Intro

Mobius...

Kingdom of Mercia...

Never Lake...

25 juni 3237, 22:00...

Never Lake, een klein meer midden in het Deerwood Forest, een groot bos dat zich uitstrekte over het Kingdom of Mercia, en ook veel gebied in het net genoemde koninkrijk innam. Aan de kust stond een bekende... Rob O' the Hedge, de koning van het Kingdom of Mercia. Hij kwam hier vaak naartoe om na te denken of om een wandeling te maken met zijn vrouw, Mari-An, een mierenegel (echidna) met pit, net zoals Julie-Su, Knuckles' vriendin, dat had. Zijn nicht, Amy Rose, zat bij de Knothole Freedom Fighters. Ze had haar een hele tijd geleden naar het veilige Knothole gestuurd. Vervolgens had hij zich verschuild in het Deerwood Forest om zich tegen de tirannie van Dr. Eggman's onderbaas te verzetten. Sinds Dr. Eggman was verslagen was het rustig gebleven, op die ene gebeurtenis na. Toen was hij Silver tegengekomen, die zocht naar Sonic. Maar dat is een uitzondering, want voor de rest was er niks bijzonders gebeurd. Hij schopte wat zand voor zich uit, zuchtte en ging zitten. Mari-An was nu bij Jon, hun baby. Ergens hoopte Rob dat er iets gebeurde. Dat hoopte hij nu al ongeveer een maand. Hij verzonk in gedachten. Na een paar minuten werd hij opgeschrikt door een licht schijnsel, dat schuin achter hem uit de struiken tevoorschijn kwam. Hij stond stilletjes op, maar toen hij eenmaal stond verdween het licht. Hij greep zijn pijl en boog erbij en liep zachtjes op de struiken af, vanwaar hij dacht dat hij het schijnsel vandaan had zien komen. Voorzichtig duwde hij de takken opzij, bang om een geluid te maken en te worden ontdekt door hetgene wat het licht had veroorzaakt. Muisstil sloop hij zo verder. Een minuut lang wist hij niks te ontdekken, maar toen hij links van zich struiken hoorden ritselen, wist hij dat hij dichtbij was. Wat of wie het ook was, het probeerde zich in ieder geval niet geheim te houden. Een doorn schramde zijn been en hij kon met moeite een schreeuw inhouden.

'Stomme doorns,' wenste Rob in zijn gedachten. Hij trok de pijl wat naar achteren, klaar om afgeschoten te worden, voor het geval de vreemdeling vijandig was. Aan het geritsel te horen keerde het terug naar het meer waar hij zojuist vandaan kwam.

'Dit is echt vervelend. Aangezien ik niet wil worden gezien en hem het niets uitmaakt, is hij veel sneller dan ik, omdat ik voorzichtig moet doen om geen geluid te maken,' bedacht Rob.

Hij sloop weer verder. De vreemdeling was, naar Robs berekeningen, zowat bij de bosrand aangekomen.

'Waarom moet de maan nu achter de wolken zitten. Dat werkt niet bepaald in mijn voordeel,' mopperde Rob in zijn gedachten. Het geritsel hield op en nu klonk er een grote zucht. Vervolgens klonk er het geluid van iemand die met een plof in het zand ging zitten.

'Die denkt zeker dat-ie hier vakantie kan vieren aan het mooie strand van Never Lake,' dacht Rob. Hij wijkte iets uit van de plek waarvan hij dacht dat vreemdeling was en kwam tien meter verderop bij de bosrand uit. In het kleine beetje licht dat de maan door de wolken heen gaf, kon hij het silhouet van een egel zien. Hij spande zijn boog nog iets meer en maakte zich klaar om de vreemdeling aan te spreken. Met één stap naar voren, stapte hij het strand op, uit de bescherming van de bosrand en trok de aandacht van de vreemdeling.

'Ah, daar ben je,' zei de vreemdeling. 'Ik zat al op je te wachten.'

En dat verbaasde Rob ten zeerste. Hoe kon die vreemdeling weten dat hij vanavond op deze plek bij het meer zou gaan lopen.

'Wat bedoelt gij daarmee?' vroeg Rob. Hij gebruikte altijd oud-Nederlandse (In de strips oud-Engelse) woorden net als zijn vrouw soms ook deed.

'Dat ik op je wachtte, Rob.'

'Hoe weet gij mijn naam?' vroeg Rob verbaasd.

'Kom eens dichterbij,' zei de egel uitnodigend. 'Het is zo ongezellig om met elkaar te praten, terwijl we tien meter van elkaar vandaan staan. En die pijl en boog kan je opbergen. Die heb je niet nodig.'

'Hoe weet ik dat gij te vertrouwen zijt?' vroeg Rob achterdochtig.

'Omdat we elkaar al hebben ontmoet. Bij hetzelfde meer. En ik kan je vertellen dat we nooit vijandig tegen elkaar hebben gedaan.'

Rob haalde een wenkbrauw omhoog en kwam aarzelend dichterbij. Enkele wolken schoven weg van de maan. Rob zag nu het gezicht van de egel.

'Silver!'

'Ha... Ik wist dat je verbaasd zou zijn.'

Rob kon even geen woorden vinden.

'Maar... hoe... wat doet gij hier?' zei Rob, nadenkend welke reden Silver had om hier weer te komen. 'Gij zijt hier toch niet om Sonic te doden, hè!'

Rob hield zijn pijl en boog op Silver gericht.

'Integendeel, Rob. Jij en ik gaan hem helpen.'

'Zo... en dat bepaald gij zo maar even. Wie zegt dat ik mee ga? En hoe wilt gij Sonic helpen?'

'Tuttuttut. Niet zo snel,' zei Silver. 'Dat ga ik niet vertellen. Alles op z'n tijd. Maar morgen moeten we beiden naar Sonic gaan.'

'Ik kan toch niet zomaar mijn eigen koninkrijk in de steek laten, omdat een vriend van me dat wil?'

'Laten we zeggen dat je wereld er vanaf hangt,' zei Silver nu veel serieuzer. 'Ik weet dat je ernaartoe gaat, omdat het in mijn toekomst allemaal al is gebeurd. Meer mag ik niet zeggen.'

Rob vond het maar vreemd.

'En wanneer dacht gij te vertrekken, Silver?'

'Vandaag of morgen, niet later.'

'Dan vertrekken we morgen. Vandaag is het veel te laat.'

'Goede beslissing.'

'Kom mee, dan breng ik je naar mijn huis.'