Rated T voor vloeken

xxMarith:
Disclaimer: Dit is een vertaling van Stirring the leaves, wat geschreven is door Kindle-the-Stars. Het verhaal is niet van mij! (oh I wish)


"When I awoke today, suddenly nothing happened. But in my dreams, I slew the dragon … Don't you understand, I already have a plan. I'm waiting for my real life to begin."

Colin Hay, Waiting for my real life to begin.

"I went to the woods because I wanted to live deliberately, I wanted to live deep and suck out all the marrow of life, to put to rout all that was not life and not when I had come to die, discover that I had not lived."

Henry David Thoreau, 'Walden', paragraaf uit Dead Poet's Society.


Gandalf werd uit zijn gedachten wakker geschud toen er met een bons een kroes bier voor hem op tafel neergezet werd, waarbij er wat bier over de rand golfde en op het hout belandde.

'Je kijkt verontrust,' zei Thorin Oakenshield, met een kroes bier in zijn eigen hand. Zijn kleren waren besmeurd door het reizen en hij droeg een rugzak, zijn gebruikelijke schild erbovenop vastgebonden.

'Dat klopt, mijn gedachten drukken zwaar,' zei Gandalf, die wat opschoof om ruimte te maken voor de Dwerg die naast zijn tafel stond. 'Kom bij me zitten.'

Thorin ging zitten en schoof zijn rugzak onder de tafel. 'Kan ik je een vulling van Old Toby aanbieden?' vroeg de Tovenaar, zijn tabaksdoos naar voren schuivend in een teken van dankbaarheid voor het bier.

'Graag, dat zou fijn zijn, mijn voorraad is al enkele weken op.' Ze zwegen terwijl Thorin zijn pijp vulde en aanstak. Pas toen er rook om zijn hoofd kringelde sprak hij weer. 'Het is alweer een poos geleden sinds ik je voor het laatst gezien heb, oude vriend.'

'Ga je weer terug naar Ered Luin?' giste Gandalf, kijkend naar zijn vervuilde reiskleren.

'Ja, ik ben naar de IJzeren Heuvels in het oosten gereisd om Dain te zien,' zei Thorin. Zijn ogen gleden over de mensen in de herberg de Prancing Pony, constant op zoek naar gevaar, zelfs in het rustige dorpje Bree. Zijn volle wenkbrauwen waren gefronst en Gandalf zag dat de Dwerg meer grijze strepen in zijn haar had dan de laatste keer dat hij hem gezien had.

'Jij ziet er ook verontrust uit,' merkte hij op in een poging om Thorin meer te laten vertellen.

'Tijdens mijn tocht kwam ik langs Erebor,' zei Thorin, de reden voor zijn zorgen uitleggend. 'De mensen daar zeggen dat Smaug al bijna zestig jaar niet meer gezien is.'

'En jij bent van plan om de berg te bestormen?' vroeg Gandalf, die besefte dat Thorin piekerde over het verlies van zijn thuisland.

'Sinds ik de IJzeren Heuvels verlaten heb, kan ik het idee van zo'n expeditie niet meer uit mijn gedachten krijgen,' zei hij. 'Het zou rampzalig kunnen zijn om een heel leger van de Blauwe Bergen naar Erebor te leiden, al helemaal als Smaug nog leeft.'

'Maar je denkt erover om het te proberen,' zei Gandalf, die wist hoe koppig Dwergen waren wanneer ze besloten hadden iets te doen. 'Wat zei Dain hierover?'

'Hij zag het wel zitten om zo dichtbij een bondgenoot te hebben, de IJzeren Heuvels zijn erg afgelegen. Hij heeft echter geen militaire hulp beloofd, hij zei dat hij eerst de risico's moest afwegen.' Thorin blies een lange rookpluim uit. 'Hij raadde me aan dit voorzichtig aan te pakken.'

'Dat is misschien wijs.'

'Wat zou jij aanraden?' vroeg de Dwergenkoning. Zijn verlangen naar advies verraste Gandalf. Dwergen stonden algemeen bekend om hun teruggetrokkenheid en ze vonden het allesbehalve leuk als anderen zich met hun zaken bemoeiden.

Gandalf dacht even na, peinzend over de gevolgen van een leger dat naar Erebor trok en andere mogelijke alternatieven.

'Jij maakt plannen voor oorlog en strijd,' zei hij uiteindelijk. 'Een subtielere strategie zou misschien raadzamer zijn.'

Thorin fronste. 'Jij denkt aan een klein gezelschap in plaats van een leger?'

Gandalf dacht even na toen een verre herinnering op kwam borrelen – honderden jaren geleden had hij een andere wereld bezocht, waar verhalen verteld werden over Middle Earth. Toen had hij die afgeschreven als onzin, maar nu begonnen gebeurtenissen en namen overeen te komen met wat hij zich van die verhalen kon herinneren. Als hij zich het goed herinnerde, liep Thorins tocht niet helemaal goed af.

'Gandalf?' drong Thorin aan, en hij besefte dat hij een poos stil was geweest.

'Laat me hier over nadenken,' zei hij. 'Ik zal je raad geven, maar er zijn vragen die ik moet beantwoorden voordat ik dat kan doen.'

Thorin knikte. 'We gaan over twee maanden in Ered Luin in conclaaf. Je aanwezigheid zou welkom zijn bij die vergadering.'

'Ik zal er zijn,' beloofde hij. Toen dronk hij zijn kroes leeg en stond op.

'Ga je nu al weer weg?'

'Ja, er zijn dingen die gedaan moeten worden,' zei Gandalf cryptisch. Hij was al aan het peinzen over de magie die nodig was om naar een andere wereld te reizen. 'Ik moet een lange afstand afleggen als ik jou het beste advies wil geven.' Hij knikte respectvol naar de Dwerg. 'Tot gauw, mijn vriend.'


Lizzy trommelde met haar vingers op de toonbank en keek doelloos de lege boekwinkel rond. Het was een rustige dag geweest en ze had verscheidene planken al opnieuw geordend, nieuwe voorraden besteld en het magazijn opgeruimd. Verveeld had ze Tumblr openstaan op haar iPhone en scrolde heimelijk door de Supernatural-tag, waarbij ze af en toe foto's van de Winchesterbroers reblogde. Ze vroeg zich net af of haar baas, die boven in het kantoortje bezig was met de administratie, het zou merken als ze snel naar de overkant van de straat liep om een ijsje te halen als verademing voor de hitte van Augustus, toen de bel boven de deur rinkelde.

Er kwam een behoorlijk oude man binnen, die een grijze blazer droeg en een bijpassende gleufhoed. Ze glimlachte vrolijk als begroeting en hij tikte een keer tegen zijn hoed als antwoord, maar hij leek te weten wat hij zocht, dus ze bood haar hulp niet aan.

Een paar minuten later kwam hij naar de toonbank met een boek in zijn handen, dat hij naast de kassa legde.

Lizzy grijnsde toen ze zag dat het een exemplaar was van The Hobbit. 'Het is een geweldig boek, ik weet zeker dat u het leuk zult vinden,' zei ze terwijl ze de barcode scande.

'Ik heb het een lange tijd geleden gelezen en nu wil ik dat nog eens doen,' legde de man uit. Lizzy had het idee dat er iets bekends was aan zijn stem. 'Ik krijg steeds maar het gevoel dat er iets mis mee is,' voegde hij toe, bijna te zacht om te verstaan.

'Misschien is het het einde,' zei ze terwijl ze het boek in een zakje stopte.

'Wat bedoel je?'

'U heeft het gelezen, toch? Ik zal niets verklappen?' controleerde ze, en de man knikte. 'Nou, vindt u het niet vreemd dat Dain Koning wordt? Hij wordt nauwelijks genoemd als personage, hij wijst het idee van het overnemen van Erebor zelfs helemaal af.' Ze liet haar ellebogen op de toonbank rusten, zich niet bewust van de intense blik waarmee de man haar aankeek. 'Ik bedoel, ik kan begrijpen dat Thorin dood gaat, hij werd slachtoffer van de drakenziekte, de verlokking van de schat. Maar Fili en Kili?' Ze trok een gezicht, zich nog goed herinnerend hoe geërgerd ze was door hun nauwelijks omschreven dood. 'Ik weet nog dat ik het voor de eerste keer las en toen dacht dat het zo ongunstig was dat alleen de Dwergen van Durins komaf stierven, en dat iemand die niet van die komaf was Koning werd, na al die moeite die zij gedaan hadden.'

'Ja… dat is precies wat er mis is met het verhaal,' zei de man langzaam, diep in gedachten. Plotseling keek hij op, met een scherpe blik. 'Zei je dat het een van je favorieten was?'

'Ja, ik ben eigenlijk een beetje een Tolkiennerd,' zei ze glimlachend. 'Over een paar maanden ga ik zelfs naar Nieuw-Zeeland met mijn broertje. Ik kan niet wachten om de filmsets te zien.'

'Je zou Middle-Earth graag zien?'

'Ik zou niets liever willen,' zei ze en rolde dramatisch met haar ogen. Ze grijnsde tegen haar klant en besefte dat hij nog moest betalen. 'Dat wordt dan zes negenennegentig, alstublieft.'

Hij gaf haar een verkreukeld briefje van tien pond en toen ze hem zijn wisselgeld gaf, stopte hij alles in de goededoelenpot op de toonbank.

'Fijne dag nog,' zei ze toen hij het tasje pakte om te vertrekken.

'Jij ook, jongedame,' zei hij, maar bij de deur bleef hij staan. 'Zou ik je om je naam mogen vragen?'

'Elizabeth,' zei ze met een glimlach. 'Lizzy Darrow.'


Twee maanden na een toevallige ontmoeting in Bree schreed Gandalf door Thorins Hallen in de Blue Mountains, op weg naar de vergaderruimte waar het conclaaf van de Dwergen gehouden werd. Hij stopte niet om het nauwgezet gekerfde, gewelfde stenen plafond te bewonderen.

'Nou, wat heb je te zeggen?' vroeg Thorin gebiedend vanaf zijn sierlijk gedecoreerde stoel, bijna onmiddellijk nadat Gandalf de Hal binnenkwam.

Gandalf nam uitgebreid de tijd om op zijn aangewezen stoel te gaan zitten en zijn pijp te pakken en aan te steken voordat hij antwoord gaf. 'Ik blijf bij wat ik in Bree gezegd heb,' zei hij uiteindelijk, een rookwolkje uitblazend. 'Openlijke oorlog zou niet alleen zinloos zijn, maar ook bijna onmogelijk om te regelen. Je zult iets moeten proberen wat eenvoudiger, maar brutaler is, misschien zelfs iets wanhopigs.'

'Je bent zowel vaag als verontrustend,' zei Thorin, zijn wenkbrauwen laag gefronst. 'Verklaar je nader.'

'Nou, ten eerste zul je geheim te werk moeten gaan. Geen koeriers, voorbodes of uitdagingen voor jou, Thorin Oakenshield. Je zult hoogstens een paar verwanten of trouwe volgers mee kunnen nemen,' zei Gandalf, met een knikje naar de andere leden van het conclaaf. 'Maar je zult nog iets nodig hebben, iets onverwachts – of beter gezegd, twee onverwachte dingen.'

'En dat zijn?'

'Zoals je weet is Smaug zowel oud als sluw, en je zult rekening moeten houden met zowel zijn uitstekende geheugen als zijn ongeëvenaarde reukvermogen. Je kunt ervan op aan dat hij waakzaam is voor het eerste vleugje Dwerg in zijn territorium, evenals het geluid van Dwergenvoeten.'

'Je laat jouw heimelijke aanpak net zo moeilijk en hopeloos klinken als een open aanval,' zei Balin. 'Onmogelijk!'

'Moeilijk, misschien,' gaf Gandalf toe, 'maar niet onmogelijk, anders zou ik mijn tijd hier niet verdoen.' Hij stopte even en bekeek de stugge gezichten van de Dwergen bij zijn uitspraak. 'Als eerste onverwachte toevoeging voor jullie gezelschap stel ik voor dat jullie een Hobbit meenemen. Smaug heeft waarschijnlijk nog nooit van Hobbits gehoord en hij heeft ze zeker nog nooit geroken.'

'Wat?' riep Gloin uit. 'Eén van die simpele boeren uit de Shire?'

'Inderdaad en ik heb er één op het oog als jullie metgezel, Thorin. Hij is slim en gewiekst, verre van onbezonnen. En ik geloof dat hij moed heeft. Veel moed, volgens mij, als ik kijk naar de gewoonten bij zijn volk. Daarnaast is hij lichtvoetig als elke andere Hobbit. Toen ik zei dat jullie heimelijkheid nodig hadden, meende ik dat: professionele heimelijkheid.'

'Professionele heimelijkheid?' herhaalde Balin, die Gandalfs woorden op een andere manier opvatte dan de bedoeling was. 'Bedoel je een getrainde schatzoeker? Is deze Hobbit een dief, is dat waarom je hem aanbeveelt?'

Bij deze woorden liet Gandalf alle voorzichtigheid varen. Hij had door dat de Dwergen hun vooroordelen over Hobbits niet los zouden laten als hij ze daar geen reden toe zou geven, en als hij zijn bronnen moest geloven, zou Bilbo inderdaad de rol van dief op zich nemen. 'Een dief?' loog hij met een lachje. 'Maar natuurlijk, een professionele dief!'

'Wat is de naam van deze dief, of de naam die hij gebruikt?' vroeg Fili, Thorins erfgenaam en oudste neef.

'Hobbits gebruiken hun echte namen,' legde hij uit. 'De enige naam die hij heeft is Bilbo Baggins.'

'Wat een naam!' lachte Kili, Fili's jongere broer.

'En deze tweede onverwachte toevoeging aan ons gezelschap, wat is dat?' vroeg Thorin, die voor het eerst weer iets van zich liet horen.

'Nog een metgezel, een mens, een soort adviseur voor het gezelschap,' zei Gandalf voorzichtig, om niet teveel informatie weg te geven.

'Dit zijn de zaken van Dwergen, ik betwijfel of een mens ons ook maar enigszins waardevol advies kan geven,' reageerde Thorin minachtend, zijn wenkbrauwen hevig gefronst.

Gandalf ging rechtop in zijn stoel zitten. Hij voelde in zijn hart dat zowel Bilbo als de jonge vrouw van Aarde met het gezelschap mee moesten reizen en dat de hele tocht anders zou falen. In de loop van zijn onderzoek in andere werelden had hij meerdere bronnen gevonden die de Tocht naar Erebor beschreven hadden, en ondanks hun ontelbare verschillen, hadden ze allemaal één ding gemeen: Bilbo Baggins reisde mee met het gezelschap.

De slimme jonge vrouw die hij had ontmoet werd nergens genoemd, maar Gandalf voelde dat ze van onschatbare waarde zou zijn en ervoor zou kunnen zorgen dat de heerschappij van de berg bij de directe afstammelingen van Durin bleef.

'Luister, Volk van Durin!' zei hij en kracht sijpelde in zijn stem. 'Als deze twee mensen jullie vergezellen, zullen jullie slagen, als dit niet gebeurt zullen jullie falen. Ik heb een vooruitziend moment gehad, en ik waarschuw jullie. Als jullie mijn advies weigeren, dan ben ik klaar met jullie.'

'Felle woorden!' zei Thorin, die de ernst in de toon van de Tovenaar herkende. 'Ik ken je faam en ik kan me alleen maar afvragen of je verstand niet bedorven wordt door deze vooruitziende blik die je beweert te hebben.'

'Mijn verstand wordt bedorven door een tergend trotse Dwerg die mij om advies vraagt en mij vervolgens met onbeschoftheid beloont,' snauwde Gandalf. 'Ga je eigen weg, Thorin Oakenshield, maar als je mijn advies bespot zul je regelrecht het onheil inlopen. En houd je trots en lust maar wat in toom, of je zult hoe dan ook falen, al heb je je handen vol met goud.'

Er schoot een flits van woede door Thorins ogen. 'Bedreig mij niet, ik zal hier zelf over oordelen.'

'Doe dat maar, maar onthoud dat je mij niet voor niets om raad gevraagd hebt.' Gandalf wachtte even en vervolgde toen zachter: 'Ik kan niet meer zeggen, behalve dit: ik geef mijn vertrouwen en liefde niet zomaar, Thorin; maar deze personen zijn mij dierbaar, en ik wens ze geluk toe. Behandel hen goed, en je zult tot het einde van je dagen mijn vriendschap hebben.'

Het werd gezegd zonder hoop de Dwergenkoning te overtuigen, maar hij had niets beters kunnen zeggen. Dwergen begrijpen de toewijding aan vrienden en dankbaarheid aan degenen die hen helpen.

'Goed dan,' zei Thorin uiteindelijk. 'Ze kunnen met ons meekomen, op één voorwaarde.'

'Noem je voorwaarde,' zei de Tovenaar, hopend dat het iets was dat hij kon vervullen.

'Jij moet ons ook vergezellen.'

Gandalf streek over zijn baard, peinzend over de gevolgen van een dergelijk verzoek. In tegenstelling tot Bilbo's aanwezigheid in het gezelschap, waren niet alle verhalen het eens over zijn deelname in de tocht. Hij had gerekend op genoeg tijd om de Witte Raad te overtuigen van de naderende dreiging van de Schaduw.

'Ik zal jullie vergezellen,' zei hij uiteindelijk. 'Maar ik kan niet beloven dat ik bij jullie hele reis aanwezig zal zijn. Jullie daden mogen voor jullie dan wel van levensbelang lijken, ze zijn slechts één draad, en ik moet mij bezighouden met het hele web.'

Thorin knikte begrijpend.

'Nu we dit geregeld hebben, laten we bijeenkomen in de Shire, halverwege april,' stelde Gandalf voor. 'Ik zal een dievenmerk op het huis van de Hobbit zetten, wat gemakkelijk gevonden kan worden in het dorpje Hobbiton, en dan vertrekken we van daaruit.'

'Verander dat in de avond van de laatste dag in april,' onderbrak Thorin. 'Ik moet niet alleen een gezelschap regelen, ik word ook geacht naar het noorden te reizen voor een bijeenkomst met Dains afgezant – we verwachten ambassadeurs uit alle zeven Dwergkoninkrijken.'

'Zorg ervoor dat je deze onderneming stil houdt, Thorin,' herinnerde hij hem. 'Heimelijkheid heeft geen zin als de wereld weet waar je mee bezig bent.'

Thorin knikte nog eens en het conclaaf ging verder met andere zaken, terwijl Gandalf zachtjes de Hal uitglipte.


Een paar maanden later stond Elizabeth Darrow op een hoge heuvelrug met uitzicht op een sprankelend blauw meer, in het midden van Nieuw-Zeeland. Ze spreidde haar armen wijd en draaide een rondje op het pad, waarbij ze bijna haar rugzak tegen haar broertje aan smeet.

'Is dit niet prachtig?' zei ze, haar goudbruine haar glimmend in de zon terwijl het naar achteren waaide in haar draai. 'Het voelt alsof ik nu al op avontuur ben.'

'Je avontuur zal gauw eindigen als je van die heuvel afvalt doordat je niet oplet,' zei Peter, haar broertje, terwijl hij met samengeknepen ogen naar het meer tuurde.

'Spelbreker,' zei ze, haar tong uitstekend. 'Hoe lang duurt het nog voordat we terug zijn bij de camping, denk je?' vroeg ze. Ze hees haar mediumgrote rugzak wat hoger op haar schouders toen ze weer begonnen te lopen.

'Een uur of zo, misschien iets minder,' zei Peter, die achter haar liep. Hij schraapte zijn keel toen ze van het pad stapte en naar een klein bos keek. 'Je gaat de verkeerde kant op.'

'Helemaal niet,' zei Lizzy, licht beledigd.

'De kaart zegt dat we het pad over de heuvelrug moeten volgen,' legde Peter uit. Hij hield de gids stevig vast.

'En die aardige Kiwi man die we laatst in het café tegen kwamen zei dat we ongeveer een half uur minder hoeven te lopen als we het pad nemen dat recht door het bos loopt,' wierp ze tegen.

'Ik denk dat de kaart in de reisgids iets betrouwbaarder is dan een of andere dronken kerel.'

'Hij was niet dronken, hij zei dat hij hier zijn hele leven al woont dus ik neem aan dat hij weet waar hij het over heeft,' zei ze nonchalant. 'En de gids is waarschijnlijk geschreven door mensen die hier nog nooit geweest zijn. En, als je op die kaart kijkt is de camping letterlijk aan de andere kant van het bos, het pad over de heuvels gaat gewoon om de bomen heen,' voegde ze toe, terwijl ze het boek uit de handen van haar broer griste en naar de kaart bladerde om het hem te laten zien. 'Dit is een binnendoorweg.'

'Sinds wanneer werken binnendoorwegen?' vroeg haar broer, terwijl hij zijn armen over elkaar sloeg.

'En bedankt, mijn binnendoorwegen werken altijd,' zei ze, nu echt beledigd.

'Eh, weet je nog toen je me naar Matt bracht? We eindigden op een zandweg.'

'Ja, maar we kwamen er wel.'

'Nadat we 180 graden gedraaid waren.'

'Details,' zei Lizzy, die nonchalant een hand door de lucht wuifde. Dit is een avontuur, we moeten het nog onbewandelde pad nemen en dat soort gedoe.'

Peter snoof. 'Je had een Engels moeten studeren als je dichters wilt citeren.'

'Toevallig vind ik politiek leuk,' verzekerde ze hem. Ze was pas afgestudeerd van de universiteit met een master in politicologie en genoot nu van haar ietwat late gap-year.

Haar broer schudde zijn hoofd en hervatte hun eerdere discussie. 'Toch vind ik dat we via de heuvelrug moeten gaan.'

Lizzy veerde even op en neer en grijnsde naar hem. 'Nou, als jij het zo zeker weet, wat dacht je van een wedstrijdje?'

'Laatste bij de camping moet de tent opzetten?' stelde hij voor. Ook bij hem verscheen een zelfingenomen grijns op zijn gezicht. Hij duwde de reisgids in haar handen. 'Hier, nu kun je de weg terugvinden als je verdwaalt tijdens je binnendoorweg.'

'Oh, ha ha, we zullen gauw zien wie er het laatst lacht,' zei ze, maar ze schoof toch het boek in een zijvakje van haar rugzak. 'Tot straks.'

Peter zwaaide over zijn schouder, al een stuk op weg over de heuvelrug, dus Lizzy draaide zich om naar het bos. Het pad wat de Kiwi-man had beschreven was zo duidelijk als het maar kon en ze beende vol vertrouwen door het bos, af en toe zachtjes neuriënd.

De zon was fel doordat het zomer was in Nieuw-Zeeland, en de bomen boden met hun schaduw een welkome verademing na de hele ochtend gelopen te hebben. Zij en haar broertje hadden besloten de trektocht om het meer te maken in het dorpje waar ze op een camping stonden. Een andere groep reizigers was van plan om een barbecue te houden.

Na zo'n twintig minuten gelopen te hebben remde ze wat af en keek op haar horloge, zich herinnerend dat de man die dit pad had aanbevolen haar had verteld dat het slechts tien minuten lopen was door het kleine bos. Toen er na nog eens vijf minuten nog steeds geen bosrand in zicht was stopte ze weer en keek op de kaart in de reisgids, en op het kleine kompas dat aan de rits van haar rugzak zwaaide. Ze wist zeker dat ze de goede kant op ging en het bos was helemaal niet zo groot. Het pad achter haar was leeg, dus ze liep verder, wetend dat ze gemakkelijk om zou kunnen draaien en achter haar broertje aan zou kunnen rennen, waarbij haar trots het enige zou zijn dat verloren zou gaan.

De bomen stonden nu minder dicht op elkaar en al gauw stond ze aan de rand van het bos. In plaats van de camping die ze verwachtte lagen er echter brede vlaktes en heuvels, er was geen enkel gebouw in zicht. Fronsend keek ze nog eens in de reisgids – die beweerde dat de westelijke rand van het bos, waar ze zich volgens haar kompas bevond, meteen overging in het terrein van de camping, maar ze zag niets.

Ze aarzelde aan de bosrand en vroeg zich verward af wat ze moest doen, toen ze achter zich een takje hoorde knappen.

'Hallo?' zei ze, de bomenrij afturend.

Het ritselen stopte. 'Wie roept daar?' antwoordde een mannelijke stem.

'Eh, hoi – hier zo,' zei ze en daar klonk het geluid van zware voetstappen op de grond. Een tak werd opzij geveegd en verrast keek ze naar de vreemdst geklede man die ze ooit had gezien. Hij was nogal klein en breed, misschien een paar centimeter langer dan haar één meter vijfenvijftig, had lang blond haar en, erg interessant, een gevlochten snor. Daarnaast droeg hij een lange leren jas met een ingewikkeld patroon en een brede riem, en er was een zwaard aan zijn heup gebonden.

'Wow, gaaf kostuum,' zei ze bewonderend toen de man haar verward aankeek. 'Bent u een cosplayer?'

'Het spijt me, wat?' zei hij met een lichte frons op zijn gezicht.

'Of is dit zo'n LARP iets?'

'Larp?' herhaalde hij. Hij bleef haar aanstaren alsof ze het raarste was dat hij ooit had gezien.

'U weet wel, live action role play?'

Hij schudde geamuseerd zijn hoofd en de vlechtjes aan zijn snor zwaaiden heen en weer. 'Waar heeft u het over?' vroeg hij. Toen keek hij om zich heen. 'Bent u hier alleen, vrouwe?'

'Ja – nou, nee,' voegde ze toe. 'Ik ben hier samen met mijn broer, maar we hebben afgesproken bij de camping.' Ze glimlachte liefjes naar hem. 'Kunt u me misschien vertellen hoe ik daar moet komen?'

'Bedoelt u het kamp aan de oever van de Lhûnrivier?' vroeg de man, die nu licht bezorgd leek. 'Dat is op zijn minst een dag lopen vanaf hier.'

'Eh, nee,' zei ze. Ze had nog nooit van die rivier gehoord, hoewel ze uitgebreid onderzoek gedaan had naar dit gebied. 'Het heet Kawerau,' zei ze, struikelend over de Nieuw-Zeelandse uitspraak. Ze sloeg de reisgids open om hem de kaart te laten zien.

'Wat een vreemd boek,' zei hij en hij deed een stap dichterbij om te kijken. Hij leek meer geïnteresseerd in het boek zelf dan in wat ze hem probeerde te laten zien en bladerde er nieuwsgierig doorheen. 'Ik heb nog nooit zulke levendige tekeningen gezien.'

Lizzy glimlachte een beetje minzaam naar hem. 'Mag je niet uit je rol stappen of zoiets?'

'Fili!' brulde een stem vanuit het bos en ze trok haar wenkbrauwen op bij de bekende naam.

'Hier,' riep hij terug en een paar seconden later stapte er nog een man uit het bos. Hij was net zo klein en ook gekleed in leer, maar hij had donkerder haar, stoppels en een boog over zijn schouder.

'Hoe lang duurt het om brandhout te sprokkelen?' zei hij plagend, maar hij stopte toen hij Lizzy zag en trok zijn wenkbrauwen op. 'Goedenavond, vrouwe. Kili, tot uw dienst,' zei hij met een buiging.

'Fili en Kili,' zei ze, ditmaal met een echte glimlach, verwonderd over hoe goed hun kostuums gemaakt waren. 'Spelen jullie het verhaal na of zoiets?'

'Spreken alle mensen zo vreemd?' vroeg Fili, het boek losjes in een hand.

Ze zuchtte. 'Goed, ik begrijp dat jullie niet uit je rol kunnen stappen, maar ik ben nogal verdwaald, dus als jullie me gewoon zouden kunnen zeggen waar Kawerau is zou dat heel fijn zijn,' zei ze. Ze pakte het boek uit Fili's handen en sloeg hem weer open bij de kaart, aangezien Fili heel ergens anders gebleven was. 'Ik zou toch zweren dat ik de goede kant op ging.'

Kili keek geïnteresseerd over haar schouder naar het boek. 'Dit is een kaart,' merkte hij op en hij klonk bijna verbaasd.

'Eh, ja,' zei Lizzy.

'Het is geen kaart van het gebied waar we ons nu bevinden,' voegde hij toe op overduidelijke toon.

'Jawel,' zei ze op een net zo duidelijke toon. 'Ik begon vanmorgen hier, en nu zouden we ongeveer hier moeten zijn,' zei ze, wijzend op het dorp en de camping op de kaart.

'Waar is onze kaart?' vroeg Fili aan zijn vriend.

'In mijn zak, in het kamp,' antwoordde Kili.

Lizzy knipperde met haar ogen bij het horen van het woord "kamp". 'Dus jullie weten wel waar de camping is?'

Fili gebaarde naar de bomen. 'Kom met ons mee, vrouwe. U kunt onze maaltijd delen en onze kaart bekijken, en dan kunnen we eens zien of we erachter kunnen komen waar u heen wilt.'

Ze dacht er even over na en haalde toen haar schouders op ten teken dat ze het ermee eens was. 'Oké, en noem me geen "u" en "vrouwe",' zei ze. 'Ik heet Lizzy.'

'Een ongewone naam,' zei Kili, die voorop ging in het bos.

'Niet echt,' zei ze verbaasd. 'Jullie gaan er wel echt helemaal voor met dit cosplay gedoe, of niet?'

'Wat is dit cosplay waar je het steeds over hebt?' vroeg Fili, die achter haar liep.

'Kostuums aantrekken, net doen alsof je iemand uit een verhaal bent,' zei ze en een vleugje minzaamheid klonk door in haar stem.

De twee mannen wisselden een blik uit en toen sprak Fili: 'Dit zijn onze normale kleren, jij bent degene die vreemd gekleed is.' Zijn blik gleed even over haar gelaagde T-shirts, zwarte cargobroek en wandelschoenen.

Ze hoefde geen antwoord te geven omdat ze op dat moment bij hun kamp aankwamen – beter gezegd, de open plek waar hun twee leren tassen stonden en een kleine cirkel van stenen in het midden voor een vuur dat helaas te weinig brandhout had. Kili liep meteen naar een van de rugzakken en rommelde wat rond, waarna hij weer opdook met een stukje opgevouwen perkament.

'Dit is onze kaart,' zei hij en hij gaf hem aan Lizzy.

Die ontvouwde het perkament nieuwsgierig en glimlachte toen geamuseerd. Ze herkende de kaart meteen en kon hun streken wel op prijs stellen. 'Dit is een kaart van de Shire.'

'Dus je kent het gebied wel,' zei Fili tevreden.

'Heel grappig,' zei ze terwijl ze hem de kaart terug gaf. 'We zijn niet echt in de Shire.'

'Technisch gezien niet, we zijn ongeveer hier,' zei Kili, wijzend op een gebied dat Avondschemerheuvels heette. 'We komen morgen bij de grens van de Shire.'

'Oké, nu ophouden, het is niet grappig,' snauwde ze en ze sloeg haar armen over elkaar.

Kili bleef even stil. 'Ik vertelde geen grap, juffrouw Lizzy.'

'Natuurlijk,' zei ze sarcastisch. 'Wat is dit dan, een of andere grap die jullie Kiwi's uithalen bij toeristen? Mensen die de filmsets komen bekijken laten denken dat ze echt in Middle Earth zijn?'

De twee mannen wisselden opnieuw een verwarde blik uit. 'We zijn in Middle Earth,' zei Fili.

'Nee, we zijn in Nieuw-Zeeland,' wierp ze tegen, alsof ze tegen een kind praatte dat erg langzaam van begrip was.

'Nieuw-Zeeland,' herhaalde hij. 'Ik heb nog nooit gehoord van die plaats.'

Lizzy rechtte haar schouders en schonk hen een vernietigende blik. 'Weet je wat? Ik weiger hier te zitten en bespot te worden. Als jullie me niet willen helpen loop ik gewoon dezelfde weg terug door het bos.'

Fili deed een stap naar voren en hield een hand op. 'Juffrouw Lizzy, de avondschemering valt al, het is niet verstandig om alleen rond te dwalen. Echt, als je de plek waar je het steeds over hebt wilt vinden, zou je op zijn minst moeten wachten tot morgenochtend. Je bent vannacht van harte welkom in ons kamp.'

'Hoe bedoel je, avondschemering valt al? Het is nauwelijks middag.'

Kili keek omhoog naar de bomen. 'Het duurt geen uur meer voordat het donker is. Wil je op zijn minst één van ons met je mee laten komen door het bos?'

'Nee,' zei ze vastbesloten. 'Bedankt, maar liever niet.'

Toen ze zich omdraaide om weg te benen van de open plek klonk er vanuit de verte gehuil.

Ze bleef verward staan. 'Was dat een wolf?'

'Ja, het stikt van de wolven in de Schemerheuvels,' zei Fili.

'Er zijn geen wolven in Nieuw-Zeeland,' zei ze, minder zeker dan een paar minuten geleden.

Er werd nog een keer gehuild, dit keer iets dichter bij.

'Alsjeblieft, voor je eigen veiligheid, blijf vannacht hier,' zei Fili, die oprecht bezorgd klonk.

Ze beet op haar lip. Eigenlijk wilde ze niet bij hen blijven, maar het bos maakte haar ook een stuk zenuwachtiger dan daarvoor. 'Goed, één van jullie kan met mij meekomen,' snauwde ze bijna. 'Maar ik ga wel, het is maar zo'n twintig minuten lopen.'

Kili stopte de kaart weer in zijn tas en hees zijn boog hoger op zijn schouder. 'Maak een vuur terwijl ik weg ben, oké?' zei hij, en Fili knikte.

Ze glimlachte flauwtjes naar Fili en liep toen weg bij de open plek, terug het bos in. Al gauw vond ze het pad waar ze eerder langs gelopen had en ze liepen een paar minuten in stilte, totdat Kili achter haar zijn keel schraapte.

'Weet je zeker dat je de goede kant op gaat?' vroeg hij vertwijfeld.

'Dit is het pad waarover ik gekomen ben,' zei ze zelfverzekerd en ze besloot toen om het gesprek op gang te houden. 'Waar kom je eigenlijk vandaan?' vroeg ze. Zijn accent kwam haar vaag bekend voor, maar ze kon het niet plaatsen, ook al was ze zelf Engels.

'Ered Luin, een bergketen ten noordwesten van hier,' antwoordde hij, terwijl hij met zijn ogen de bomen aftuurde.

'Je hoeft niet te doen alsof, je vriend is er niet,' zei ze. 'Hij zal het niet weten als je uit je rol stapt.'

Kili keek haar verbaasd aan. 'Jij bent een erg vreemd persoon.'

Ze snoof. 'Zegt de man die als Dwerg verkleed is.'

'Ik ben een Dwerg,' zei hij serieus.

'Oké, ik snap het,' zei ze, haar toon weer neerbuigend.

Ze liepen een paar minuten in stilte verder, totdat het geluid van hun voetstappen een fazant aan het schrikken maakten. In een flits had Kili zijn boog van zijn schouder getrokken, een pijl opgelegd en geschoten, waardoor de vogel dood neerviel op het pad.

'Wow, goed schot!' zei ze met oprechte bewondering. Ze had iemand dit nog nooit zo zien doen.

'Dank je,' zei Kili glimlachend, terwijl hij de fazant bij zijn nek vastgreep. 'Fili zal blij zijn om vlees te hebben voor het avondeten, onze voorraad begint te slinken.'

Ze liepen verder door het bos en Lizzy merkte dat het donker begon te worden. Ze keek op haar horloge en zag dat het net vier uur geweest was – het zou nog een paar uur moeten duren voordat de zon onderging.

'Dit is niet echt een pad,' merkte Kili op, opnieuw de stilte en haar gedachtestroom doorbrekend.

'Het leek eerder wel groter,' zei ze, nu minder zeker van haar richtingsgevoel. Ze keek nog eens op haar kompas en was opgelucht toen ze zag dat ze nog steeds naar het oosten liepen. Zo lang ze in die richting bleven lopen zouden ze sowieso bij de bosrand en het meer uitkomen, of ze nu wel of niet op het bospad liepen. Ze vroeg zich af of haar broertje de camping al bereikt had. 'We gaan wel de goede kant op.'

'Wat is dit?' vroeg Kili, die haar kleine kompas geïnteresseerd bekeek.

Lizzy glimlachte minzaam. 'Een kompas, het laat zien waar het noorden is.'

Kili bestudeerde het kompas en tuurde toen naar de lucht. 'Interessant,' zei hij gefascineerd. 'Het wijst echt naar het noorden.'

Ze rolde met haar ogen, hun optreden nu echt zat. 'Nog een paar minuten,' zei ze en ze glimlachte toen ze merkte dat de bomen minder dicht op elkaar stonden. 'Kijk, ik zie de bosrand al.'

Ze haastte zich uit het bos en bleef stokstijf stil staan toen ze de brede grasvlaktes en heuvels zag die zich voor haar uitstrekten – geen heuvelrug, geen pad, en zeker geen sprankelend meer met het dorp op de achtergrond.

Haar mond viel open en ze staarde met grote ogen naar haar omgeving. 'Dit kan niet,' mompelde ze.

'Juffrouw Lizzy?' zei Kili. Zijn stem haalde haar terug naar de werkelijkheid – of tenminste, ze dacht dat het de werkelijkheid was. Ze staarde hem aan, keek opnieuw naar zijn gevlochten haar, de bevlekte reiskleren en de boog die hij in zijn hand hield en herinnerde zich de kaart die hij haar zo'n twintig minuten geleden had laten zien.

Onmogelijk.

Ze draaide zich met een ruk om en stoof naar de heuvels. Ze wilde hoog genoeg komen om haar omgeving goed te zien.

'Juffrouw Lizzy!' riep Fili haar achterna, maar ze stopte niet en ze hoorde dat hij achter haar aan kwam rennen.

Hijgend en met een steek in haar zij bereikte ze de top van de dichtstbijzijnde heuvel. Kili kwam vlak achter haar aan, met nog steeds de bungelende slappe fazant in zijn hand. Vanaf dit uitkijkpunt keek ze op het bos waar ze net vandaan kwamen en ze zag dat het bos aan alle kanten omringd was door weelderig groene grasvlakten.

'Nee, dit… dit is…' Ze draaide een rondje om alle kanten op te kijken, nog steeds naar adem happend en volkomen overdonderd.

Ze voelde een voorzichtige hand op haar schouder. 'Juffrouw Lizzy, gaat het wel?'

'Nee! Nee, het gaat niet,' hijgde ze. Ze was heel duizelig en er dansten zwarte vlekken voor haar ogen. 'Alles is… oh fuck, volgens mij ga ik – '

Plotseling, en hier zou ze zich later diep voor schamen en Fili en Kili zouden haar er af en toe mee plagen in de daaropvolgende maanden, kwam de grond met een noodgang dichterbij en zag ze alleen nog duisternis.


Kindle-the-Stars:
Een groot deel van het gesprek tussen Thorin en Gandalf komt uit Tolkiens
Quest for Erebor, in de Unfinished Tales, hoewel het wel is aangepast.

Ik hoop dat jullie het eerste hoofdstuk leuk vonden, reviews en opbouwende kritiek zijn zeker welkom.

Daarnaast kunnen jullie alle updates over mijn verhaal volgen / vragen stellen op mijn tumblr Kindle-the-Stars