Stil verdriet
Nymphadora Tops volgde met onvaste tred het onbestaande pad dat kronkelend langs de stammen liep. De kruinen van de bomen waren vol en groen, maar toch was een diffuus licht erin geslaagd door de vele bladeren door te dringen. Het zorgde voor een zachte en lieflijke omgeving. Perfect voor wat ze wilde doen.
Ze had een roos in haar handen. Een rode roos. Een van de bloemblaadjes was lichtjes gekneusd, maar Tops kon zich niet herinneren wanneer dit zich had voorgedaan. Toen ze bij de achterdeur van haar ouderlijke huis was vertrokken, had de roos er wel kwetsbaar uitgezien, maar had ze ook een onwaarschijnlijke perfectie bezeten. Alsof ze van porselein was.
De vreemde weg die Tops had gevolgd, leidde haar naar een open plek waar het zonlicht de grond van het bos kon verwarmen. Tops had deze plaats blind kunnen vinden, maar nooit eerder hadden er zoveel planten en bloemen gegroeid. Het was duidelijk dat jarenlang geen enkele mens deze plek had betreden. Ze staarde met een verdrietige ernst in het rond, terwijl de herinneringen haar overwelmden. Een eenzame traan gleed over haar wang naar beneden. Plots woei een warme wind haar in het gezicht. Hij leek van bovenaf, van tussen de kruinen van de bomen uit te komen. Tops glimlachte droevig en fluisterde, "Hoi, Sirius."
Een nieuwe windvlaag, ditmaal sterker maar ook speelser, leek als antwoord te dienen. Tops sloot haar ogen en genoot van wat ze beschouwde als een zachte liefkozing. "Ik wist wel dat ik je hier zou vinden. Weet je nog dat je me hierheen nam toen ik jong was? Urenlang konden we ravotten, om mijn ouders te ontlasten. Het was oorlog toen."
Het is oorlog nu, dacht ze. Eigenlijk was er niet veel veranderd sinds die tijd, behalve dan het feit dat zij was opgegroeid en dat ze Sirius enkel nog kon percipiëren in natuurfenomenen. Ze grinnikte inwendig een beetje bij dat laatste. Toen werd ze weer serieus.
"Het is een jaar geleden nu, sinds je gestorven bent. En ik dacht, ik kom mijn respect tonen. Natuurlijk wist ik niet goed waarheen; het is niet alsof er een graf of iets dergelijks bestaat. Maar ik wist dat ik je hier zou vinden."
Ze besefte dat ze in herhaling viel.
"Ik heb mijn haren zwart gemaakt voor je, zie je? Niet per se uit respect of zo, maar gewoon omdat ik weet dat je dat leuk vond. Zwart, zoals het jouwe. Familie." Ze zweeg even, niet zeker wat ze nu moest zeggen. "Het gaat goed met Harry, trouwens. Oh en –" Ze slikte. "Perkamentus – Perkamentus is overleden. Maar dat wist je misschien al. Gisteren was de begrafenis. Harry was erbij toe het gebeurde, maar ik weet niet hoe hij er mee omgaat. Remus is ook oké. Hij heeft – hij heeft eindelijk toegeven, kan je dat geloven? Morgen kookt hij en ... Ik vermoed in stilte dat hij gaat vragen of ik met hem wil trouwen. Of misschien hoop ik dat."
Plotseling viel Tops stil. Ze staarde naar de bloem in haar handen. Een simpele rode roos. Meer zou hij niet gewild hebben. Hij zou heel luid verkondigd hebben dat hij een grote, bombastische ceremonie wenste, maar eigenlijk hield hij van eenvoud op zulke momenten. Een korte windvlaag, die een zachte streling liet voelen op haar wang en haar weinige tranen wegvaagde, bevestigde haar gedachten.
Ze legde de bloem voor haar voeten neer en verliet het bos.
