Een vlijmscherp zwaard haal ik tevoorschijn. Ik zie hoe hij kijkt, zijn bange ogen. "WAT? Nee doe me alsjeblieft niets aan! Ik heb niks gedaan!" krijgt hij er nog uit. "Jij kent haar toch?" vraag ik nog eens. Hij schudt weer hevig zijn hoofd. "Nee ik ken haar echt niet!" "Leugenaar!" schreeuw ik en steek het zwaard recht door zijn hart. Zijn adem stokt, zijn ogen worden groot. Dan zakt hij langzaam weg. Mensen zeggen dat je eerste moord het moeilijkste is, maar dat het dan makkelijker gaat. Pfff, dit was niet bepaald moeilijk. Ik stop het zwaard weg en gebruik mijn krachten om die sleutel te vinden in zijn hart. Ik doe wat ik kan, ik probeer zo hard ik kan. Maar het zit er niet. "Damn it." zeg ik en bal mijn vuisten. Heb ik nu een onschuldige man vermoord? Ik had hem moeten geloven. Maar hij leek zoveel op het plaatje. Ik pak het papiertje uit mijn jaszak en kijk er nog eens naar. Zeven mannen. De exen van mijn moeder. Ik kijk nog eens aandachtig van het eerste plaatje naar de man die ik net vermoord heb. "Shit," denk ik, "deze heeft geen moedervlek." Ik sta op en verlaat zijn huis. Bovendien was de achternamen hetzelfde. En mijn onderzoek wijst er echt op dat hij hier moet wonen. Is het nu al zo moeilijk om de eerste man te vinden? Waarom moet mijn moeder zo moeilijk doen. Waarom kan mijn vader niet meteen terugkomen. Waarom kom ik uit een gezin die over magie heerst. Rotleven. Ik schop tegen een steen aan. Deze belandt een paar meter verder, voor de voeten van een jongen. Ik kijk op. Hij staat daar stil op straat naar me te kijken. Iets kleiner dan ik. Donker haar in stekels en blauwe ogen. Ja, die blauwe ogen vallen meteen op. Een paar seconden staan we stil naar elkaar te kijken. "Wat doe je hier?" vraagt hij, vrij kwaad. "Hoef je niet te weten. Mijn werk is klaar hier." zeg ik en loop naar hem toe. Wanneer ik voor hem stilsta kijk ik hem recht in zijn ogen. Kwade blauwe ogen. "Waarom is heel het dorp bang voor je? Je komt hier en iedereen slaat op de vlucht." Ik bevries en denk na. Zouden ze weten dat ik hier ben? In opdracht van mijn moeder. Shit, het moet stil gebeuren allemaal. Niemand mag dit weten. "Nou?" zegt de jongen nog eens. Ik kijk hem weer aan en weet even niet wat ik moet doen. Dan, opeens in een opwelling, grijp ik hem bij zijn middel en draag ik hem in mijn armen. Snel ren ik weg, naar het water toe. "HEY HEY!" roept de jongen en probeert zich los te wringen. Maar ik ben zichtbaar sterker. Aangekomen bij de haven van het dorp, spring ik op mijn bootje en zet de jongen neer. "Stil jij." zeg ik hem en ik maak het touw los die het bootje bij de kant hield. Ik start de motor en langzaam varen we er vandoor. De jongen schreeuwt niet meer en kijkt bang om zich heen. "Waarom? Wat ga je doen?" vraagt hij. "Jij moet nu gewoon je mond houden oke? Jij weet blijkbaar dingen die ik niet weet." snauw ik. Hij kijkt me vragend aan. "Waarom slaat het dorp op de vlucht voor mij?" vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. Ugh, goed gedaan Rowan. Iemand meegenomen die nergens iets van weet. Waarom moet je altijd de onschuldige mensen hebben?
