Daar zat hij dan, met de zon langzaam achter zijn rug verdwijnend. CAPTAIN Jack Sparrow. Hellaas had de piraat op dit moment niet zoveel aan deze titel. Want zonder ook maar één ander bemanningslid en een eigen schip was hij niets meer dan een verstotene.
Arme Jack was wéér achtergelaten door 'kapitein' Barbossa. De eerste keer was hij de stuurman geweest die Jack's bemanning over had gehaald om de Black Pearl te gaan muiten. Ze hadden Jack daarbij afgezet op een eenzaam eiland, met de hoop dat hij zelfmoord zou plegen na een paar afschuwelijke dagen of weken. Maar Jack wist weer op bewoond gebied voet te zetten, om Barbossa daarna tegen te werken.
Maar deze keer was het een andere Barbossa geweest. Wel dezelfde man, maar gevuld met een nieuwe ziel. Althans daarin had Sparrow hevig gelooft. Maar ook dit had zich alweer het tegendeel bewezen. Als gevolg dobberde Jack Sparrow nu in het vallen van de nacht, verveeld rond in de oceaan.
De twee mannen, Barbossa en Sparrow, hadden dan wel autoriteitproblemen gehad op de Black Pearl, maar Jack had deze streek niet nog een keer van hem verwacht. Barbossa was namelijk een trouwe compagnon geweest in de strijd tegen de VOC. Maar die strijd was nu zo goed als voorbij. De strijd was gewonnen en de piraten waren nu weer veiliger. En nu Jack in het water dobberde met slechts een klein sloepje onder zijn gat, leek Barbossa ook nog eens de autoriteitenkwestie te hebben gewonnen.
Zelfs tot zijn eigen grote verbazing deed hem het verlies van zijn geliefde Black Pearl, hem op dit moment erg weinig. Er was namelijk een troost. Deze troost had deze plotselinge omwenteling van waarden veroorzaakt. Een schatkaart was namelijk in zijn bezit gekomen. En deze zou Jack naar zijn eeuwige jeugd leiden...
Maar nu zat Jack Sparrow hier. Alleen en slechts pratend met zichzelf. Pratend met de vele Sparrows die zomaar tevoorschijn waren gekomen in zijn tè kleine sloep.
Vermoeid slaakte Jack een diepe zucht en besloot te stoppen met het inspannende geroei. 'Praten kunnen die Sparrows wel, maar helpen met roeien, ho maar!'mompelde de vermoeide piraat geïrriteerd.
Beschuldigd en beledigd keken drie van de zovele Jacks hun kapitein aan. Maar deze sloot zijn ogen af van de werkelijkheid en de daarbij horende hallucinaties. Hij voelde hoe de wind met zijn bruinzwarte haar leek te spelen en genoot van de verkoeling die het zijn hoofdhuid gaf.
Langzamerhand verdwenen zijn stemmen in het niets en kwam er een beeld in zijn geest opdoemen. Jack sliep, daar was hijzelf bewust van.
'Jack...'fluisterde een verleidelijke stem. Het was als een kil briesje dat zijn rug deed krommen, maar Jack hield van het briesje. Ze was niet zoals al die anderen. Het kille briesje van nu was vrouwelijk en deed hem goed voelen. Hij voelde zich echt prettig, en dat zonder dat hij ook maar een druppel rum op had.
'Kom hier, darling.'fluisterde Jack, maar zijn woorden leken te worden opgeslokt door de wind. Maar hij wist dat ze ontvangen waren. Want ZIJ was tenslotte de wind. Ze wist het en kon elk moment toeslaan.
'Jack, volg mij... vind mij.'de stem leek te vervagen.
'Wacht!'riep Jack vol verlangen. "Je mag nog niet weg gaan! Ik wil je zien!'
Hij voelde het briesje weer langzaam naderen. Er werd naar hem geluisterd. Langzaam begon zich in de lucht een lichaam te vormen. Er kwam een goed gevormde vrouw te voorschijn. Ze was gekleed in een volle rode jurk. Maar haar gezicht had ze nog niet kenbaar gemaakt...
Er ontstond een neus. Een gouden lok leek versneld naar beneden te groeien. Haar lippen begonnen vorm aan te nemen. Binnen een minuut zou Jack weten wei die vrouw was...
Nog eventjes en ze was zichtbaar! Vol verwachting wreef Jack in zijn handen. Nog eventjes!Voorzichtig werd er op Jack's schouder getikt. Verward, maar geïrriteerd ontwaakte de piraat. De hemel was alweer verlicht door de zon. De vrouw uit zijn droom was verdwenen en daarmee was de onthullig uitgebleven. Deze keer keek de Kapitein recht in de chocolabruine ogen van zichzelf. Hij had ook niets anders verwacht. Hij was constant met zichzelf of met zijn 'zichzelf-en' opgescheept.
Jezelf-en. Jack vroeg zich af of dat woord überhaupt wel bestond. Een meervoud van jezelf of zichzelf? Wie zou dat in godsnaam gebruiken? Ja, ik, maar ik wordt dan ook gestoord. Welke vloek heb ik in godsnaam over mezelf uitgeroepen? Is het Davy Jones' schuld?
Geïrriteerd zuchtte de net ontwaakte man: 'Ik ben nog steeds niet van jullie af, hè? Ben ik dan echt gestoord aan het worden?' Hij hoopt op een tegenspraak, maar niemand leek op zijn vraag te willen reageren. Jack's grootste angst leek werkelijkheid te worden. Want zelfs nu hij een dag geen druppel rum meer naar binnen had gegoten, bleef hij zichzelf meerdere malen zien.
Na een kleine stilte opende één van de gehallucineerde Jacks zijn mond: 'Bij dageraad is het zwarte eiland in zicht gekomen. Gaan we daar aanmeren?'
'Ach tuurlijk,'antwoordde de piratenkapitein, die zijn ontwaking nog niet vergeten was, een tikkeltje geïrriteerd. 'IK zal aanmeren.'
Er viel een kleine stilte. Jack Sparrow keek zijn rondhangende hallucinaties vernietigend aan. 'God!'mompelde de kapitein,'Ben ik werkelijk zo irritant als zij? Logisch dat mijn vorige crew er vandoor is!'
Zijn gedachtengang werd ruw verstoord door een luid gegil. Jack kon niet raden wat het was, maar het leek het meest op een vrouwengegil. Jack Sparrow keek zijn verbeeldingen aan. Maar ook zij leken niet te weten wat hen te wachten stond...
