A/N Dit is dus mijn vertaling van The Life And Times, door Jewels5. commentaar en hulp bij het vertalen van namen mag altijd!

Proloog

"Niemand lacht met God als hij naar de punt van een toverstok staart."

Haar woorden, uit die perfecte mond, net zo helder alsof ze ze net nog had uitgesproken, weerklonken in James' hoofd: steeds opnieuw zoals tromgeroffel. In zijn gedachten was ze mooi, zestien jaar oud en ze zat in die gang terwijl toortslicht haar bleke, perfecte huid en stralende groene ogen deed oplichten. Dat was nu zo'n twee jaar geleden, en hoe vreselijk was alles sindsdien toch veranderd. Natuurlijk was ze nog altijd mooi, misschien zelfs mooier, maar er moet altijd een verschil zijn tussen hoe iemand de schoonheid die hij heeft, begrijpt, en de schoonheid die hij van ver aanschouwt.

"Niemand lacht met god als hij naar de punt van een toverstok staart." Hij herinnerde opnieuw hoe ze het zei, en hij glimlachte een beetje, want natuurlijk had Lily gelijk. Lily had meestal gelijk. Met de punt van de toverstok van zijn vijand gericht op het plekje tussen zijn ogen, en terwijl zijn eigen toverstok buiten bereik was, was er een God. Er was een groter plan, een bedoeling, er was een reden om te overleven, omdat er orde was, waarheid en belangen, en iets voorbij de punt van die toverstok. Hij mocht niet vergeten om Lily later te vertellen dat ze gelijk had: zo'n dreigement maakt een lafaard van intellectueel scepticisme. Een late bekering kon dan wel intellectuele lafheid zijn, maar op dat moment maakte het hem dapper. Lily had meestal gelijk.

Hij voelde hoe hij begon te glimlachen en wachtte op de vloek –de vloek die het einde zou brengen, of toch op zijn minst beduidend veel pijn of bewusteloosheid. Maar het kwam niet. Uiteindelijk opende de vijand zijn mond, maar er kwam geen vloek. 'Ze houdt niet van je,' gromde hij radeloos. 'Echt niet'

Je lachte duidelijk ook niet met God als je je enige liefde verloor.

James liet de woorden op zijn huid branden, wetende dat ze wel waar moesten zijn. Hij liet de pijn binnen maar zorgde ervoor dat ze niet overnam. Hij knikte. 'Misschien,' antwoordde hij uiteindelijk. 'Maar dat zal ik dan zelf moeten oplossen.'

Gebroken door James' apathie, versmalden de bruine ogen van de oudere tovenaar en zijn mond verstrakte. De jonge schoonheid die hij nog maar een jaar eerder had gehad, was verdwenen. 'Binnenkort zul je dood zijn,' zei hij.

James knipperde met zijn ogen. Dat was een vreemde gedachte: binnenkort dood. Toen knikte hij nog eens. 'Doe het maar,' antwoordde hij met een soort verdediging in zijn stem. 'Ik heb er vrede mee.'

Want eindelijk begreep hij wat er met die zin bedoeld werd.