A/N Dit is een verhaal waarmee ik een jaar geleden gestart ben. Ik vond het terug tussen mijn andere verhalen en besloot om het lichtjes te veranderen en online te publiceren. Dit is een soort van inleiding om jullie te laten kennis maken met de verhaallijn. Als er mensen geïnteresseerd zijn, zal ik verdergaan met dit te schrijven.
Oh en dit is mijn eerste nederlandse verhaal!

Veel leesplezier!

Het was nacht. Donker. Niet donker zoals op straat, waar gelukkige koppeltjes rondwandelden, niet wetende van al het donkere op de wereld, maar donker zoals in een kast. Een kast waar het zo donker is dat er zelfs niet 1 lichtstraaltje naar binnen schijnt, waar het muf ruikt door de ouderdom en waar je eigenlijk eeuwig in wil blijven zitten zodat je niet zo worden bekeken door een paar ogen vol met haat en afschuw. Ik hield van zo'n kasten, ze lieten me ontsnappen aan die blik, die blik die me hier niet wou.

Zo donker was het dus, de bladeren ritselden. Ik hoorde een vogel wegvliegen. In noordelijke richting denk ik. Ik kon zijn vleugels nog horen klapperen terwijl hij de vleugel afvloog richting de bewoonde wereld. De boom waarin ik zat, stond op die heuvel. De bovenste tak gaf me een uitzicht op het stadje Reck Kare. Het was er stil. Iedereen sliep. Vredig.

Zonder enig geluid landde ik op de bruine bladeren die verspreid lagen rond de stam van de boom en keek omhoog. Er was een open hemel die me toeliet om de sterren goed te kunnen bekijken, die het gehele domein rondom mij verlichten. Mijn bruine jas lag losjes op mijn schouder. Je kon de geur van nieuw leer nog altijd ruiken. Niet dat het veel uitmaakte want ik zou het altijd kunne ruiken, zelfs als de geur geen spoortje meer zou achterlaten voor een mens.

Naast de ledergeur, rook ik iets ander. Ik snoof nog eens om het zeker te zijn maar er was geen twijfel mogelijk. De geur die een mens zo typisch maakte, was dichtbij. Er was iemand in de buurt. Mijn verlangen borrelde op. Het prikkelde mijn aders, kroop zachtjes vanuit mijn tenen omhoog, langzaamaan mijn nek omhoog tot in mijn mond waar het zich ophoopte tot ik me niet meer kon bedwingen. 'Alleen deze keer', beloofde ik mijzelf. Geruisloos sprong ik terug in de boom waar ik net was uitgeklommen en slingerde mezelf naar de volgende.

Naarmate ik meer en meer van boom naar boom slingerde, werd de geur intenser, steeds dichterbij komend. Toen ik voelde dat mijn bestemming was bereikt, stopte ik en sprong ik op de tak boven mijn slachtoffer. Het zat neer. Mobiele telefoon in de hand, afgeleid door de vele berichten die binnenkwamen en verzonden werden, de nek klaar voor mijn vastberaden mond. Ik bekeek de prooi aandachtig. Het was nu of nooit dacht ik dus ik sprong.