Dit verhaal speelt al een tijd in mijn hoofd. Ik zag de film Van God Los, een van de beste Nederlandse films vind ikzelf. En er begon een verhaal zich te vormen. Ik vond het einde namelijk niet zo best en zo doende is er dit hoofdstuk uitgekomen. Enjoy.

De weg kwijt

Hoofdstuk 1)Alleen in de regen.

Het regent. Net als bijna elke dag hier in Nederland. Vandaag blijft het niet bij miezeren, het stort. Niemand waagt zich buiten, iedereen zit veilig in hun warme thuis. Gezellig met familie of bij mensen van wie ze houden. Gezinnen zitten knus met elkaar een spelletje te doen of kijken naar de tv. Niemand is zo gek om zich nu, in dit hondenweer, buiten te wagen. Niemand.

Behalve één persoon.

Iemand die even verdwaalt is als de storm buiten. Het is een jongenman van begin twintig. Zijn lange donkerbruine haar hangt in strengen voor zijn gezicht, terwijl de regen zich vermengt met zijn tranen. Frustratie zit nog steeds diep in hem, verscholen achter zijn donkere grijze ogen die vurig naar het asfalt voor hem staren. Zijn handen zijn diep in de zakken van zijn leren jack gestoken, de rechter omklemt nog steeds het pistool. Zijn wijsvinger zit om de trekker heen, klaar om te schieten. Om iemand om te leggen, misschien zichzelf.

'Want wat heb ik nog over?' Vraagt de jongeman zich verbitterd af. 'Ik wordt godverdomme door me kop geschoten als ik terugga.' In een rap tempo loopt hij verder, op de vluchtstrook van de A44. 'Godverdomme, godeverdomme, als die klootzak nou godverdomme gewoon betaalt had! Als hij me godver niet genaaid had…' Hij wrijft de tranen vermengt met regen ruw van zijn gezicht en loopt door.

Zijn laarzen tikken op het asfalt, verderop klinkt een auto. Angstig kijkt hij om, zouden ze hem nu al gevonden hebben? Maar gelukkig, de koplampen razen door, merken hem niet eens op. Toch wekt dit bij hem een soort verslagenheid op. Hij is hier nu zo alleen. Niemand zal hem komen ophalen, want hij heeft het verkloot. Drastisch verkloot, geen weg meer terug.

Maar ook geen weg ergens naartoe, wat zit er nog voor hem in de toekomst? Somber kijkt hij naar de eindeloze grauwe weg voor zich.

"Godverdomme…" Weer lopen er tranen over zijn wang, dit keer niet van verbittering. Maar van angst. Wie heeft hij nu nog over? Zo goed als niemand en dat is zijn eigen schuld. Hij koos voor angst in plaats van liefde. Zijn motto was: Waarom je hele leven naar liefde streven als angst evengoed werkt? En het was zo, zijn motto was de waarheid. Toch hielt hij een klein dingetje niet goed in de gaten. Angst verdwijnt als je macht kwijtraakt.

En hij ís machteloos, totaal machteloos. Hij weet het en het maakte hem woedend.

Zijn hele leven was hij al aan zijn lot overgelaten, moeder een hoer, vader een uitbuiter. Altijd moest hij er voor zichzelf zijn, nooit nam iemand het roer is een tijdje over. Nooit kon hij is rustig op adem komen, altijd moest hij over zijn schouder blijven kijken.

Net als nu.

Snel draait hij zich om en ziet een auto naderen. Meteen haalt hij het pistool, nog diep verborgen in zijn zak, van veilig af.

De auto stopt langzaam een paar meter voor hem en de lichten knipperen. Voorbereid op alles loopt de jongenman naar de auto. Het is een zwarte Cadillac een oldtimer als hij het goed kan zien. Maar meer tijd voor een vluchtige blik heeft hij niet.

Een aangeschoten bestuurder draait zijn raampje open. De geur van alcohol walmt uit de wagen.

"Zo vrind, wie mag jij wezen?" Vraagt de bestuurder met een dikke tong.

Verwalgt trekt de jongenman zijn neus op, maar grijnst naar de bestuurder.

"Maikel, meneer." Is zijn antwoord beleeft. Vlucht switcht hij zijn pistool weer naar veilig.

"Zo, zo, Maikel." De bestuurder doet zijn raampje nog iets verder open en wordt serieus. "Waar moet dat heen zo laat."

De jongenman haalt zijn schouders op, maar blijft een beetje op afstand. "Kweenie, weg."

De bestuurder knikt. "Zeker problemen met de wijfies heh?" Grinnikend om zijn eigen grap strijkt hij zijn lange pikkende haar naar achter. " Maar goed, wat moet je zo laat op de weg en wie ben je?

Nu pas stapt de jongenman naar voren, het licht in. "Maikel Verheije."

De ogen van de bestuurder worden groot. Snel probeert hij zijn raampje weer dicht te draaien in een poging om te kunnen ontsnappen. Spijtig genoeg is de man al te laat.

Vlak voor een paar hoge iepen wordt de onbekende man uit zijn auto getrokken en op de grond gebeukt. De man geeft niet op zonder slag of stoot. Maar juist dat wordt hem fataal. De frustratie die al de hele avond in Maikel heeft gewoekerd komt eruit en langzaam kleurt het grauwe asfalt donkerrood.

Hijgend strijkt Maikel over zijn kin, een spoor van bloed wordt zichtbaar. Het is niet het zijne. Onhandig grijpt hij het lichaam van de dronken bestuurder en trekt het de berm in.

Het loopt een beetje af en zo rolt het levenloze lichaam naar beneden.

Met grote duistere ogen kijkt Maikel Verheije op zijn slachtoffer neer. 'Klootzak.' Vanuit het duister onderaan de berm ziet hij iets bewegen.

"KLOOTZAK!" In een flits haalt hij zijn pistool uit zijn zak en begint in het wildenweg naar beneden te schieten.

Pas als zijn kogels op zijn en hij het geklik van zijn legen pistool hoort stopt hij. Snel stopt hij het wapen terug in zijn diepe zakken en werpt nog vluchtig een blik op de dode man.

Raar hoe weinig zo'n malloot hem doet. Ag, zolang je er niet teveel over na denkt is het best. Aan de dranklucht te ruiken is het niet bepaalt een goed persoon. Niemand drinkt zoveel als hij niet iets slechts op zijn ziel heeft zitten.

Een humorloze grijns vult Maikel zijn gezicht. "Dan zou ik me echt dood moeten zuipen."

Dan loopt hij naar de auto. Hij doet de deur open en kijkt naar de benzine meter. Hij had het niet beter kunnen treffen, hij zit nog driekwart vol.

Even laat hij zich in het zachte witte leer van de auto zakken en wenst dat hij even zijn ogen kan sluiten en niet meer hoeft te denken.

Dan geeft hij gas en rijd weg zonder enige besef waarheen.

.-.-.

Vlak naast een in elkaar getrapt bushokje staat een jong meisje te wachten. Ze is verschrikkelijk nerveus en staat om de paar seconden naar de grote klok tegenover het bushokje te kijken. Het is haar eerste nacht als hoertje. Ze haat het met heel haar hart, maar ze heeft geen keus.

Het is dit of terug naar huis, iets wat haar nog minder aanstaat. Verder zijn er ook geen opties meer, ze heeft alles al geprobeerd.

Dus daarom staat het meisje daar, onder de lantaarnpaal in de regen. Het schimmige licht schijnt somber op haar neer. Ze heeft het koud, het korte rokje en haar doorschijnende topje zijn geen partij tegenover de ijskoude regen. Onwennig schuift ze met haar hoge pumps over de stoep. 'Jezus, wat is het koud…' Ze besluit om toch maar haar vest aan te doen, zoals het er nu uit ziet staat ze hier toch voor niks. Half versteend slentert ze naar het bushokje en haalt een versleten vest gemaakt van nepbont uit een klein weekend tasje. Terug bij de lantaarnpaal steekt ze een sigaretje aan, nu heeft ze tenminste iets wat haar gedachten naar iets anders brengt. Het helpt niet zoveel als ze had gehoopt. Witte rook vlucht via haar neus naar buiten. Ze strijkt de plukjes honingblond haar uit haar gezicht en haalt een spiegeltje uit haar zak. Een veel ouder meisje kijkt haar aan. Dikke strepen eyeliner vormen donkere lijnen om haar ogen. De knalrode lippenstift is wat uitgelopen en snel wrijft ze het weg. Ook wrijft ze langs haar ogen, een streep uitgelopen mascara blijft aan haar palm zitten.

'Ik wil dit niet. Echt niet.' Weer loopt een traan over haar wang. Snel knijpt ze haar ogen dicht en probeert niet te snikken. 'Als die verdomde regen toch is ophield!' Boos slaat ze haar armen om haar lichaam en probeer zichzelf warm te wrijven. Ook dit werkt niet. Haar vest is zo langzamerhand ook al doorweekt en plakt aan haar armen en rug.

'Kutzooi.' Ze rukt het vest uit en staat dan weer met blote armen en blote buik in de regen. Rillingen lopen over haar rug en ze voelt haar onderbenen niet meer. 'Als dit zo doorgaat, maak ik mezelf van kant.' Ze drukt de sigaret uit tegen de lantaarnpaal en spuugt op de grond. 'Ik weet het zeker, ik kap d'r mee. Ik heb het gehad!'

Dan verschijnen er koplampen op de weg en geschrokken kijkt ze op. Haar hart begint te bonzen in haar keel. 'Nee, rij door! Rij door, zo bedoelde ik het niet!'

Maar tot haar grote angst mindert de auto vaart. Een grote zwarte kist stopt een paar meter voor haar.

Een misselijk gevoel vult haar buik. Ze voelt hoe haar benen langzaam richting de auto lopen. Kotsmisselijk ziet ze hoe de deur van de auto wordt open getrapt.

"Stap in."

Waarom hij het meisje mee heeft gevraagd weet hij niet. Niet omdat hij nou zo nodig zin heeft in een hoertje, dat zeker niet. En dit komt ook nog is vreselijk ongelegen uit. Nu zit hij met haar opgescheept en dat was totaal niet volgens plan, wat het plan dan ook mag zijn.

Maar toch, ze deed hem denken aan zichzelf.

Hij weet nog goed hoe het is om zo alleen te staan. Met niemand die voor je uitkijkt, alles en iedereen laat je gewoon stikken.

Kijkend naar de weg werpt hij af en toe zijlings een blik op het meisje. Ze heeft nog geen één keer naar hem gekeken en staart alleen maar naar buiten terwijl ze met haar pumps op de grond tikt. De nervositeit is van haar af te lezen. Ook heeft ze nog geen woord gezegd, iets wat hij niet snapt en hem mateloos irriteert.

"Dus, je eerste nacht zeker?"

Nu kijkt ze schichtig op. "Gaat jou dat iets aan?"

Maikel kijkt weer naar het stuur. Een kleine glimlach doet zijn mondhoeken omhoog krullen. "Je vroeg geen prijs, vroeg niet waarheen, vroeg niet of ik een rubbertje heb. Moet wel je eerste nacht zijn. Niet dan?"

Het meisje krimpt in een maar geeft geen kik. De kleine glimlach veranderd in een grijns.

"Hoe oud ben je?"

"Achttien."

"Hoe oud ben je echt?"

Ze zucht en staart naar haar pumps. "Veertien."

Zijn grijns verdwijnt weer en staart naar de weg. Nog een stuk jonger dan hij had verwacht. Meestal staan ze hier pas op hun zestiende, dit is echt nog een kind. Hij begint er met de minuut meer spijt van te krijgen dat hij haar heeft meegenomen. Was dat kind niet veel beter afgeweest in de regen? Natuurlijk kon ze elke seconde worden opgepikt door een vieze ranzige klootzak van middelbare leeftijd. Maar nu zit ze bij hem in de auto, welk van de twee is erger?

"Waar rij je eigenlijk heen?" Vraagt ze plotseling en Maikel schrikt op uit zijn gedachten.

"Geen idee." Mompelt hij terug en staart weer op de weg. Een eerlijker antwoord weet hij niet te geven.

Het meisje schuift onrustig op de stoel en staart angstig naar buiten. Ze is nog nooit zo ver van huis geweest. Nu ze er over na denkt, ze is eigenlijk nooit verder dan buiten haar stad geweest. Dit is al een hele wereldreis voor haar. De tranen prikken weer in haar ogen.

'Waar ben ik in godsnaam mee bezig? Dit ben ik niet! Dit is niet wat ik wil!'

"Ik wil eruit." Zeg ze vastbesloten. Ze kijkt onzeker naar de jongenman naast haar. Waarom moest ze juist bij hem in de auto terecht komen? Zijn gezicht is verscholen in de schaduw, slechts af en toe ziet ze zijn ogen als een auto langs raast. En die bevallen haar niks. Ze zijn donker, duister en onheilspellend. Er hangt iets luguber over hem heen, vooral te wijten aan zijn uiterlijk. Zijn lange donkerbruine haar zit losjes in een staart naar achter zodat het over zijn schouders valt. Een kort ringbaartje siert zijn kin en zorgt ervoor dat hij er nog gevaarlijker uitziet.

Dan vallen haar ogen op zijn zwarte leren jack. Aan zijn rechtermouw zit een donkerrode vlek. De jongenman ziet haar kijken en trekt zijn arm weg. Hun blikken kruisen elkaar voor slechts een seconde. Het meisje schrikt van zijn blik en weet hier klopt iets verschrikkelijk niet!

"Laat me eruit!" Zegt ze weer en kijkt naar rechts, shit haar deur zit op slot. Haar paniek neemt toe. "Laat me er uit! Laat me er alsjeblieft uit!" Begint ze te schreeuwen en rukt aan de deur, geen beweging in te krijgen.

De jongen schrikt van haar plotselinge poging te ontsnappen. Snel grijpt hij haar schouder vast en rukt haar van de deur vandaan. Maar de jongen kent zijn eigen kracht niet en zodoende beland het meisje met haar elleboog op het stuur. De auto schiet naar links en het meisje begint te gillen.

Van buiten klinkt het geluid van toeterende auto's, de jongen vloekt hard, draait wild aan het stuur en komt tot stilstand in de vluchtstrook.

Snel kruipt het meisje zo ver mogelijk van hem weg. Als versteend zit ze dicht tegen het witte leer aan en kijkt met grote ogen gevuld met angst naar de jongen. Door de plotselinge bocht is hij tegen de ruit geknald en zijn neus bloed.

Aarzelend steekt het meisje hem een zakdoek toe.

Maikel neemt hem kwaad aan en druk hem tegen zijn neus.

"Stomme trut, we hadden wel dood kunnen zijn." Schreeuwt hij boos en slaat met zijn vuist op de claxon.

"Sorry." Piept het meisje met een rillerig stemmetje.

Zijn woeden zakt al iets als hij het meisje bang tegen de ruit ziet zitten.

"Wat is je naam eigenlijk?" Vraagt hij.

"Lotte."

"Lotte." Hij kijkt het meisje aan. "Mooie naam." Ze reageert niet. "Geen achternaam?"

"Zeg ik niet." Antwoord ze zacht. "Ze zeiden dat je dat nooit moest zeggen."

Hij weet eigenlijk al wie 'ze' zijn, maar vraagt het toch. "Ze?"

"Andere-" Ze kucht. "-…Hoeren."

"Aha." Hij knikt en zet de motor uit. "En hebben die je ook vertelt wat er met meisjes zoals jij gebeurt die midden in de nacht naast een bushokje staan te wachten?"

Ze kijkt weg.

"Nou?" Dringt Maikel aan. Langzaam schud ze haar hoofd. "Dacht ik al, laat ik je dat dan even vertellen Lottie, we zitten hier nu toch." Even kijkt hij door de achterruit, maar ziet niets dat voor hem een gevaar kan zijn. "Meisjes zoals jij worden verkracht, hoor je dat? Verkracht, das niet zo mooi heh?" Hij ziet haar spierwit worden en tranen beginnen in haar ogen te glinsteren. "En dan worden ze vermoord, weet je waarom?" Weer schud ze haar hoofd. "Omdat ze als hoertje niks betekenen. Want ze weten dat niemand ze zal missen, logisch welk meisje staat daar om half een s'nachts? Meisjes die zijn weggelopen, die aan de heroïne zitten die niet gemist worden door niemand." Het is raar hoe zijn woorden zich op het meisje uitwerken. Toch voelt hij geen medelijden voor het meisje. Hij kent het niet, snapt wel waarom het meisje huilt, maar het doet hem niks. Ze is alleen een vage herinnering aan hemzelf, meer niet.

"Of die hoertjes hebben geluk en worden door jongens zoals ik opgehaald." Hij zucht en heeft verschrikkelijk veel zin in een sigaret. Maar hij heeft niets meer, toch voelt hij weer in zijn zakken. Het enige wat hij voelt is zijn pistool, daar heeft hij nu even niks aan. Boos trek hij zijn handen weer uit zijn zakken en start de auto opnieuw.

Verschrikt kijkt het meisje op.
"Waar rij je heen?"

"Geen idee." En met piepende wielen rijd de auto de weg weer op.

.-.-.

Zeg alsjeblieft wat je ervan vind, maar blijf een beetje aardig. Dit is mijn eerste poging een serieus en realistisch verhaal te schrijven.

Groetjes Sue-AnneSparrow.