Hoofdstuk 1
Met een glimlach op mijn gezicht en mijn hoofd plat in mijn nek keek ik op naar de reusachtige vrouw die voor me stond. Ze legde gemoedelijk een hand op mijn schouder, waardoor mijn knieën bijna doorzwikten en ik moeite moest doen om overeind te blijven staan. Haar glimlach ontblootte haar ietwat gele tanden en het vrij scheve gebit, maar desondanks bleef Madame Mallamour een elegante vrouw om te zien. Ze knikte even kort. "Het ga je goed, Jillian Brooke," zei ze met haar zware, onvrouwelijke stem. "Dank u wel," mompelde ik, met een verlichtende zucht toen ze haar hand weghaalde en mijn knieën niet langer gevaarlijk knikten. "Albus Perkamentus is een goede man. Hij weet hoe hij een school moet leiden. Desondanks betreur ik het dat een intelligente en vooral brave leerling als jij mijn school verlaat, Jillian. Ik hoop van harte dat je een fijne tijd in Engeland zal hebben, en je verblijf op Zweinstein net zo fijn zal zijn, als het hier op Beauxbatons geweest is." Met een waterige glimlach bedankte ik haar opnieuw, schudde haar enorme hand en draaide me toen om. Vader en moeder stonden al ongeduldig te wachten. Toen ik knikte, greep mijn vader met een abrupt gebaar een stokje uit zijn binnenzak van zijn lange gewaad. Wie niet beter wist zou het aanzien als een tak, waar de overbodige twijgjes vanaf gehaald waren. Wie echter wel beter wist, wist de kwaliteit van een toverstaf en de vele dingen die ermee gedaan konden worden. Na een zwiepje van de staf zweefde mijn koffer een paar centimeter van de grond en volgde als een trouwe hond mijn vader, terwijl ik er met een weemoedig gevoel in mijn buik achteraan sjokte.
Francis en Eduard Brooke stonden bekend als degelijke, Franse volbloed tovenaars, en deden hun naam eer aan. Nooit zag men hen een verkeerde beweging maken, een slecht woord gebruiken, laat staan zich inlaten met het kwaad. De verhuizing naar Londen was onverwacht gekomen, maar niemand die er meer tegen opzag dan ik, Jillian Brooke, de jonge, veelbelovende tovenares met de intelligente blik in haar ogen en de altijd brave houding. Beauxbatons was altijd mijn thuis geweest, de plaats waar ik het liefst was. De plaats waar ik me vrij durfde te voelen, en niet altijd de strenge, priemende blik van mijn moeder onder ogen hoefde te komen, noch het commentaar van mijn vader op alles wat ik deed. Ondanks dat mijn ouders niet op Beauxbatons zouden mogen komen, hadden ze zich een weg naar binnen gepraat, het bestuur in, om slechts een oogje op mij te kunnen houden. En altijd had ik me het gedwongen voorbeeld van een perfecte leerling gevonden, het meisje dat nooit iets fout deed, het meisje dat leerde totdat ze het hele boek op kon dreunen, maar vooral het meisje dat geen vrienden had en geen plezier maakte. Hoe vaak had ik me niet teruggetrokken als er een feest was in de leerlingenkamer, hoe vaak was ik niet weggeslopen als er iets sociaals werd gedaan? Te vaak, want ik was nooit sociaal. Te vaak had ik de regels van mijn ouders opgevolgd, mijn enige 'vrienden' leken mijn leraren en alle andere volwassenen die me als een volmaakt kind beschouwden. En nu gingen we weg. Zomaar opeens, alsof er niets anders opzat. Vader had een nieuwe baan, een belangrijke baan op het Ministerie van Toverkunst, zoals hij me had verteld. En of ik het er nou mee eens was of niet, mee moest ik toch wel. Want wie was ik om iets tegen hen in te brengen?
"Hoe ziet het huis er uit, mama?" Met mijn knieën opgetrokken zat ik in de betoverde BMW X5, vaders favoriete auto. Hij was nog zeker tien keer zo ruim als het originele exemplaar, en met vijfhonderd kilometer per uur vlogen we onzichtbaar als de wind over de vluchtstrook. "Je hebt de foto gezien Jillian," zei mijn moeder met vermoeide stem. "Het ligt niet in de aard van een Brooke meisje om zo nieuwsgierig te zijn." Ze bekeek haar perfect gemanicuurde handen, de Frans gelakte nagels en legde toen met een gracieus gebaar haar handen weer in haar schoot. Ongeïnteresseerd staarde ze uit het raam, waar slechts de schimmen van bomen of andere auto's voorbij rezen, door de ongelofelijke snelheid van de betoverende auto. Zoals altijd boog ik mijn hoofd vol schaamte, maar mijn ogen schitterden weerspannig. Met mijn zestien jaren werd ik het aardig zat om steeds te horen wat ik wel en niet mocht doen, en ik begon me er onbewust tegen te verzetten. "Zet de radio eens wat harder," zei vader, terwijl hij met zijn vingers knipte. Onmiddellijk ging het volume omhoog en schalde het laatste nieuws door de auto. "…de oorzaak van deze opstand is nog onduidelijk. De Dementors vormen echter nog geen vijand en blijven op het eiland waar Azkaban zich bevindt rondzwerven…" Ik spitste mijn oren en luisterde geïnteresseerd naar de radio. Ik had nog nooit een Dementor in het echt gezien, maar naar de verhalen die ik gehoord had, was dat maar beter ook. "…meer informatie wordt zo spoedig mogelijk door Cornelis Droebel verleent. Schouwers worden ingeschakeld en…" Moeder draaide de radio uit. "Wat een onzin allemaal," zei ze. "Mam! Laat toch aanstaan," riep ik verontwaardigd uit. Dit nieuws was uiterst belangrijk! Als door de donder getroffen draaide ze zich om. "Hoe dúrf je me tegen te spreken!" Ze staarde me met haar gitzwarte ogen aan. Gelijk wilde ik mijn ogen afwendden, maar vlak voordat ik toegaf, keek ik haar even net zo fel aan met mijn blauwgrijze ogen. Het was genoeg om haar mond open te doen vallen van verbijstering, en met een tevreden uitdrukking op mijn gezicht negeerde ik haar en staarde uit het raam.
De bergen van Frankrijk hadden plaats gemaakt voor de glooiende heuvels van Engeland, nadat we met een druk op de vliegknop binnen een paar minuten de zee over waren gevlogen. Het weer was guur. Het regende en hoewel we met zo'n snelheid reden dat de druppels bijna het raam niet raakten, was het duidelijk dat het pijpenstelen goot. "Ah, daar zal het zijn!" zei vader, op een kalme geforceerde toon. Met een ruk stond de auto stil. Even duizelde het me. Snel stapte ik uit en haalde opgelucht adem toen ik vaste grond onder mijn voeten voelde. Ik was nooit zo'n fan geweest van vliegen. "Dit is ons nieuwe huis," zei moeder, terwijl ze haar vinger in mijn rug porde en me naar voren leidde. Ik sloeg mijn ogen op en staarde voor me uit, naar mijn nieuwe huis.
