Beste mensen,

Ik heb de naam van de hoofdpersoon veranderd omdat ik sinds kort een meisje met dezelfde naam ken (en aan dat meisje heb ik een enorme hekel) I'm sorry. Ik heb het veranderd in Lena.


Lena, kom je?' vroeg de leidster uit het weeshuis. 'Ik kom eraan!' Ik was hier een paar weken geleden heengebracht, net na het ongeluk met mijn moeder. Ze was opslag overleden. Naast mijn moeder had ik geen familie meer, mijn vader was daarvoor al weggelopen en mijn moeder had geen naaste familie meer. Gelukkig ging ik morgen naar een adoptiegezin in New York.

Toen ik beneden kwam was er blijkbaar een feestje georganiseerd. 'Gefeliciteerd, en we hopen je niet meer hier terug te zien!' Dat laatste was natuurlijk ironisch. Ze hoopten dat ik in een gelukkig gezin terecht kwam, dat ik nooit meer terug hoefde naar een weeshuis en dat ik gelukkig werd.

'Hup de trein in, hij wacht heus niet op jou hoor.'

'Tot ziens allemaal.' De deuren van de trein sloten zich en ik ging op zoek naar een plaatsje. Daar gaan we, dacht ik bij mezelf, mijn ademhaling werd snel van nervositeit.

Dus toen zat ik in de trein op weg naar New York, naar mijn adoptiegezin.

Diep in gedachten verzonken keek ik door het beslagen raam naar buiten. 'Pardon, is dit plekje vrij?' ineens stond er een raar uitziende jongen naast mij; Hij was echt heel mooi maar had een lichte huidskleur bijna alsof hij ziek was. 'Huh, wat?' Ik schrok me rot. 'Of dit plekje vrij is?' vroeg hij 'Oh ja dat plekje is vrij.' 'Dus jij bent een dagdromer?' vroeg hij mij met een geïnteresseerd gezicht . 'Ja ik vroeg me af hoe het huis van mijn adoptiegezin zou zijn.'

'Adoptiegezin?' 'Ja mijn moeder is een paar weken geleden overleden en ik ben nog geen 18 dus nu word ik geadopteerd.' 'Maar uh, Ik heet Vince, en jij?'

'Lena' zei ik.

Toen we overstapten naar de bus die richting onze wijk ging, ging Vince ook mee. 'Ga jij ook naar de New York High School?' vroeg hij.

'Ja en ik zit in klas 3a volgens mij.' 'Hé ik ook, dan zijn we dus klasgenoten. Dat is toevallig!' Hij glimlachte naar mij.

Op het Perron stonden ongelooflijk veel mensen. Plotseling kwam er een donkerharige man aangelopen. 'hallo Lena, fijn je weer te zien!'

'Hallo Meneer Smith, insgelijks' zei ik. Hij lachte me vriendelijk toe. 'Noem me maar John hoor.'

Het huis was groot, heel groot. 'Meneer Smith, ik bedoel John, met hoeveel mensen woont u hier?' Hij strekte zijn armen uit om het huis aan te duiden en zei: 'Wij wonen hier met z'n twaalven.'

Ik moet wel geschokt hebben gekeken, aan de geamuseerde blik van John te zien. 'Wow twaalf mensen, heeft u dan tien kinderen?'

'Nee hoor mijn ouders, de ouders van mijn vrouw Isabella, dan hebben we zelf nog drie kinderen en drie geadopteerd. Waaronder jij nu ook.'