O nee… Niet weer…. Ik was nog maar net terug van de jacht! Hij kon dit gewoonweg niet menen. Toch wel. Ik zag hem mijn kant uitwandelen.
"Hedwig!", riep hij. "Ik heb een brief!"
Tegen mijn zin vloog ik naar beneden. Ik had niet echt veel keus.
Ik had de dag ervoor nog enkele tovenaarsjongens gezien die niet bepaald respectvol met hun uilen omgingen… Een blonde zwadderaarsjongen, die altijd gevolgd werd door twee aardappelzakken, had zijn uil, een oude, verwaande oehoe, met een sommeerspreuk naar beneden getoverd toen deze niet kwam!
"Accio oehoe!", had de jongen met kille stem geschreeuwd.
En daar was de oehoe in zijn hand gevlogen. Het zou grappig zijn geweest, als het niet zo eng had geleken.
Maar zolang ik mijn meester gehoorzaamde, zou ik in orde zijn. Niet dat mijn meester me ooit al iets slechts had aangedaan, maar je kon nooit genoeg op je hoede zijn.
"Hedwig, breng dit naar Sirius!", zei hij zacht terwijl hij een stuk perkament en een pakje aan mijn poot vastbond.
Mijn meester keek me aan, wachtend op een antwoord. Waarom liet hij me nou niet met rust? Ik had honger! En hij had ook al niets lekkers voor me mee! Dankzij Koe, de kleine veerbal, had ik die nacht niet één muis kunnen vangen. Hij had me voortdurend luid krassend zitten volgen, waardoor alle wandelende hapjes ons van kilometers ver hadden gehoord en zich hadden verstopt.
"Hedwig doet wel een beetje vreemd vandaag…"
Het was die jonge heks weer, die altijd boeken met zich mee droeg. Ze keek me onderzoekend aan en mijn meester knikte.
"Ze heeft waarschijnlijk weer een bui…", zei mijn meester vieroog.
Een bui? Ik een bui? Ik had nooit buien.
Oke, dat is misschien een leugentje… Maar komaan, zo humeurig was ik toch niet? Of wel?
Plots vloog de deur van de uilenvleugel weer open en de vuurtoren-vriend met de ontelbare sproeten vloog binnen.
"Mijn God! … Sneep!... Hij…"
"Vergeet niet te ademen, Ron.", zei de heks.
De vuurtoren nam een paar keer diep adem.
"Ik had me net kunnen verstoppen! Hij had me bijna gezien! Wat doet die ook altijd op deze onmenselijke uren op de gangen? Heeft die geen slaap nodig of zo?!"
Mijn meester zuchtte diep.
"Het is inderdaad wel riskant om zo vroeg op de ochtend door de gangen te lopen, maar nog riskanter om overdag naar hier te komen, wanneer iedereen ons kan zien! Vergeet niet dat niemand behalve Perkamentus weet van onze brieven aan Sirius!"
De heks en de vuurtoren knikten en mijn meester streelde me over mijn hoofd. Ik wou eigenlijk nog steeds niet gaan. Ik had honger! Stomme Koe.
Net toen ik aan Koe dacht, hoorde ik plots weer luid gekras. Koe had zijn meester gezien, en kwam nu opgewonden naar beneden gevlogen. Hij zoefde rond de vuurtoren, die hem liever niet rond zich wou hebben.
Nou, beter rond de vuurtoren dan rond mij. Snel vloog ik het raam uit, op weg naar die hond die in een mens kon veranderen. Waarom kon ik nou niet gewoon naar die reus gaan? Die woonde lekker dichtbij, en die bood mij ook telkens iets om te eten aan. Niet dat het bepaald eetbaar was, maar op dit moment zou ik zelfs zijn stenen broodjes opkrijgen, zo'n honger had ik!
Maar nee, ik moest naar die armzalige hond gaan. Die had amper eten voor zichzelf, laat staan voor mij! Ik vroeg me af wat er in het pakje zat. Het was best zwaar. Misschien was het eten voor de hondsman? Kon best wel eens het geval zijn… Zou ik het pakje opendoen en zelf eten wat erin zat?
Geen goed idee. Het beeld van die accio-oehoe spookte nog steeds door mijn hoofd.
Na een uurtje fladderen boven het verboden bos kwam ik dan eindelijk toch bij de grot aan. Ik vloog de grot binnen en kennelijk verschrok ik de hondsman een beetje. Hij sprong op zodra hij me hoorde en keek me met een wilde blik aan.
Kalm ging ik op een steen zitten en wachtte ik tot de hondsman het pakje van mijn poot haalde. Nieuwsgierig, maar zonder te laten merken dat ik dat was, keek ik mee terwijl de hondsman het opende. O nee…
Mijn jonge meester had hem van allerlei lekkers gestuurd. Verse broodjes, vlees, nootjes en kaas. De kaas interesseerde mij niet. Uilen aten geen kaas. Maar die broodjes, en dat vlees! Heerlijk! Ik zou er alles voor geven om er iets van te krijgen!
Ik wachtte ongeduldig en kraste terwijl de hondsman begon te eten. De hondsman keek me snel terug aan.
"Oh, Hedwig. Ik was je bijna vergeten."
De hondsman stond op met een kippenboutje in de hond, en kwam naar me toe. Toen hij voor me stond, hoorde ik mijn eigen maag rammelen van de honger en als het fysiek mogelijk was geweest, had ik gekwijld. Maar kwijlen was dus een van de vele fysieke beperkingen van uilen.
Vreemd genoeg maakte hij helemaal geen aanstalten om mij iets van dat lekkers te geven. Vreemder nog, hij zocht in zijn broekzak. Even later haalde hij er een verfomfaaide stukje perkament uit.
"Bedankt voor het lekkers te brengen, Hedwig. Breng deze brief maar terug naar Harry.", zei hij doodnormaal terwijl hij het stukje perkament vastbond.
Ik was ontsteld. Nu kon ik weer helemaal terug naar Zweinstein vliegen op mijn lege maag! Nijdig vloog ik terug op en verdween ik uit de grot en na een lange, hongerige vlucht die maar niet leek te eindigen, landde ik in het raamkozijn van de kamer waar meester vieroog en zijn vriend de vuurtoren sliepen. De kamer was verlaten en de bedden waren ongemaakt.
Ze hadden nog les. En het zou nog wel een tijdje duren eer ze terugkwamen. En ondertussen kon ik hier heel alleen in deze kamer zonder eten of niks blijven wachten.
Alhoewel… Heel alleen?
Tot zover hoofdstuk
1. Hoofdstuk 2 komt er snel aan. (ik plan er niet meer dan 3, het gaat maar
over één dag trouwens)
Voor hen onder jullie die ook Jen Lovsky lezen, niet
vrezen, ik ben bezig aan het volgende hoofdstuk. Het enige probleem is dat mijn
computer twee weken geleden is gecrasht en een aantal pagina's kwijt ben. (Het
viel nog mee, het waren er maar 6 van de 70 die ik klaar heb) Dat zevende
hoofdstuk ben ik dus ook kwijt. Maar het zal er snel terug op staan!
Veel groetjes
Jessie
En wees niet bang te reviewen! Ik ben er dol op om
die dingen te lezen! (En ik lees ze dus ook allemaal!)
