wist Andromeda niet of ze blij
moest zijn. Ze had niks verklapt over wat ze wist en toch Bellatrix
weg gekregen, waardoor ze nog steeds leefde, maar Bellatrix' laatste
opmerking maakte dat een koude rilling over haar rug liep...
Hoofdstuk 11: Nummer 35
Na een paar
dagen uitgeziekt en gepiekerd te hebben, zoals gewoonlijk, besloot
Andromeda een bezoekje te brengen aan Long Lane. Ze had Ted al veel
te lang niet gezien en bovendien had hij gevraagd of ze wilde komen,
dus wat hield haar tegen? Bellatrix hield zich koest. Misschien viel
het allemaal nog wel mee. En toch bleef er wat aan Andromeda
knagen... Ze negeerde die gevoelens terwijl ze met een ploppend
geluid en een onaangenaam gevoel in haar maag naar Long Lane
verdween. Een moment later bevond ze zich in een keurige straat in
een nette, Londense buitenwijk. De rijtjeshuizen zagen er allemaal
hetzelfde uit, gebouwd met gelige bakstenen en met daarvoor een
voortuin om door een ringetje te halen. De auto's waren stuk voor
stuk groot en brandschoon. Nummer 35, wat Andromeda al gauw vond,
stak niet zoveel af bij de anderen huizen, ware het niet dat alle
gordijnen dicht waren, alsof men de indruk probeerde te wekken dat er
niemand thuis was. Huiverend liep Andromeda over het pas aangeveegde
tuinpad naar de voordeur. Woonde Ted hier? Het zag er allemaal veel
te netjes uit voor zijn doen. Ze klopte twee maal op de deur. Na wat
wel een eeuwigheid leek ging klonk er gemorrel aan de andere kant en
de deur ging open, al hield de tamelijk mollige, maar vriendelijk
uitziende vrouw 'm op een kiertje.
'Sorry,' stamelde Andromeda
verlegen. De vrouw, overduidelijk een Dreuzel, aan haar kleding te
zien, had een angstige blik in haar ogen, maar Andromeda dacht dat ze
zelf minstens net zo van haar stuk was. Ze had nog nooit met een
Dreuzel gesproken. 'Ik weet niet of ik hier aan het juiste adres ben.
Ik zoek ene Ted Tops.'
'Ik ben zijn moeder,' antwoordde de vrouw
nors. Ze lachte niet vriendelijk ondanks haar lieve uiterlijk. Ze
maakte nog steeds die schichtige indruk. 'Je staat toch wel aan onze
kant?' Andromeda zette haar schuldgevoelens opzij en mompelde:
'Natuurlijk, maar dat zou ik ook zeggen als dat niet het geval was.'
De vrouw deed de deur nu aarzelend helemaal open en liet Andromeda er
door.
'Gaat het wel met u?' vroeg die bezorgd. Mevrouw Tops was
lijkbleek en leek erg zenuwachtig, want toen ze de deur weer
zorgvuldig wilde sluiten viel ze bijna over de deurmat. Voor de
Dreuzels die van tovenarij wisten moest het allemaal erg beangstigend
zijn, besefte Andromeda. Zij vond het al doodeng, hoe moest het dan
zijn als ze niks van magie zou weten en zich niet kon verweren als
het nodig was? Daarbij was de wetenschap dat de Dooddoeners je zo
voor de lol konden vermoorden omdat je toevallig een Dreuzel was ook
vast niet zo'n pretje.
'Maakt u zich geen zorgen, mevrouw Tops.'
Andromeda fluisterde die woorden bijna, er niet zeker van of ze Ted's
moeder gerust wilde stellen met die woorden of zichzelf. 'Zolang
Helena haar woord houdt bent u hier veilig.' Ze beet op haar lip. En
wat als Bellatrix er nu toch achter kwam wie de Geheimhouder was en
haar dwong de waarheid te zeggen, zoals ze haar bloedeigen zus
gedwongen had haar te helpen met haar plan? Ze zei het maar niet
tegen de vrouw.
'Wil je iets te drinken?' vroeg de vrouw en ze
glimlachte, al was het een beetje geforceerd. Andromeda schudde haar
hoofd, terwijl ze mevrouw Tops via het halletje naar de open keuken
volgde. Het was precies wat ze van een Dreuzelhuis voor had gesteld.
Er waren vreemde, maar fascinerende apparaten waarvan ze de naam niet
kende. De inrichting was vrij tuttig, met foeilelijke beeldjes op het
al even afzichtelijke dressoir en met als dominerende kleuren oud
roze en saffraangeel.
'Zou ik uw zoon kunnen spreken?'
'Die is
boven. Vanochtend was de stroom uitgevallen en mijn man en hij doen
nu hun uiterste best de boel weer aan de praat te krijgen.'
'Waarom
haalt u er dan niet zo'n eh... Hoe heet het ook al weer... electri...
electri... ehm... zo'n mannetje die de electriziteit repareert als er
iets kapot is bij?' Andromeda voelde zich behoorlijk stom. Vanuit het
oogpunt van een tovenaar mochten Dreuzels dan sukkels lijken die niks
wisten, zij moest net zo goed wel achterlijk lijken voor deze
Dreuzelvrouw. Ze keek haar even achterdochtig aan, maar antwoordde
toen: 'Een electricien, bedoel je? Dan zou dat meisje, Helena, hem
ons adres moeten geven en dat zou allemaal erg moeilijk zijn... Dit
is makkelijker... Al heb ik er niet zoveel vertrouwen in. Mijn man en
Ted zijn allebei zo onhandig als het maar zijn kan.' De vrouw leek
wat meer op zijn gemak, nu Andromeda al vijf minuten binnen was en
nog niemand van kant had gemaakt. Sterker nog, ze ratelde maar door,
alsof ze blij was eindelijk iemand te hebben om mee te praten. 'Dat
was mijn zoon al toen hij klein was. Ik weet nog zo goed dat hij uit
de box was gevallen en...'
'Mama! Moet dat nou?' Ted kwam geërgerd
de keuken in. Hij zat onder het stof en had duidelijk niet zijn
zondagse kleren aan. Er zat een scheur in zijn shirt en zijn
spijkerbroek leek een paar maten te klein. Toen hij Andromeda zag
kreeg hij die vertrouwde rozige blos weer op zijn wangen.
'Is dit
je nieuwe vriendin?' vroeg zijn moeder hem, kennelijk zonder te
merken dat Ted ongemakkelijk naar de grond staarde. 'Ik vind haar wel
een beetje raar, hoor. Ze weet niet eens wat electriciteit is.'
'Ma,
hou nou op zeg.'
'Nou zeg, ik vraag het maar,' zei mevrouw Tops
vinnig. Haar zoon negeerde haar echter en richtte zich tot
Andromeda.
'Wil je... Ik bedoel... Zullen we naar mijn kamer gaan?
Dan hebben we eh... meer privacy.' Ted keek Andromeda niet aan en bij
dat laatste woord wierp hij zijn moeder een vernietigende blik toe.
'Wat heeft ze allemaal tegen je gezegd?'
vroeg Ted toen ze even later de trap op liepen.
'Niet zoveel,'
antwoordde Andromeda. 'Ze was geloof ik een beetje bang van me. Het
moet wel beangstigend zijn voor je ouders. Ik bedoel, Dreuzels lopen
al meer gevaar en dan weten ze ook nog niet zoveel van onze
wereld.'
'Iedereen is bang,' mompelde Ted. Ze waren op de overloop
aangekomen en hij ging haar voor naar de dichtstbijzijnde kamer.
Andromeda kon zich niet herinneren dat ze ooit op de slaapkamer van
een jongen was geweest, die van Sirius niet meegerekend. Het was er
klein en vol. Niet tuttig, zoals de rest van het huis, maar helemaal
ingericht naar Ted's smaak. Dat wilde zeggen, erg rommelig. Verder
paste er in het vertrek net een bed, een kast en een tafeltje om op
te schrijven, al leek die eerder te dienen als een goede plek om nog
meer rotzooi te dumpen. Geen een vierkante centimeter van de muren
leek niet bedekt met posters en plaatjes. Sommigen bewogen, anderen
niet.
'Let niet op de rommel,' zei Ted, terwijl hij zich een weg
naar het bed baande door de puinhoop. Andromeda snoof een beetje
geirriteerd. Het was moeilijk om er niet op te letten, zeker voor
iemand zoals zij, die graag de boel aan kant had. Even wilde ze haar
toverstok pakken en de boel een flinke beurt geven, maar toen bedacht
ze dat dat misschien beledigend overkwam, vooral omdat ze toen ze
twee weken eerder bij Ted was geweest ook al op had lopen ruimen.
'Bevalt het onderduiken een beetje?' Andromeda ging een beetje
opgelaten naast hem zitten. Ted haalde zijn schouders op.
'Och,
het is wennen. Om er niet even uit te kunnen bedoel ik en nou ja...
we lopen elkaar allemaal een beetje in de weg en dat levert nogal
eens ruzie op. Zeker aangezien ik het niet echt meer was gewend om
bij mijn ouders te wonen. Maar over het algemeen zijn ze wel okee,
hoor.' Andromeda lachte en dacht aan haar eigen ouders. Ze zou liegen
als ze zou zeggen dat ze niet graag met Ted van moeder wilde ruilen,
maar toch, hoe slecht haar familie ook was, het was wel hààr
familie natuurlijk.
'De volgende keer als ik kom neem ik wat
tijdschriften enzo mee,' stelde ze voor. 'Tegen de verveling. Ik zou
ook wat Dreuzelbladen kunnen kopen voor je ouders.' Andromeda
gruwelde al bij het idee dat ze naar een Dreuzelwinkel zou moeten en
daar met Dreuzelgeld zou moeten betalen. Ongetwijfeld zou ze uit
ontwetendheid weer een of andere stomme blunder begaan.
'Dat is
erg aardig van je,' antwoordde Ted echter, haar zorgen niet delend.
'Bedankt.'
'Ik heb trouwens nog wel iets anders voor je.' Onzeker
haalde Andromeda iets uit haar zak dat ze lang geleden ooit een keer
had gekocht en eerder die week terug had gevonden op haar kamer. Het
was een zilveren kettinkje met een hanger. Daar in stond met
sierlijke letters haar eigen naam gegraveerd. 'Je had nog iets te
goed voor Valentijnsdag. Het is niet ingepakt ben ik bang.'
'Oh,'
mompelde Ted verbaasd en hij nam het cadeautje aan. 'Bedankt. Alleen,
nu voel ik me wel stom dat ik niks voor jou heb.' Andromeda
lachte.
'Is niet erg.' Ted glimlachte ook, maar vroeg toen, op
ernstigere toon: 'Is het waar dat je ruzie hebt met Lena?' Andromeda
zuchtte diep.
'Ja, maar ik maak het wel weer goed als ik haar
zie.'
'Ze was erg van slag toen ze hier gisteren was.' Die
opmerking maakte dat Andromeda zich nog schuldiger voelde. Vlug
besloot ze om de pijnlijke stilte te doorbreken door plagend, op een
veel minder geladen toon dan de rest van het gesprek, te zeggen:
'Waarom noem je haar eigenlijk Lena? Voor mij heb je geen
koosnaampje.' Ze zette al haar verlegenheid over boord en kroop bij
hem op schoot.
'Dat verzin ik nog wel,' fluisterde Ted en hij
liet zijn handen langs haar middel glijden. 'Niet nu. Ik wil van je
genieten nu je er bent.' Andromeda's hart ging tekeer.
'Wat had je
in gedachten?' vroeg ze zenuwachtig. Ted lachte alleen, maar gaf geen
antwoord. In plaats daarvan kropen zijn handen iets omhoog, naar
plaatsen waar ze normaal gesproken niet hoorden te komen. Met zachte
dwang duwde hij haar op het bed en maakte ongeduldig, als een kind
dat een cadeautje uitpakte, een voor een de knoopjes van haar gewaad
los.
Een uur later
lag Andromeda naast Ted, die in slaap was gevallen. Zelf had ze nog
geen oog dicht gedaan. Dit was heel, heel slecht. Nog even en ze
begon van hem te houden en dan ging het echt mis. Ze had immers aan
Bellatrix belooft dat niet te doen. En toch... Ze had erg warme
gevoelens voor Ted en Andromeda dacht dat ze nog nooit zo'n leuke
jongen had ontmoet, op Sirius na dan, maar dat was anders. Hij was
haar neef. Wat er die avond was gebeurd zou ze nooit vergeten en ze
keek naar Ted. Hij sliep kennelijk, zonder zich ook maar ergens
zorgen over te maken. Andromeda had die zorgeloosheid graag met hem
gedeeld, maar de gedachte aan Bellatrix bleef door haar hoofd spoken.
En toen kreeg ze het weer benauwd. Twee weken hadden die aanvallen
haar met rust gelaten, maar nu kwamen ze in volle hevigheid terug.
Piepend en naar adem happend ging ze overeind zitten, maar het hielp
niet. Hoe meer ze haar best deed zuurstof binnen te krijgen, hoe
benauwder ze het kreeg.
'Wat is er?' vroeg Ted slaapdronken en hij
knipte het bureaulampje dat naast het bed op de grond stond aan.
Andromeda spaarde haar adem en gaf geen antwoord. 'Je bent helemaal
rood.' Hij kwam overeind.
'Ga goed rechtop zitten en adem rustig
in en uit,' fluisterde hij. 'Vanuit je buik ademen.' Een paar minuten
concentreerde Andromeda zich op haar ademhaling en het ging iets
beter.
'Je zou er toch naar moeten laten kijken,' vond Ted.
'Misschien is het iets van hyperventilatie, ofzo?' Andromeda haalde
haar schouders op. Eigenlijk lag ze er niet zo wakker van. Twee weken
lang was er niks aan de hand geweest. Het gebeurde alleen als ze bij
Ted was en dat maakte haar ongerust. Ze wist dat ze speelde met haar
leven door te doen wat ze zojuist had gedaan. Nog even en ze zou
daadwerkelijk sterven. Was dit slechts een voorproefje? Andromeda
dacht er het liefst maar niet aan.
'Weet je,' zei ze
uiteindelijk, ook om een ander onderwerp aan te snijden. 'Ik denk dat
ik maar weer eens naar huis ga. Mijn ouders zullen het niet op prijs
stellen als ik de hele nacht weg blijf.' Ze liet zichzelf van het bed
glijden en raapte haar kleren van de grond.
'Okee,' fluisterde Ted
en er klonk iets van verborgen teleurstelling in zijn stem. 'Zie ik
je snel weer?' Andromeda gaf geen antwoord, maar kuste hem ter
bevestiging op zijn mond. Het was een fijn moment, al wist ze dat het
snel op zou houden. Niet alleen zou ze Ted moeten verlaten, maar ook
het huis, die zo'n veiligheid uitstraalde. De familie Tops gebruikte
het immers om aan Voldemort en zijn Dooddoeners te ontkomen en ook
Andromeda had er een fijne avond gehad, al moest ze nu weer terug
naar haar eigen kille, eenzame woning, die ook het thuis was voor
duistere tovenaars. Net op het moment dat die gedachten in haar
opkwamen werd er hard op de voordeur gebonst. Ted en Andromeda lieten
elkaar los. Er werd opnieuw geklopt, harder dit keer. De grendels van
de deur schoven een voor een piepend open. Er klonken haastige
voetstappen. Ze kwamen de trap op. De deur van de slaapkamer zwaaide
open en daar stond Helena. Haar haar zat door de war en het leek of
ze een stuk gerend had. Ze hijgde en haar gezicht was helemaal rood,
al zou dat ook kunnen komen door het tafereel dat ze zojuist had
aangetroffen: Ted, die nog in bed lag, Andromeda half aangekleed en
de rest van hun kleding, die her en der verspreid lag over de toch al
zo rommelige vloer. Maar kennelijk had ze niet al te veel tijd om
zich te generen, want ze fluisterde nog nahijgend: 'Jullie moeten
onmiddelijk weg. Ze komen er aan.'
Hoofdstuk 12: Ontsnappingsplan B
'Wie zijn ze?'
vroeg Ted verward. 'De Dooddoeners?' Het duurde even voor Helena
antwoord gaf, maar uiteindelijk knikte ze.
'Bellatrix, Rodolphus
en nog een stel anderen. Ze kunnen hier ieder moment zijn.' De
romantische sfeer die er nog geen twee uur eerder had gehangen leek
volledig verdwenen te zijn en angst en verwarring overvielen
Andromeda.
'Maar...' begon ze, maar ze durfde nauwelijks de enige
mogelijke manier dat Bellatrix achter Ted's schuilplaats was gekomen
te aanvaarden. 'Hoe dan?' Helena keek haar niet aan en plofte op het
bed neer, haar gezicht in haar handen verborgen.
'Het spijt me
zo,' fluisterde ze. Het was niet duidelijk of ze huilde. 'Ik wilde je
spreken, Andromeda, over wat er laatst gebeurd was...' Er viel een
stilte en Andromeda moest even denken voor ze wist waar haar vriendin
het over had, maar dacht toen aan hun ruzie van een paar dagen
daarvoor. Het leek alweer tijden geleden.
'Ik ging naar je huis,'
snikte Helena. 'Toen ik aanbelde deed je zus open. Ze zei dat je er
niet was en vroeg vriendelijk of ik naar de keuken wilde komen. Ik
volgde haar en tot mijn verassing waren daar nog zo'n vijf andere
Dooddoeners. Ze vroegen me naar de schuilplaats van Ted Tops en zijn
familie...'
'En dus verlinkte je ons maar even?' vroeg Ted
verontwaardigd. 'Ik dacht dat we hadden afgesproken dat zelfs als het
zo ver zou komen je ons niet zou verraden.' Andromeda keek
geschrokken van Ted naar Helena. Ze kon nauwelijks bevatten dat haar
anders zo dappere, verstandige vriendin de familie Tops zomaar aan de
Dooddoeners zou uitleveren.
'Ik wilde het eerst niet zeggen.'
Helena hief haar hoofd op. Haar ogen waren nu rood. 'Ze dwongen me...
Bellatrix zei dat ze mijn familie zou uitmoorden als ik het niet
wilde zeggen.' Er viel een lange stilte en Andromeda zag Ted
ongemakkelijk kijken. Het was niet echt duidelijk of Ted medelijden
had met Helena of dat hij kwaad was, maar zelfs als dat zo was liet
hij het niet merken.
'Nou,' mompelde hij uiteindelijk. Zijn stem
trilde. 'We kunnen moeilijk hier blijven wachten tot ze komen.' Na
die opmerking duurde de stilte weer voort.
'Ik heb tegen je ouders
gezegd dat ze zich klaar moeten maken om te vertrekken,' fluisterde
Helena en ze veegde de tranen uit haar gezicht. 'Al heb ik geen idee
waar ik jullie onder kan brengen.'
'Mijn moeder...' begon Ted
aarzelend, terwijl hij zich discreet onder zijn deken aankleedde.
'... Wilde in eerste instantie, toen ik ze vertelde dat we onder
moesten gaan duiken, het land verlaten. Is dat geen optie?' Helena
schudde haar hoofd.
'We hebben niet veel tijd en zoiets regelen is
veel werk. Heb jij geen plan B, Andromeda?' Andromeda die rillend van
angst op de grond had gezeten schrok op.
'Het hoofdkwartier van
de Orde?' suggereerde ze, nietdenkend aan de Onbreekbare Eed die ze
had afgelegd en het feit dat ze nu hulp verleende aan Ted. Desondanks
gebeurde er niks, behalve dan dat ze het weer wat benauwd kreeg.
'Die is voorzien van Dreuzelafwerende spreuken, dus daar kunnen
we zijn ouders niet heen brengen,' antwoordde Helena. 'Maar jullie
zouden tijdelijk naar jouw huis kunnen gaan, Ted.'
'Is het daar
veilig genoeg?' vroeg Ted bezorgd.
'Wel als we de nodige spreuken
toevoegen aan de beveiliging.' Helena snikte niet meer, al waren haar
ogen nog altijd rood en opgezwollen en haar gezicht betraand. 'Ik ga
wel vooruit met je ouders en regel de boel daar, terwijl jullie hier
wat spullen inpakken.' Ze stond al op, maar toen ze bijna bij de deur
was stopte ze. 'En... Als ik de Fideliusbezwering uitspreek, wie
dient er dan als Geheimhouder?' Ted keek haar even nietbegrijpend
aan.
'Jij natuurlijk.'
'Ik?' vroeg Helena ongelovig. 'Na wat er
vanavond gebeurd is?'
'Helena,' zei Ted terwijl hij haastig zijn
trui aantrok. 'Ik had alle vertrouwen in je en dat heb ik nog steeds.
Ik zou waarschijnlijk dezelfde keuze hebben gemaakt als jij.' Helena
glimlachte en er viel opnieuw een stilte. Andromeda was geraakt door
wat Ted had gezegd en bewonderde zijn vergevingsgezindheid. Het was
onmogelijk voor te stellen dat zij zich nog maar een paar dagen
daarvoor had druk gemaakt om het feit dat Helena voor haar
achterhield dat ze in de Orde zat, ookal had Andromeda zelf ook
geheimen voor haar gehad.
'En Helena,' zei ze toen haar vriendin
opnieuw op het punt stond de kamer te verlaten. 'Het spijt me nog van
laatst.' Helena schudde alleen haar hoofd. Haar ogen hadden zich
opnieuw gevult met tranen.
'Het spijt mij. Ik snap niet dat jullie
beiden niet hartstikke kwaad zijn op me. Ik weet niet hoe...' Haar
antwoord werd onderbroken door Ted, die zich inmiddels helemaal had
aangekleed.
'Ga nou maar! We hebben niet de hele nacht de tijd.'
Door dat nuchtere antwoord besefte Andromeda in een klap weer dat de
Dooddoeners ieder moment konden komen en dat ze hier weg
moesten.
'Succes,' mompelde Helena, en ze verliet de kamer.
'Jij
ook,' fluisterde Andromeda, al kon haar vriendin dat niet meer horen.
Ted haalde met een hoop herrie omdat hij allemaal troep aan de kant
moest schuiven, een grote koffer onder zijn bed vandaan en hees die
op zijn bed. Toen hij 'm open ritste keek Andromeda verbijsterd toe.
De koffer was gevuld met wat kleding, zowel van hem zelf als van zijn
ouders, tijdschriften en een doosje Smekkies.
'Dit had ik
gisteren al ingepakt,' legde Ted uit bij het zien van haar blik. 'Ik
wilde dat ik zo zou kunnen vertrekken in situaties als deze. Ik was
alleen nog niet klaar, omdat ik niet had verwacht dat ik het zo snel
al nodig zou hebben. Zou je wat beddengoed willen pakken? Het ligt in
de kast op mijn ouders' slaapkamer.' Andromeda knikte en liep haastig
de gang op. Afgezien van Ted's slaapkamer, waren er nog twee deuren.
Eerst kwam ze per ongeluk in de badkamer uit, maar uiteindelijk vond
ze toch zijn ouders' kamer. Het was er iets ruimer en veel netter dan
Ted's kamer. Het behang was perzikkleurig en op de vloer lag
hoogpolig tapijt. In het vertrek pasten een tweepersoonsbed, een
nachtkastje en een linnenkast met een spiegel in de deur. In het
voorbijgaan zag Andromeda dat ze bleek was van angst en de
benauwdheid kwam weer terug kwam toen ze in de la van de kast
kussenslopen en beddenspreien vond. Haar ademsnood was moeilijk te
negeren, maar toch deed ze wat ze kon. Hier had ze geen tijd voor op
het moment. Ze liep terug naar Ted's kamer met de spullen onder haar
armen. Ted was inmiddels vrijwel klaar met zijn koffer en hij
bedankte Andromeda werktuigelijk toen hij het beddengoed van haar
overnam. Toen alles uiteindelijk in de koffer zat zag Andromeda hem
onopvallend de hanger die ze hem eerder die dag had gegeven en die de
hele avond op zijn nachtkastje had gelegen in zijn eigen zak steken.
Schuldig dacht ze eventjes aan de Eed. Kennelijk gaf hij meer om haar
dan zij om hem.
'Kom, we gaan,' mompelde Ted, quasi-nonchalant, al
richtte hij nog een laatste pijnlijke blik op zijn slaapkamer, die
hij de komende tijd waarschijnlijk niet meer zou zien. De twee liepen
zwijgend de trap af en de hal door. Toen ze even later op het nette
tuinpad stonden en Ted met een zachte klik de voordeur op slot deed
leek dat geluid door de nacht te galmen. Andromeda zag dat het Ted
pijn deed het huis waar hij was opgegroeit te moeten verlaten,
misschien wel voor altijd. Veel tijd om daarover na te denken kregen
ze echter niet, want op dat moment verschenen minstens tien
Dooddoeners uit het niets. Ze stonden in een cirkel om hen
heen.
'EXPELLIARMUS!' schreeuwde Bellatrix en voor ze er erg in
hadden vlogen hun toverstokken uit hun handen.
Hoofdstuk 13: Bellatrix' wraak
Andromeda was
het liefst hard weggerend, maar haar lichaam was verstijfd van angst.
Ted zag ook lijkbleek.
'Hoe wist je dat Helena de Geheimhouder
is?' vroeg hij. Andromeda keek hem verbaasd aan. Deed dat er wat toe
op zo'n moment?
'Oh, da's een lang verhaal,' zei Bellatrix. Haar
ogen fonkelden vervaarlijk. 'Al moet ik zeggen dat het zonder onze
Andromeda nooit gelukt was.' Ted's ogen schoten in de richting van
Andromeda en keken haar vragend aan. Andromeda had er veel voor
gevoeld om op dat moment door de grond te zakken.
'We wisten dat
je ging onderduiken en aangezien ze een nauwere band met je had dan
ik vroeg ik haar of zij de informatie misschien uit je los wilde
peuteren,' vertelde Bellatrix en zo te zien scheen ze er van te
genieten.
'Ik kon niet anders!' fluisterde Andromeda en ze pakte
Ted's hand. Hij rukte zich echter los, keek haar even aan en wendde
toen zijn blik af.
'Die lieve Andromeda heeft gelijk, Ted,' zei
Bellatrix op een gemaakt vriendelijke toon, al zag ze er zo helemaal
niet uit, met haar toverstok in de aanslag. 'In eerste instantie
voelde ze niets voor ons plan en stribbelde ze echt vreselijk tegen.
We dachten echter dat de Imperiusvloek op zou vallen en dus maakten
we gebruik van de Onbreekbare Eed. We spraken af dat Andromeda alleen
met je om zou gaan uit... eigen belang laten we zeggen. Of liever
gezegd, ons belang. Verder lieten we haar zweren je niets over ons
plannetje te vertellen. Niet dat dat hielp overigens. Ze deed echt
heel moeilijk. Maar uiteindelijk zijn we er toch dankzij haar achter
gekomen.' Triomfantelijk haalde Bellatrix een stukje perkament uit
haar zak. Andromeda herkende het meteen. Het was het briefje dat
Helena haar had gegeven.
'Bellatrix wist dat het door Helena
geschreven was omdat er ook een schrift van haar op Andromeda's
bureau lag, met haar naam erop,' voegde Rodolphus er aan toe. 'Het
handschrift was precies hetzelfde.' Ted zag er verslagen uit. Iedere
keer als hij in de richting van Andromeda keek wendde hij zijn blik
snel weer af, alsof haar aanblik te pijnlijk was. Andromeda voelde
een brok in haar keel. Wat had ze gedaan? Ze had zijn leven en dat
van haar vriendin op het spel gezet, alleen om het hare te redden.
Waarom? Waarom zou haar zielige leventje belangrijker zijn? Er
stroomden nu geluidloze tranen over haar wangen.
'Het spijt me,'
snikte ze, al betwijfelde ze of Ted haar excuses zou aanvaarden. 'Het
spijt me zo.'
'Oh, hou toch op met dat geklets, Bella,' snauwde
een van de andere Dooddoeners. 'Maak ze gewoon van kant, dan kunnen
we weer naar huis.'
'Nee, wacht,' antwoordde Bellatrix. 'Andromeda
niet. Ze heeft ons geholpen.' Die woorden maakten dat Andromeda zich
nog ellendiger voelde. 'Daarbij,' vervolgde Bellatrix. 'Ik speel
graag met mijn slachtoffers.' Er verscheen een gestoorde blik in haar
ogen.
'CRUCIO!' schreeuwde ze en er volgde een lichtflits. Ted
viel op de grond, stuiptrekkend en schreeuwend van de pijn. Andromeda
gilde en voor ze er erg in had had ze haar zus bij haar arm gepakt en
deed ze pogingen de toverstok uit haar handen te slaan, maar
Bellatrix hield 'm te stevig vast.
'Hoe durf je!' krijste ze.
'Iemand zonder toverstok aanvallen! Dat is gewoon vreselijk laf!'
'Ach, ze vind ons nog steeds laf.' Bellatrix zette haar gemaakt
kinderachtige stemmetje op en Andromeda voelde een ongekende haat,
die ze nooit eerder had gevoelt, in haar opborrelen. Bellatrix duwde
haar echter aan de kant en terwijl Andromeda naar adem hapte
vervolgde ze op een ijzingwekkende fluistertoon: 'Jij hoeft niemand
de les te lezen over wat laf is.' Dat was waar, besefte Andromeda.
Door haar zat Ted nu in zo'n belabberde situatie.
'Goed,
Modderbloedje,' vervolgde Bellatrix op normale toon tegen Ted. 'Wil
je dat ik dat nog eens doe?' Andromeda betwijfelde of hij uberhaupt
had gehoord wat ze had gezegt, omdat hij in een slappe hoop op de
grond lag, natrillend van de pijn, maar toen keek hij langzaam
op.
'Eens denken wat ik met je ga doen.' Er verscheen een
boosaardige grijns op Bellatrix' bleke gelaad. Het leek wel of ze er
van genoot. 'Avada...' Ze zei die woorden extra langzaam, kennelijk
om Ted langer in angst te laten zitten. Maar toen...
'NEE!'
Andromeda had zich bovenop Ted gestort. Bellatrix leek even van haar
stuk.
'Waar ben je in vredesnaam mee bezig?'
'Als je hem wilt
doden, zul je dat ook met mij moeten doen!' Andromeda was een beetje
verbaasd door haar eigen durf, maar wel vastbesloten om geen vin te
verroeren. Bellatrix wist kennelijk geen woord uit te brengen en Ted
hief zijn hoofd iets op. Zijn voorhoofd zat onder het koude zweet en
hij trilde nog steeds.
'Andromeda, niet doen,' wist hij uit te
brengen. 'Het is zinloos. Ze... ze zal jou gewoon uit de weg ruimen
alvorens... mij te vermoorden.'
'Dat doet er niet toe,'
fluisterde Andromeda.
'Ga nou van me af.'
'Nee!'
'Luister,
Andromeda,' antwoordde Ted en zijn stem klonk iets krachtiger. 'Dit
slaat nergens op.'
'Weet ik, maar...' Andromeda stopte abrupt met
praten. Hoe langer ze praatten, hoe langer het allemaal zou duren.
Als ze dan dood zou gaan, dan maar liever snel.
'Andromeda, jij
hebt op zijn minst een kans.' Ted's vingers gleden over haar
schouders. 'Gebruik 'm. Ik red me wel. Je moet niet je leven
opofferen voor...'
'Heel roerend,' sneerde Bellatrix, die haar
oude manier van doen weer terug gevonden had. 'Zou je nu aan de kant
willen gaan, Andromeda, of wil je ook dood?'
'Nee, ik ga niet aan
de kant,' antwoordde Andromeda en ze deed haar best om haar stem niet
te laten trillen. 'Ik sterf liever dan te moeten leven zonder hem.
Ik... Ik hou van hem!' Ze besefte dat er van die repliek geen woord
gelogen was en ook dat ze daarmee de Onbreekbare Eed had gebroken...
Meteen voelde het alsof alle lucht uit haar longen werd geperst. Ze
probeerde verwoed te ademen, maar hoe harder ze haar best deed, hoe
benauwder ze het kreeg.
'Wat... wat gebeurd er?' hoorde ze Ted
paniekerig roepen. Bellatrix zei iets, maar Andromeda kon niet
verstaan wat. Alles om haar heen werd waziger, ze hoorde knallen,
voetstappen die haastig wegrenden, stemmen... En toen werd alles
zwart.
Hoofdstuk 14: Afdeling spreukschade
Langzaam deed
Andromeda haar ogen open. Het felle licht bezorgde haar hoofdpijn,
alsof ze een zware migraine aanval had. Met een misselijk gevoel in
haar maag probeerde ze zich te herinneren wat er ook al weer was
gebeurd. Bellatrix had Ted verteld dat Andromeda haar al die tijd
geholpen had en vervolgens had ze Ted willen vermoorden. Andromeda
had haar tegen gehouden en had zich op Ted geworpen. Ze had Bellatrix
gezegd dat ze van hem hield en vanaf dat punt herinnerde ze zich niks
meer. Bezorgd vroeg ze zich af wat er met de anderen gebeurd was. Was
Bellatrix gewoon doorgegaan met waar ze mee bezig was en was Ted nu
dood? En waarom leefde ze zelf eigenlijk nog? Of was ze wel dood?
Zelfs daar was Andromeda zich niet meer zeker van. Ze deed opnieuw
haar ogen open en bekeek het vertrek waar ze zich bevond beter. Het
was een ziekenhuiskamer in het Sint Holisto, besefte ze
verbaasd.
'Hé, je bent er weer bij.' Andromeda had de vrouw, de
Heler met het dikke, rode haar, die in de hoek had zitten lezen nog
niet opgemerkt.
'Kennelijk...' mompelde Andromeda. 'Wat is er
allemaal gebeurd?'
'Lang verhaal,' begon de Heler. 'Weet je zeker
dat je dat nu wilt horen?'
'Graag.'
'Nou...' De Heler stopte
even, denkend over waar ze moest beginnen. 'Zo'n anderhalve week
geleden kregen we je binnen. Het was midden in de nacht. De jongen
die je bracht was Ted Tops. Ik ken hem omdat ik hem behandeld heb
toen hij vergiftigd was,' voegde ze er aan toe, bij het zien van
Andromeda's nietbegrijpende blik. Andromeda was dat al weer bijna
vergeten. Er was in de tussentijd immers zoveel gebeurd.
'Hij
vertelde wat er was gebeurd,' ging de Heler verder. 'Jullie waren in
het nauw gedreven door Dooddoeners en een hen was jouw zus. Ze scheen
het een en ander afgesproken te hebben met je.' Ze glimlachte
vriendelijk, maar de pijnlijke realiteit drong weer tot Andromeda
door. Haar lafheid was een feit.
'Ja, en dat is wat ik niet
snap,' zei Andromeda. 'Ik had afgesproken Ted's schuilplaats te
ontdekken en aan haar te vertellen. Verder mocht ik hem niet helpen
en...' Ze stopte aarzelend. 'Ik mocht niet van hem gaan
houden.'
'Tja,' zei de Heler, nog steeds glimlachend, en ze ging
op de rand van het bed zitten. 'Sommige dingen moet je niet beloven.
Zeker als je ze niet waar kan maken.' Er viel een stilte. Andromeda
dacht na over die woorden. Had ze ooit gedacht dat ze Bellatrix' plan
werkelijk uit zou voeren? Nee, ze had zich er altijd tegen verzet.
'Waarom ben ik dan niet dood?' vroeg ze uiteindelijk.
'Het is
een geval apart,' zuchtte de Heler. 'Zoiets heb ik in de tien jaar
dat ik hier werk nog nooit meegemaakt, maar ik heb twee verklaringen.
De eerste, en de meest medische, die ik je als Heler eigenlijk zou
moeten geven, is dat de spreuk mislukt zou kunnen zijn en daarom maar
half werkte. Dat zou kunnen verklaren waarom je alleen bewusteloos
raakte en niet stierf.'
'Toen we de Eed uitspraken...' herinnerde
Andromeda zich plotseling en haar stem trilde. Het verklaarde een
hoop. Ook waarom ze uberhaupt nooit eerder als ze Ted met iets hielp
of dacht aan hoe leuk hij was was dood was gegaan, maar alleen
benauwd was geworden. 'We werden ineens gestoord. Ik had nog maar
half toegestemd.'
'Dat zou de oorzaak kunnen zijn,' antwoordde de
Heler en ze stond weer op. 'Maar denk je niet dat liefde net zo
machtig is als welke spreuk dan ook?' Er viel een lange stilte en
Andromeda dacht na over die woorden. Ze voelde ineens een brok in
haar keel, die ze moeizaam doorslikte, maar het hielp niet. Alle
emoties waar ze zich sinds het uitspreken van de Eed tegen had verzet
leken zich tegelijkertijd een weg naar buiten te willen
banen.
'Hier,' fluisterde de Heler en ze reikte haar een zakdoek
aan. Ze drong niet aan te vertellen wat er dwars zat, iets wat
Andromeda erg kon waarderen.
'Ted... Hij bracht me hier, toch? Dus
hij leeft nog?' snikte ze verward, terwijl ze met de zakdoek haar
betraande gezicht schoonveegde. De Heler knikte langzaam. Enigszins
opgelucht vervolgde Andromeda: 'Als u hem nog eens spreekt, zeg dan
dat ik oprecht veel van hem hield en dat de tijd met hem heerlijk was
en dat ik ontzettend veel spijt heb en...'
'Waarom zeg je dat zelf
niet?' vroeg de Heler met opgetrokken wenkbrauwen. Haar kalmte was
een schril contrast met Andromeda's gedachten.
'Onze romance is zo
goed als voorbij. Ik durf hem echt niet meer onder ogen te komen,'
verklaarde Andromeda. 'Hij was kwaad op me en terecht... Hij had wel
dood kunnen zijn en...'
'Een meisje heeft me gevraagd je dit te
geven,' onderbrak de Heler haar opnieuw en ze overhandigde een
envelop. Andromeda's natte vingers maakten vlekken op het perkament,
terwijl ze het openscheurde. Twee briefjes vielen op haar
beddensprei, ieder geschreven in een ander handschrift. Een van de
twee slordig gescheurde briefjes bevatte een adres, genoteerd in een
groot, maar onduidelijk handschrift, dat Andromeda vaag herkende, al
wist ze dat het zeker niet door Helena geschreven kon zijn. Het
andere briefje had veel kleinere letters en was duidelijk erg
vluchtig geschreven.
Andromeda, Kan
ik je alsjeblieft zo snel mogelijk spreken? Het is voor mij helaas
onmogelijk naar het ziekenhuis te komen, gezien ik al weer
ondergedoken zit op het bijgesloten adres. Zou je me daar willen
opzoeken als je weer beter bent? Ik heb je veel te vertellen en te
vragen. Ik kon dat onmogelijk in dit briefje doen. Beterschap,
Ted
Door dat briefje klaarde
Andromeda's humeur weer wat op. Ted leek niet echt kwaad.
'Wanneer
mag ik eigenlijk naar huis?' Met dat ze dat vroeg besefte ze dat ze
daar niet heen durfde. Wat zou haar familie zeggen na wat ze had
gedaan?
'Ik ben bang dat je nooit meer naar huis zult gaan,'
fluisterde de Heler verontschuldigend. 'Het enige wat we van van je
familie hebben vernomen is dat ze je niet meer hoeven te zien.'
'Je
bedoelt dat ze me onterft hebben?' vroeg Andromeda ter bevestiging en
ze kon de vrolijke ondertoon in haar stem nauwelijks onderdrukken.
Altijd had ze gedacht dat het vreselijk zou zijn, maar nu het echt
gebeurd was viel het erg mee.
'Eh... Ja, dat klopt.'
'Nou ja,
het moest er toch een keer van komen,' mompelde Andromeda. Ze droomde
al aan een huisje voor haarzelf, vrienden naar haar eigen keuze... En
ook weer aan Ted. Zou het nog goedkomen?
'Ik ben bang, Andromeda,'
begon de Heler voorzichtig. 'Dat je je familie nooit meer zult zien.
Snap je dat wel?' De gedachte was wel vreemd, maar ze had nou eenmaal
niet zoveel behoefte degenen te zien die bijna haar dood en die van
Ted hadden veroorzaakt. Het leek allemaal zover weg, zo lang geleden,
al was ze nog maar zo'n drie weken geleden bezig geweest Narcissa aan
Lucius te koppelen.
'Denkt u dat ik gevaar loop nu?' vroeg ze
opeens, de realiteit dat haar vrijheid misschien toch niet zo groot
was onder ogen ziend. 'Moet ik onderduiken?' De Heler haalde haar
schouders op.
'Ik weet niet. Maar ze leken behoorlijk kwaad op
je.'
Een paar dagen later werd Andromeda uit het ziekenhuis
ontslagen. Met de weinige bezittingen die ze in het ziekenhuis had
gehad in een koffer gepropt liep ze door de straten van Londen.
Eigenlijk zou ze de spullen die nog thuis lagen op moeten halen, maar
dat durfde ze niet. Ze zou daar nooit meer heen gaan, besefte ze
plotseling en een eenzaam gevoel overviel haar. Andromeda had
besloten aan Helena te vragen of ze bij haar mocht logeren tot ze een
eigen huisje had. Haar vriendin woonde tenslotte op zichzelf en niet
bij haar ouders, die al even erg waren als de familie Zwarts. Maar
alvorens dat te doen zou ze bij Ted langs gaan, zoals hij gevraagd
had. Andromeda zag er als een berg tegen op. Hoe eerder ze het gehad
had, hoe beter. Ze hield het briefje stevig in haar hand geklemt. Dit
keer zou ze voorzichtiger zijn. Ted's nieuwe verblijfplaats bevond
zich in een duidelijk minder nette buurt dan het huis van zijn
ouders. Het koude winterse weer had plaatsgemaakt voor een waterig
zonnetje en de eerste krokussen bloeiden al. Andromeda vond al gauw
het adres op het briefje. Toen ze bijna bij het huis was hoorde ze
een bekende stem zeggen: 'Dan zie ik je morgen weer.'
'Morgane!'
Andromeda rende op haar vriendin af, naar het einde van de straat,
bij een klein huisje. De gordijnen zaten er dicht en de tuin was erg
slordig onderhouden.
'Wat doe jij hier?' Terwijl Morgane zich los
probeerde te wurmen verscheen Ted in de deuropening van de voordeur.
Hij zag er slecht uit, zag Andromeda. Hij had wallen onder zijn ogen
en was erg bleek. Desalniettemin was hij nog steeds knap om te zien.
'Morgane is mijn nieuwe Geheimhouder.'
'Ja, dat klopt,' knikte
Morgane, en het viel Andromeda op dat ze ook een beetje bleek was,
net als de vorige keer toen ze elkaar gezien hadden. 'Ik had je
eigenlijk op willen halen uit het ziekenhuis, Andromeda, maar je bent
kennelijk vroeger weg gegaan dan ik dacht.'
'Maakt niet uit,'
mompelde Andromeda en ze richtte zich tot Ted. 'Maar waarom is Helena
je Geheimhouder dan niet meer?' Morgane en Ted keken elkaar
ongemakkelijk aan. Er viel een lange stilte en toen zuchtte Ted: 'Kom
binnen, we kunnen hier tenslotte niet zo blijven staan.' Andromeda
volgde hem naar binnen.
'Ik moet er van door,' zei Morgane nog en
Ted sloot de deur achter hen. Het duurde even voor hij alle
beveiligingsspreuken had uitgesproken en Andromeda overdacht alles
wat er in de tussentijd was gebeurd. Die Eed was opgeheven als alles
goed was, maar ze kon niet meer terug naar huis. En Helena... Wat was
er gebeurd?
'Nou...' zei Ted uiteindelijk toen hij klaar was.
Andromeda keek hem niet aan. Nu ze alleen waren kwam het schuldige
gevoel ineens weer terug. Zou hij nog kwaad op haar zijn?
'Kijk
me aan,' fluisterde Ted en hij pakte haar bij haar schouder.
Andromeda rukte zich echter los en herinnerde zich plotseling dat hij
exact diezelfde woorden had gezegd op de avond dat ze voor het eerst
gezoend hadden. Was dat een goed of een slecht teken?
'Hoe zou ik
je nog recht in de ogen kunnen kijken na wat ik gedaan heb?'
Andromeda voelde een brok in haar keel en ze veegde de tranen uit
haar ogen.
'Andromeda,' zuchtte Ted. 'Ik was erg teleurgesteld
toen ik hoorde dat je Bellatrix had geholpen, maar... Je hebt me ook
gered en... Nou ja...'
'Wat had ik dan moeten doen?' snikte
Andromeda. 'Bellatrix dwong me haar te helpen, Ted. Ik had nooit toe
moeten geven.' Er viel een stilte.
'Ik snap het wel,' fluisterde
Ted uiteindelijk. 'Het was net als met Helena... Dat ze moest zeggen
waar mijn schuilplaats was...' Hij stopte abrupt met praten en
Andromeda draaide zich om. Ted maakte een diep ongelukkige indruk,
besefte ze ineens.
'Wat is er aan de hand? Ik heb haar helemaal
niet meer gezien sinds die avond en...'
'Andromeda, Helena is...
dood,' mompelde Ted moeizaam. 'Vlak nadat jij flauw viel of nou ja...
wat er ook gebeurde... sloegen die Dooddoeners op de vlucht. Er
kwamen Schouwers en ik bracht je naar het Sint Holisto. Meteen daarna
ben ik gaan kijken hoe het Helena en mijn ouders was vergaan. En toen
ik daar kwam...' Ted stopte opnieuw en wendde zijn blik af. 'Ik zag
al van ver af het Duistere Teken boven mijn huis en...' Andromeda
sloeg haar handen voor haar mond en er stonden opnieuw tranen in haar
ogen.
'Ted, het spijt me zo.' Geluidloze tranen rolden over haar
wangen. 'Het is allemaal mijn schuld. Ik had nooit...' Het
schuldgevoel dat haar al weken lastig viel overweldigde haar nu nog
meer.
'Andromeda, luister...' Ted zuchtte diep. 'Je hebt me toch
niet echt verraden?' Andromeda schudde haar hoofd. Dat niet, maar ze
was wel ontzettend slordig geweest met dat briefje en was
ongetwijfeld wel in staat geweest Bellatrix te vertellen wie de
Geheimhouder was of waar de schuilplaats van Ted was.
'Maar dat
briefje...' stamelde ze.
'Iedereen maakt fouten,' mompelde Ted
onverschillig. 'Vergeet het.'
'Dat kan ik toch niet vergeten!'
Andromeda huilde nog steeds. 'Helena en je ouders zijn dood!'
'Dat
was niet jouw schuld.' Ted leek even te aarzelen, maar sloeg toen een
arm om Andromeda heen. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. Er
volgde een stilte die alleen werd onderbroken door het zachte gesnik
van Andromeda.
'Meende je het eigenlijk?' vroeg Ted, en Andromeda
moest nadenken waar hij het over had. 'Dat je van me hield?' Er viel
een zoveelste stilte en Andromeda keek hem bedachtzaam aan.
Uiteindelijk knikte.
'Je hebt geen idee.'
'Dat...' Ted stopte
en werd rood. 'Dat is dan wederzijds.' Ondanks haar ongelukkige
gevoelens voelde Andromeda dat haar hart sneller ging kloppen. De
stilte duurde voort.
'Mijn familie wil me overigens niet meer
zien,' zei ze uiteindelijk, meer om maar wat te zeggen. 'Ik denk dat
ik ook ga onderduiken...'
'Hoe moet dat dan met je studie?' vroeg
Ted en hij liet haar los.
'Ik heb besloten er mee op te houden,'
vertelde Andromeda. Eigenlijk nam ze die beslissing ter plekke. Ze
had er al nooit in geschitterd, maar nu ze weken les had gemist en
geen vriendin meer had om haar te helpen leek het nergens meer toe te
dienen om door te gaan. 'Ik heb alleen nog een adres en een
Geheimhouder nodig.'
'Nou...' begon Ted aarzelend. 'Het is hier
best wel rustig alleen en... Nou ja, als Morgane het er mee eens is
zou je hier kunnen wonen.' Er viel alweer een stilte en Andromeda
staarde hem een beetje verbaasd aan. Stelde hij voor wat Andromeda
dacht dat hij bedoelde? Ted werd een beetje rood. 'Nou ja, ik snap
het als je niet wil...'
'Ik wil wel,' zei Andromeda snel. 'Niets
liever dan dat.' Voor ze het wist boog ze zich naar voren en haar
lippen raakten de zijne. Een heerlijk, maar veel te kort moment later
werd hun kus verbroken door luid geklop op de deur. Ted liet
Andromeda abrupt los en maakte de deur open. Het was Morgane.
'Sorry,
ik was mijn paraplu vergeten,' zei ze en ze stapte de hal binnen. 'Ik
stoorde toch niet?' Andromeda schudde haar hoofd, al meende ze het
niet. Morgane stoorde wel!
'Kan Andromeda hier trouwens blijven
wonen?' vroeg Ted terloops. Morgane keek verbaasd van hem naar
Andromeda.
'Hier? Samen?' Ze keek alsof ze plotseling jarig bleek
te zijn. Zij was tenslotte degene geweest die altijd had volgehouden
dat Andromeda en Ted verliefd op elkaar waren. Andromeda knikte en ze
sloeg haar armen om Ted's nek.
'Ik ben bang dat Ted voorlopig niet
meer van me af komt.'
Epiloog:
Andromeda trok
voorzichtig de gordijnen een stukje open. Ze was er nog steeds niet.
Nam het nou echt zoveel tijd in beslag om even iets op de Wegisweg te
gaan halen?
'Er zou toch niks gebeurd zijn?' vroeg ze bezorgd aan
haar man, terwijl ze onrustig heen en weer liep.
'Natuurlijk
niet,' antwoordde Ted. 'Je kent Morgane, toch? Ze is vast vergeten
wat ze moest doen, ofzo.' Andromeda gaf geen antwoord. Dat was echt
iets voor de oude Morgane, de Morgane die ze als vijftienjarige had
gekend, die, ongeorganiseerd als dat ze was, pas vier dagen van te
voren een boek begon te lezen waar ze drie weken de tijd voor had
gehad. Sinds ze hun Geheimhouder was, was ze voorzichtig, op alles
voorbereid...
'Doe nou toch liever rustig,' vervolgde Ted bezorgd.
'In jouw toestand...' Andromeda glimlachte vaag en liet haar hand
over haar buik glijden. Ze was nu negen maanden in verwachting en ze
kon nu ieder moment bevallen. Er werd op de deur geklopt en Andromeda
wilde naar de hal lopen, maar Ted was haar voor. Zijn bezorgdheid was
echt overdreven, vond Andromeda, terwijl ze vanuit de woonkamer
probeerde te volgen wat er werd gezegd.
'Ik ben het, Morgane,'
klonk er een bekende stem en er viel een last van Andromeda's
schouders.
'Hoe wil Andromeda de baby noemen als het een meisje
is?' vroeg Ted en Andromeda glimlachte. Dat had ze op haar vijftiende
al besloten en aan haar vriendin verteld, niet wetende dat het ooit
echt zover zou komen of dat ze het zouden gebruiken als een soort
wachtwoord voor hun eigen veiligheid.
'Nymphadora,' antwoordde
Morgane en er klonk gerommel, terwijl Ted waarschijnlijk de sloten en
grendels losmaakte. De deur ging met een piepend geluid open en
voetstappen kwamen richting de woonkamer. Morgane verscheen in de
deuropening.
'Sorry dat ik zo laat ben,' zei ze, terwijl ze haar
jas uittrok en haar tas op tafel zette. 'Ik kwam je zus tegen,
Bellatrix...' Andromeda keek haar een beetje verbaasd aan. Waarom zou
dat wat uitmaken? Ze waren sowieso vreemden voor elkaar. Haar familie
wist niet eens dat ze binnenkort moeder zou worden en toen Andromeda
hen per brief had laten weten dat ze ging trouwen had ze ook geen
antwoord gehad. Sterker nog, ze zat nu ook ondergedoken, aangezien
haar familie haar waarschijnlijk niet veel beter meer achtte als Ted.
Niet dat haar dat wat kon schelen, maar ergens was het wel een
trieste gedachte dat haar eigen familie zo over haar dacht. Andromeda
wreef over haar buik en bedacht dat ze, in wat voor situatie dan ook,
altijd achter het kind zou staan.
'Ze vroeg naar je,' ging Morgane
aarzelend verder. 'Waar je uithing. Ik heb gezegd dat ik het niet
wist, hoor.' Er viel een korte stilte. 'Misschien moeten we toch maar
op zoek naar een ander adres, Andromeda...'
'Zolang jij ons niet
verraad is er niks aan de hand,' antwoordde die rustig. 'Bovendien
kan ik die heisa nu echt niet hebben. Is het trouwens gelukt?'
Morgane zuchtte geërgerd en haalde een zakje Ballonbruisballen uit
haar tas.
'Ik kan echt niet geloven dat je me speciaal daarvoor
naar de Wegisweg stuurt of dat je die smerige dingen uberhaupt eet.'
Andromeda lachte. Ze was er een beetje verslaafd aan de laatste
tijd.
'Ik heb gewoon honger, daar kan ik toch ook niks aan doen?'
'Je hebt trouwens een bijzonder slecht moment uitgekozen om
zwanger te raken.' Het was niet duidelijk of dat als beschuldiging of
als grap was bedoeld. Morgane was erg gestresst sinds ze Geheimhouder
was. 'Ik heb lopen denken, hè...' Ze stopte en riep: 'Ted, kom er
ook even bij.' Die kwam uit de hal, nadat hij de deur weer zorgvuldig
achter Morgane had gesloten. Andromeda plofte neer aan de keukentafel
en Ted en Morgane volgden haar voorbeeld. Toen ze alle drie zaten,
boog Morgane zich naar voren en fluisterde, alsof om hen heen
allemaal mensen stonden, die mee konden luisteren: 'Ik heb dus lopen
denken, over hoe dat moet met de bevalling. Het is nogal lastig,
aangezien jullie eigenlijk het huis niet kunnen verlaten om naar het
ziekenhuis te gaan en...'
'Au!' Zowel Ted als Morgane keek bezorgd
in de richting van Andromeda.
'Het is begonnen!' kreunde die.
Ted, die duidelijk even niet wist wat hij moest doen keek eerst naar
zijn vrouw en toen naar Morgane.
'Nou, had je nou een plan of
niet?' Morgane schudde haar hoofd en Ted keek haar furieus
aan.
'Jeetje, je bent kennelijk nog niet veel veranderd, zeg. Je
hebt negen maanden de tijd gehad en nog stel je het uit tot het
allerlaatste moment!'
'Ja, hoor eens,' antwoordde Morgane kwaad.
'Dat had je zelf ook kunnen doen. Ik hoef echt niet overal aan te
denken en bovendien...'
'Doe liever iets, in plaats van ruzie met
elkaar te maken!' kwam Andromeda tussen beiden en ze kneep haar ogen
dicht toen ze opnieuw een wee voelde.
'Eh... Tuurlijk,' mompelde
Ted verward en hij liep naar het rommelige bureau in de hoek van het
vertrek en haalde een stapel papier te voorschijn waar hij in begon
te zoeken. Na iets wat wel een kwartier leek had hij een verfrommeld
briefje gevonden en duwde dat in Morgane's handen.
'Ga naar de
dichtstbijzijnde telefooncel en bel het nummer dat hier opstaat. Het
is het nummer van de verloskundige. Leg haar de situatie maar
uit.'
'Maar hoe werkt een telefoon eigenlijk?' vroeg Morgane.
'Dat
wijst zich wel. En als je op had gelet bij Dreuzelkunde had je dat
geweten.' Geirriteerd dirigeerde Ted haar richting de deur. Toen liep
hij terug naar zijn vrouw en fluisterde: 'Gaat het? Zal ik je naar
boven helpen?' Andromeda schudde haar hoofd.
'Het gaat nu zo
snel.'
Twee uur later
was het kind al geboren, nog voordat Morgane er uit was hoe een
telefoon werkte. Gelukkig was ze snel naar het St. Holisto
verschijnseld en met hulp terug gekomen. Ze waren inmiddels een paar
dagen verder en terwijl Andromeda boven uit lag te rusten hoorde ze
hoe Ted beneden de deur open maakte. Er was niet zoveel kraamvisite
geweest natuurlijk, afgezien van wat familie van Ted. Het klonk nu
echter alsof er meerdere personen waren.
'Ja, het is meisje,'
hoorde ze haar man trots zeggen. 'We hebben haar Nymphadora
genoemd.'
'Wat een afgrijselijke naam!' Het was Sirius' stem.
Andromeda grinnikte. Het was net iets voor Sirius om dat zo te
zeggen, zonder enige gene, vanwege die onbeleefde opmerking.
Andromeda stond op en liep de trap af. Het kleine halletje stond vol
met minstens tien personen. Afgezien van haar neef waren James en
Lily er, Remus Lupos, Peter Pippeling en nog wat leden van de Orde
waarvan Andromeda de naam niet wist en Albus Perkamentus.
'Waar
hebben we deze invasie aan te danken?' vroeg ze, aangenaam verrast,
terwijl ze langzaam de trap af liep.
'Kom op, zeg,' zei Sirius en
hij rolde met zijn ogen. 'Je dacht toch niet dat ik niet even
langskwam om mijn achternichtje te bewonderen, hè?' Andromeda
glimlachte.
'Ted, haal jij Nymphadora even uit de wieg? Dan maak
ik beschuit met muisjes klaar.'
'Dat doe ik wel even,' zei Lily
meteen en ze ging naar de keuken, terwijl Ted de trap op liep en de
anderen plaats namen in de woonkamer. Terwijl sommige mensen plaats
namen op de bank pakte Andromeda wat stoelen bij de eettafel vandaan,
zodat iedereen een zitplaats had.
'Ik ben zo blij dat... Nou
ja...' Het was een fantastisch gevoel te weten dat er nog mensen aan
hen dachten terwijl ze al ruim twee jaar ondergedoken zaten.
'Ach,
hou toch op,' zei Sirius met een brede glimlach. Op dat moment kwam
Ted de woonkamer binnen met in zijn armen het bundeltje dekens. Hij
gaf zijn dochter aan Andromeda. Het meisje was echt prachtig. Haar
haar was nu kauwgomroze, maar was de afgelopen dagen ook al blond,
bruin, rood en lila geweest. Geschrokken van die menigte begon
Nymphadora zachtjes te huilen.
'Stil maar,' fluisterde Andromeda
en ze wiegde haar zachtjes heen en weer in haar armen. De bel ging.
'Ik ga wel even,' zei Ted snel. Het was echt zijn werk geworden
om mensen binnen te laten. Dat was ook nog best een heel karwei
aangezien je een vraag moest vragen, moest oordelen of het antwoord
correct was en dan de sloten van de deur openen om ze, als de persoon
binnen was, weer te sluiten.
'Zeg, Andromeda,' klonk het vanuit de
keuken. 'Waar bewaar je de koffie eigenlijk? Ik kan ze niet
vinden.'
'Ik kom,' schreeuwde die terug en ze duwde haar dochter
in de handen van de dichtstbijzijnde persoon, Remus. Vervolgens liep
ze naar Lily en trok een keukenkastje open.
'Kijk eens aan,' zei
ze toen ze Lily een bus koffie aangaf. 'Wacht, ik help je wel even.'
Andromeda pakte haar toverstok uit haar gewaad en met een simpele
toverspreuk smeerden de beschuiten zichzelf en begon de koffie
zichzelf te zetten en in te schenken.
'Leer je mij dat ook?'
lachte Lily. 'Je schijnt goed te zijn in huishoudelijke spreuken.'
Andromeda haalde haar schouders op.
'Hoe gaat het anders verder
met jou?'
'Oh, wel goed, hoor. Weet je...' Even leek Lily te
aarzelen, alhoewel ze ook zichtbaar brandde van verlangen om het te
vertellen. 'James en ik zijn verliefd op elkaar.' Andromeda keek haar
ongelovig aan. Hij en Lily waren een heel onwaarschijnlijk
koppel.
'Wauw, gefeliciteerd! Dus je haat hem niet meer?' Lily
schudde haar hoofd. Op de achtergrond klonken stemmen vanuit de
woonkamer en het geluid van Ted, die in de weer was met de deur.
'Wie
zijn er eigenlijk, Ted?' vroeg Andromeda, terwijl ze de koffie en het
beschuit op een dienblad zette en Lily gebaarde dat ze het naar de
woonkamer kon brengen.
'Frank en Lies Lubbermans! Ook mensen van
de Orde.'
'Oh, gezellig!' Frank, Lies, Ted en Andromeda volgden
Lily naar de woonkamer. Remus gaf Nymphadora weer terug aan haar haar
moeder. Het kleine meisje sliep nu rustig, in plaats van te
huilen.
'Hoe heb je dat gedaan?' vroeg Andromeda verbaasd. 'Bij
ons is ze nooit zo rustig.' Grinnikend voegde ze er aan toe: 'Ze vind
je kennelijk wel aardig.'
'Eh... Kennelijk, ja.' Hij leek zelf ook
een beetje verbaasd.
'Maar goed, ik leg haar weer in haar bedje.'
Voordat Andromeda het vertrek opnieuw verliet keek ze een keer naar
al die mensen die hen lief hadden. Haar familie mocht haar dan wel
onterft hebben, ze had er een nieuwe voor in de plaats gekregen. Ze
had een geweldige man, een prachtige dochter... Dat was haar duizend
keer meer waard dan haar naam geborduurd op het eeuwenoude wandkleed
van de familie Zwarts.
EINDE
