De Tovenaarsvampier:
( Made by Florreke, Joanne K. Rowling en Stephenie Meyer)
Inhoud: Harry Potter wil niet de Uitverkorene zijn die Voldemort moet verslaan. Hij vlucht naar Amerika, meer bepaald Forks. Hij vindt er gauw werk in een kampeerzaak. Amper een week later raakt hij per toeval betrokken in een auto-ongeval. Gelukkig is Carlisle Cullen er nog.
Heeey allemaal,
Voor Twilight kwam en werelds meest bekende vampier, nl. Dracula, van zijn troon werd gestoten door een zekere Edward Cullen, was ik dol op de Harry Potter-reeks. Toen ik tien was fantaseerde ik dikwijls daarover en maakte zelf een vervolg op de verhalen in mijn hoofd. Na een korte pauze van ongeveer drie jaar begon het weer in alle hevigheid. Maar toen ook kwam het niet in mijn hoofd om ze op te schrijven en op Internet te zetten. Pas nadat ik voor eerste keer een fanficstorie had gelezen was ik helemaal verkocht. Toen ik ook verslaafd raakte - zoals vele andere hysterische tienermeisjes - aan de Twilight Saga koppelde ik die twee algauw aan elkaar. Het resultaat kun je hier lezen. Nou genoeg geleuterd voor vandaag, ik ga beginnen met typen. VEEL LEESPLEZIER!
Happy Greets: Florreke
P.S.: (Isa)Bella Marie Swan doet (voorlopig) niet mee.
P.P.S.: Dit verhaal begint in de zomer tussen Harry's 5de en 6de jaar.
Hoofdstuk 1: I will my own life!
Een oude lawaaierige wekker had rond acht uur 's morgens besloten om Harry Potter eens uit zijn slaap te halen. Die gaf er zo'n geweldige mep tegen dat het arme ding in de hoek van de rommelige kamer vloog, morsdood, aan stukken gereten.
Harry kreunde en draaide zich om. Hij trok het deken over zijn hoofd. Hij was doodmoe en wilde graag nog een paar uurtjes meer slapen. Niet dat hij het type was dat uren achter zijn computer zat of tot diep in de nacht ging fuiven, maar nachtmerries over Sirius Zwarts, Sirius Zwarts' dood om precies te zijn, hielden hem uit zijn slaap.
Na nog een kwartier te liggen woelen en draaien en vergeefse pogingen om in slaap te vallen (waarbij hij ook nog eens bijna uit zijn bed viel) stond maar Harry op. Hij verwenste die ellendige wekker naar het diepste van de hel.
Terwijl hij opstond en naar de deur slenterde, struikelde hij ook nog eens over zijn hutkoffer. Vloekend en tierend, waarbij het een wonder was dat meneer en mevrouw Duffeling niet wakker werden (Dirk sliep bij enkele vrienden), schopte hij tegen de hutkoffer en bezeerde zijn voet. Nadat de pijn was weggetrokken en hij ook de hutkoffer naar het diepste van de hel had verwenst, lukte het Harry om zich een weg te banen door alle rommel die in zijn kamer rondslingerde en veilig de deur te bereiken.
Vijf minuten later was hij weer terug, met een beker gloeiend hete thee in zijn handen. Op de vensterbank zat een bosuil met de Ochtendprofeet te wachten tot hij zou worden betaald. Harry gaf het beest gauw enkele knoeten en keek even naar de krant.
Met een zucht smeet hij de krant in de hoek bij de kapotte wekker. Hij zette de beker thee op zijn nachtkastje en plofte op het bed. Aan het eind van het vijfde jaar had Professor Perkamentus hem verteld over de profetie. In een klap was zijn hoop op een mooie toekomst verdwenen. Hij moest degene zijn volgens velen die Voldemort versloeg. Maar dat wou hij niet. Hij wou zijn eigen leven. Een vrouw, kinderen, een huis…
Maar Perkamentus had dat die bewuste avond allemaal weggeveegd. Nu moest Harry zijn leven verspillen aan het verslaan van een duistere tovenaar. Hij besloot het er echter niet bij te laten zitten. Als die oude professor zo nodig iemand nodig had om dat klusje te klaren, goed. Maar niet hem.
Harry sprong uit zijn bed en daarbij stootte hij de beker thee ook nog eens om. Gelukkig sliepen zijn oom en tante nog steeds. Harry sloop zijn kamer uit en drong die van Dirk binnen, die dit weekend met enkele vrienden naar Londen was voor een concert van Lady Gaga.
In de chaos van schoolboeken, mappen en snoeppapiertjes vond hij wat hij zocht: een atlas. Als hij immers wilde ontsnappen aan Perkamentus moest hij wel naar het buitenland. Buiten het bereik van de Orde. Harry begon te bladeren en zocht naar een geschikte locatie. Amerika leek hem een goede plaats. In dat uitgestrekte land zou het zoeken worden naar hem als naar een speld in een hooiberg. Dat hoopte hij toch.
Algauw vond hij een geschikte stad: Seattle, de grootste stad van de staat Washington. Ongeveer vier miljoen inwoners. Perfect, dacht Harry. Gauw begon hij een rugzak in te pakken. Alleen het noodzakelijke zoals kleren en wat proviand zou hij meenemen. En zijn Vuurflits. Die trouwe bezem wilde hij hier echt niet achterlaten. Hij bond er het kompas uit de onderhoudskit die Hermelien hem drie jaar geleden had toegestuurd aan.
Hij sloop voorzichtig de trap af naar de keuken. Het was half negen en de Dreuzels in huis sliepen nog steeds. Slaap maar lekker voort, jongens. Maar ik ben hier weg. grijnsde Harry vrolijk in zijn hoofd. Het idee van een nieuwe vrijheid werkte aanstekelijk. In de keuken graaide hij zo'n beetje alles wat hij kon nemen. En met zijn armen vol liep hij voorzichtig terug naar zijn kamer.
Nadat hij zowat alles in zijn rugzak had gepropt had kon er werkelijk niets meer bij. Hij hijsde hem op zijn rug en luisterde even naar het luidruchtige gesnurk in de slaapkamer ernaast. Toen keek hij nog een laatste keer door de kamer die hij (hopelijk) nooit meer zou zien en liep dan naar buiten via de voordeur. De hutkoffer zweefde naast hem. Enkele straten verder, in de uitgestorven speeltuin haalde hij zijn vuurflits vanonder zijn jasje, bond zijn koffer eraan en steeg op.
Algauw liet hij de wijk onder zich en zette koers richting de hoofdstad, naar de Wegisweg. Na enkele uren vliegen kreeg hij de miljoenenstad in het vizier, doormidden gesneden door een kronkelende Thames. Hij zette de landing in en vond de Charing Cross Road, waar de Lekke Ketel gelegen was.
In het café'tje, was Tom, de waard, al op en was bezig glazen aan het poetsen. Hij keek hoopvol op toen Harry binnenkwam.
"Hoi Tom." Hij hoopte maar dat de waard niet te bevriend was met Perkamentus en hem op de hoogte zou brengen. Gelukkig scheen de tandenloze, oude man het niet vreemd te vinden dat Harry helemaal in zijn eentje, met zijn Vuurflits en zijn hutkoffer zich op de Wegisweg bevond. "Sorry Tom. Maar ik ben hier gewoon voor wat zaakjes." zei hij vriendelijk. Tom knikte en ging door met glazen poetsen.
Harry liep door naar achter, nam zijn toverstok uit zijn broekzak en tikte ermee op het muurtje. De muur verdween en de Wegisweg werd zichtbaar. Harry liep flink door en negeerde de gesloten en verlaten winkeltjes, naar het witte gebouw dat boven alles uitstak: Goudgrijp, de tovenaarsbank.
Twee uur later steeg hij weer op en liet Londen voorgoed achter. Zijn hutkoffer weegde nu heel wat meer. Harry had immers al zijn geld uit zijn kluis gehaald en laten omzetten in Dreuzelgeld. De Kobolden hadden helemaal niet moeilijk gedaan tot Harry's grote opluchting.
Het landschap onder hem wisselde af met groene weiden met schapen, in verval geraakte kastelen en grote steden. Uiteindelijk bereikte hij de kust. Een wijde oceaan strekte zich voor hem uit. Hij kon beginnen met de oversteek.
A/N Hey, review maar gauw wat je ervan vond en of ik ermee moet doorgaan!
Happy Greets: Florreke
