A/N: Hallo, hallo, hallo! Ik had eventjes wat anders nodig, iets nieuws :). Dus doe ik dit. Nog een verhaal van Cheryl Dyson. Deze is toch wel een heel stuk kleiner dan Chains of Earth (2/3 kleiner!), en ik had wat verversing nodig, iets nieuws. Niet dat ik niet verderga met Chains of Earth, hoor! Dat zit wel goed :).
Disclaimer: Harry Potter is niet van mij, en deze plot ook niet, want die is van Cheryl Dyson! Trouwens, er zitten ook een aantal scènes tussen van A Knight's Tale. Ik heb hem zelf ook pas deze week bekeken (het We Will Rock You valt niet te missen).
Samenvatting: Harry doet zich voor als een ridder, terwijl hij dat niet is, en heeft de leiding over een royale prins. Geen van hun is blij met deze overeenkomst en alleen de tijd zal het leren of Harry zijn huichelarij wordt ontdekt. Bevat inhoud voor volwassenen en is klaarblijkelijk AU. Met permissie van Cheryl Dyson. Door DW.
Harry testte de zwaai en het balans van zijn lemmet, zijn nerveusheid maskerend met activiteit. Hij kon het gefluister van Ron, Hermelien en Marcel achter zich horen.
"Ik heb gehoord dat de Koning vandaag de stand van zaken bijwoont! Wat als Harry wint?" Marcel dempte zijn stem, gedrenkt in nerveusheid.
"Hij wint altijd," zei Ron overtuigd en Harry glimlachte.
"Maar wat als de Koning een audiëntie wilt?" ging Marcel door. "Wat als hij erachter komt dat Harry zijn papieren nagemaakt zijn? Wat als hij erachter komt dat Harry niet echt van adellijk bloed is?"
Harry hoorde een klap en een schreeuw. "Niemand komt er ooit achter, tenzij iemand erover door blijft praten!" gromde Hermelien. "Nou, hou nu eens op met het klapperen van je muil en help me met zijn schild. Ik wil dat het glimt."
Harry stak het zwaard in de schede en keek uit over de festiviteiten. Toernooien trokken altijd de beste – en de slechtsten – van de maatschappelijke bewoners. Hij grimaste en vroeg zich af in welke groep hij paste. Zijn huidige pretentie als ridder van de hoogste adel was niets meer dan een bedotterij. In realiteit was Harry een nederige schildknaap tot zes maanden geleden, op een noodlottige dag, zijn meester schuwde van een slang. De grote ridder viel en barste zijn helm loze hoofd op een steen. Hij bloedde dood voor Harry zijn ogen.
Na een halve dag van paniek had Harry zijn vrienden overtuigd om een gevaarlijk plan te beramen. Harry had zijn meester zijn wapenuitrusting en edelheid op zich genomen. Het bedrog werd makkelijker gemaakt wanneer ze Marcel Lubbermans tegenkwamen. De Schriftgeleerde reisde mee met een ongelukkig genootschap wie afgeslacht waren door bandieten.
Marcel overleefde simpelweg door de dikte van zijn schedel en de haast van de bandieten wie hem voor dood achterlieten. In dankbaarheid voor het warme voedsel, en gezelschap, had Marcel valse papieren voor Harry gecreëerd, wie gelijk een tocht maakte langs het platteland, toernooien bijwonend zodat hij een naam voor zichzelf kon maken. Het was, natuurlijk, een valse naam, sinds hij zowel zijn eigen naam als die van zijn meester niet kon gebruiken.
Harry besteeg Dobby, de vluchtige hengst wiens schichtigheid zijn voorganger de das om deed. Het was een sterk rijpaard, alhoewel hij best een lelijk gezicht had met flaporen. Zo lang Harry aandacht aan het paard besteedde had hij geen problemen met hem. Hij nam het schild in zijn hand en reed naar zijn plek in de rij. Ron zijn bulderende stem kondigde hem aan: Mijnheer James Godric Blackfell van Byzantium! Hij had de naam gekozen in eer voor zijn vader, een nobele heilige, en zijn peetvader. De selectie voor Byzantium als thuisland was berekend – het zou maanden duren om iemand te sturen om zijn edele geboorte te bevestigen, zou iemand daarom mogen geven.
Harry reed voor de koning en liet zijn lans iets zakken in een saluut. Koning Lucius was een ijzig uitziende man, hooghartig van uiterlijk met lang zilverachtig haar en koude ogen. Zijn gezicht verraadde niets.
Harry zijn blik werd getrokken naar de koning zijn rechterhand, waar een humeurig uitziend gezicht hem een boze blik gaf. De vent was duidelijk één van de royale prinsen, uitgaand van zijn verrassende gelijkenis met Koning Lucius, net zoals de kroon van gedraaid zilver wat bovenop zijn witgouden haren rustte.
De prins maakte een opmerking, uiteraard spottend, en de koning legde hem tot zwijgen met een onderdrukkende blik en een scherp woord. Harry verplaatste zich verder om plaats te maken voor de volgende deelnemer, maar de prins zijn gezicht verliet hem niet. Er was iets onbegrensd in zijn blik, iets wat zijn verwende uiterlijk beloog.
0~0~0~0
Harry wreef zoet-ruikende olie over zijn gekneusde borst. De sensatie van een overwinning werd altijd getemperd door de pijn van het gevecht. Hermelien betreurde de staat van zijn harnas terwijl Ron en Marcel een toast uitbrachten op Harry zijn overwinning met een aantal flessen alcohol.
Een hoofd verscheen in hun tent. "Mijnheer James? Zijne Majesteit, de Koning, verzoekt uw aanwezigheid."
"Dank je," zei Harry. "Ik ben er aanstonds."
Wanneer de schildknaap verdween keek Harry naar zijn pseudo-bedienden. Marcel zijn gezicht was simpelweg doodsbang en Ron leek geschokt.
Hermelien klapte hem op zijn schouder. "Het komt wel goed, Harry. Ik ben ervan overtuigd dat hij je alleen wil feliciteren met je overwinning."
"Het geld was felicitatie genoeg," murmelde Ron. Harry had de neiging om het ermee eens te zijn. Een audiëntie met Koning Lucius was waarschijnlijk niet veel goeds.
"Blijf alert," zei hij en trok gauw zijn beste tuniek aan en sleepte natte vingers door zijn onhandelbare zwarte haar. Hij wenste dat hij tijd had om een bad te nemen. "Als je soldaten deze kant op ziet komen… ren dan."
Harry slingerde een rode kap om zich heen en beende zich een weg naar de royale tent. Hij moest buiten wachten totdat één van de koningen zijn bedienden hem binnen liet. In plaats van dat de koning op de overladen troon in het midden van de tent zat, zat hij aan één kant op een divan met kussens en dronk hij van een met sieraden bedekte flacon.
"Mijnheer James! Kom binnen. Geniet van een drankje. Dat was een indrukwekkende overwinning vandaag."
Harry was verward door de vorst zijn sympathieke attitude, maar nam de kelk aan en nam een voorzichtig teugje. Het was ongepast om de man te irriteren. "Bedankt, Uwe Majesteit," zei hij simpelweg.
"Je bent een voorzichtige kerel. En behoorlijk bekwaam. Je moet behoorlijk wat hebben gezien, afkomstig uit Byzantium.
Harry vermaande zich iets, denkende dat hij louter en alleen om verhalen van ver weg zocht. "Inderdaad, Uwe Majesteit." Het was eerlijk genoeg; Harry zijn voormalige meester was meedogenloos vrij en onafhankelijk. Harry had veel van de wereld gezien, van Ierland naar Griekenland, alhoewel hij nooit daadwerkelijk Byzantium had bereikt.
Koning Lucius lachte. "Je laat niet gauw iets los, of wel? Dat is een uitstekende eigenschap, naar mijn mening. Mijnheer James, ik wil u graag om een gunst vragen."
Harry had net wat willen drinken. Gelukkig deed hij dit niet, of hij had waarschijnlijk gestikt. "Een... een gunst?" Hij probeerde niet te achterdochtig te klinken, maar koningen vroegen niet om gunsten. Koningen gaven bevelen.
"Ik zou graag willen dat mijn zoon Draco jouw schildknaap wordt."
Harry zijn ogen verwijdde zich wanneer hij zich de blonde prins voor de geest haalde. "Maar… we zijn van dezelfde leeftijd. Zou een ouder persoon niet een betere keuze zijn?" Harry verbleekte wanneer hij zich realiseerde dat hij net de koning zijn wijsheid in twijfel trok.
De vorst glimlachte en liet zijn blunder zonder commentaar voorbijgaan. "Ik heb mijn redenen om Draco niet naar een oudere ridder te sturen, deels omdat ik niet wil dat hij mishandeld wordt. Hij is niet zo gehard als mijn andere zoons, als derde in de lijn wezend, en zijn mond garandeert dat hij in de problemen komt. Als een jongere man heb je mogelijk meer geduld met zijn uitbarstingen."
"Ik… Ik weet niet wat te zeggen, Uwe Majesteit." In werkelijkheid schreeuwde alles in Harry om te weigeren, maar hij had geen gracieuze manier om eronderuit te komen.
"Er is natuurlijk een compensatie," ging Koning Lucius verder. "Er is een klein dorp nabij Bristol met een goed onderhouden fort. De lokale bevolking wordt zo nu en dan geplaagd door rovers die met de rivier mee reizen. Je verantwoordelijkheid, natuurlijk, is zo wel hen als mijn zoon."
Hij slikte hard. "Dank u, Uwe Majesteit. Ik accepteer de eer, natuurlijk."
"Uitstekend. Van nu af aan bent u bekend als Mijnheer James Blackfell, Burggraaf van Tensbury."
Harry boog laag, verscheurd tussen de sensatie dat hij een titel had, land, en een huis… en volkomen doodsangst dat hij nu de taak had om op een royale prins te letten.
"Ik stel het papierwerk morgen samen en één van mijn mannen levert het af bij je nieuwe huis. Ik stuur Draco een paar dagen erna." Met dat draaide Koning Lucius zich weg en Harry groette hem voordat hij vertrok.
~~ O ~~
Draco was laaiend. Hij zou een schildknaap worden. Een schildknaap! En geen doodgewone schildknaap, nee, hij werd een schildknaap voor niemand anders dan Mijnheer James Blackfell, een arrogante klootzak als Draco er ooit één heeft gezien. Hij was zeker een idioot als hij zoveel toernooien heeft overleefd. In werkelijkheid dacht Draco dat alle ridders die meededen aan toernooien helemaal bedorven waren. Je moest het grootste soort imbeciel zijn om jezelf naar voren te werpen, op volle snelheid, naar een lans die naar je toekomt, gedragen door een ridder met een maliënkolder op een krijgsros.
Draco keek nijdig. Meer dan dat wist hij niet over Mijnheer James Blackfell. Hij had hem op het toernooi gezien, natuurlijk, nog een andere opschepperige ridder in harnas wie een flaporig paard bereed en van hoofd tot voet bedekt was in een maliënkolder. Draco had een mentaal beeld al voorbereid voor Mijnheer James. Hij was een grauwe oorlogsveteraan, natuurlijk, met lang asgrauw haar en staalharde ogen. Zijn vuisten waren de grootte van hammen en hij zou ongetwijfeld ongeletterd zijn.
Een beeld van de knorrige Mijnheer James die een stuk vlees uiteenreet met afgebroken tanden verscheen voor Draco en hij huiverde. Om zo onderdanig te zijn zou de grootst mogelijke marteling wezen. Nou, misschien niet de meest vreselijke marteling. Dat zou betekenen dat hij toegaf aan zijn moeder haar pleidooi om het priesterschap op te nemen. Ze had Draco genadeloos toegesproken voor de laatste decennium om het idee van oorlog te verruilen voor de geestelijkheid. Draco dacht dat hij liever zijn eigen keel door zou snijden. Niet dat zijn geloof in twijfel getrokken kon worden – hij geloofde in genoeg. Het was louter en alleen zijn gading voor een fatsoenlijk bed, zo nu en dan een bad, en eetbaar voedsel wat hem naar een meer seculair leven lonkte.
Wanneer ze over de helling waren, kwam de Fort van Tensbury in zicht. Draco onderdrukte een sneer. De Fort was een enkele stenen toren en zweefde over een collectie van krotten wat zich amper een dorp kon noemen. Nogmaals vroeg hij zich af of zijn vader de idiotie had bereikt van een oude leeftijd, alhoewel hij een man leek die de bloei van zijn leven had bereikt.
Draco dacht eraan om zijn hielen in zijn paard te zetten en te vluchten voor meerdere keren wanneer ze het gebouw naderde, maar hij besloot dat het ongepast was, en de goede Heer wist dat Malfidussen nooit ongepast waren. In plaats daarvan plaatste hij zijn gezichtsuitdrukkingen achter een masker en reed resoluut door de poorten die opende in de grote stenen muur. Het is ten minste niet geheel onverdedigbaar, dacht hij spottend.
Een aantal mensen stonden in de kleine binnenplaats, ogenschijnlijk om hem te begroeten. Zijn ogen fladderde over hen, ze één voor één afwijzend. Er was een lange, slungelige oranje-harige man - duidelijk een knecht; en een vrouw met een grote haarbos met koele ogen – vrouwelijk; en een smakeloos uitziende man met een rond gezicht wiens ogen permanent op de grond gevestigd leken – volgeling. Draco zijn blik bereikte eindelijk een zwartharige man met briljant groene ogen en een streng uiterlijk. Draco dankte hem bijna af als een knecht, maar iets in de blik trok hem. Om te beginnen keek hij niet weg, maar ontmoette Draco zijn ogen stoutmoedig. Draco fronste. Misschien was hij de Slotvoogd?
"Gegroet, Uwe Koninklijke Hoogheid," zei de man beleefd. "Ik welkom u tot Tensbury. Ik ben Heer James Blackfell."
Het duurde een moment voor Draco om te verwerken dat de man geen grapje maakte. Hij was de Burggraaf van Tensbury?
"Als u afstijgt, zullen mijn mannen voor uw paarden zorgen." De man draaide zich naar Draco zijn escorte en sprak tegen de hoofdridder. "Jullie zijn welkom om de nacht door te brengen, natuurlijk. Een maal wordt bereikt terwijl we spreken."
De leider van Draco zijn wacht knikte. "Dank u, Mijnheer Blackfell. We accepteren, alhoewel we het dorp verlaten voor het aanbreken van de dageraad. Zijne Majesteit, de koning, stuurt een garnizoen voor u. Ze zullen morgen arriveren."
Draco keek nijdig wanneer hij van zijn paard afstapte. Dit was zijn laatste officiële dag als royale prins. Morgen werd hij niet anders aangezien dan een nederige schildknaap, in dienstbaarheid tot deze… jongen. Hij en de anderen zette voet in het kasteel, wat net zo donker en stoffig was als Draco had gevreesd. De plek was zo kaal als één van de verdomde grotten die de vieze Kelten bewoonden.
Er waren zelfs geen muurkleden. Gelukkig was het zomer of anders was hij doodgevroren. Hij maakte een eed dat hij zijn vader zou schrijven over geschikte accommodaties.
Het avondeten was een saai iets, wat Draco nogmaals herinnerde aan hoeveel hij het land verachtte. Het voedsel was amper draaglijk, de wijn was verschrikkelijk, en het enige vermaak kwam van Draco zijn nieuwe meester, wie tevreden leek om Draco met hetzelfde eerbied te behandelen zoals zijn rang recht gaf.
De zitplaats aan het hoofd van de tafel was open, voor redenen die alleen de Burggraaf wist. Draco zat rechts van de lege plaats en Heer Tensbury zat precies tegenover hem. Naast de zwartharige ridder zat de slungelige roodharige, de schuchtere kerel, en – verassend genoeg – de vrouw.
Draco zijn bemanning zat aan zijn zij van de lange tafel en leken net zo onzeker van de plekken. De kapitein van Draco zijn wacht hield een opmerkelijk gesprek met Heer Tensbury, zelfs overgaand in Spaans op een bepaald punt en babbelde door over Barcelona en Madrid.
Draco smeulde met irritatie. Dus de eikel reisde veel en was blijkbaar intelligent. Hij was nog steeds niet waardig genoeg om zich Draco zijn meester te noemen. Draco had een uitstekende tijd om zo nu en dan het gesprek te storen door de minderwaardigheden van Kasteel Tensbury aan te wijzen, te klagen over de maaltijd, al wat Spaans is te kleineren, en uiteindelijk door commentaar te geven over het onbehouwen praktijk om toe te staan dat een vrouwelijke meentgenoot aan dezelfde tafel at als de mannen – zou ze ze niet moeten bedienen?
Met die opmerking flitsten Heer Blackfell zijn ogen en hij leunde over de tafel om op een samenzwerende manier te spreken zodat alleen Draco het kon horen.
"Geniet van uw avond, Prins Draco," zei hij. "Want morgen is je wacht weg en zal u de luster van uw titel verliezen en bent u niets meer dan mijn nederige schildknaap, volgens uw vader zijn instructies."
Draco leunde achterover van schrik. Was dat een bedreiging? De toon was aangenaam genoeg, maar die ogen… nou, ze hadden een intensiteit die Draco verontrustend vond. Hij keek weg, ogenschijnlijk om de man af te wijzen als onwaardig, maar in werkelijkheid had hij geen idee hoe te reageren.
Hij keek naar zijn wacht, plots hun vertrek betreurend. Draco zijn vader had het goed gepland. Morgen zullen de mannen weggaan en een nieuwe troep zou binnenkomen om Heer Blackfell te assisteren om het land te regelen. Niemand kende Draco, en ze zouden evenmin zijn ware identiteit raden.
Wanneer de eindeloze maaltijd eindigde, draaide de Burggraaf zich tot Draco. "Uwe Hoogheid? Als u me vergezeld naar uw nieuwe kamers? Kapitein, u en uw mannen zijn vrij om in de Hal te overnachten."
De wacht bedankte hem en Draco volgde de man met tegenzin langs spiralen trappen naar de volgende etage van het kasteel. Een zware houten deur opende en toonde een grote kamer met een gigantisch bed en verschillende grote kisten. Een vuur brandde fel tegen de muur ertegenover en de kamer was aangenaam warm. Het bed leek comfortabel en warm en Draco realiseerde zich dat hij uitgeput was na de lange dag.
"Vannacht mag je op het bed slapen," verklaarde Heer Blackfell. "Maar morgen is je pallet daar." Hij gebaarde naar een klein bed in een hoek en Draco deinsde terug met afschuw. Blackfell maakte zeker een grap? Hij was de Prins van het Rijk. De man was zeker niet lomp genoeg om Draco te forceren om dergelijke accommodaties te verduren?
Voordat Draco verheldering kon eisen, tilde de man de lamp op die hij droeg en gaf een halfslachtige groet. "Goedenacht, Prins Draco."
De deur viel achter hem dicht toen hij wegging.
A/N: Ik heb al een aantal hoofdstukken klaar. Ik post ze om de twee weken!
