Hoofdstuk 1: Genoeg gehad

Ik werd het zat. Altijd maar hier zitten. Altijd maar iemand anders' opdrachten uitvoeren. Waarom ik? Waarom niet een van de vele andere leden van de Orde? Ik kreeg altijd de 'vuile' klusjes. Ik. Net alsof ze mij de schuld geven van Perkamentus' zogenaamde dood. Ze weten toch dat het afgesproken was? Ze weten toch dat Perkamentus ondergedoken zit? En dat hij snel terug zal komen? Waarom! Waarom?

Mijn gedachten werden onderbroken door een meisje wat naar binnen stormde. Huilend. Ik bekeek haar nog eens. Niet erg mooi, haar voorhoofd was te groot en haar neus eigenlijk ook. Maar verder zag ze er best aardig uit. Hmpf.. moet je mij horen. Zit hier een meisje van 14 jaar te beoordelen. Achja, je moet toch wat doen, tijdens al die saaie uren. Die gigantische, ellenlange saaie uren... Met dit meisje. Ik moest haar 'in de gaten houden'. Alsof dat nut had... 'Orders van Perkamentus'. Perkamentus, Perkamentus. Alsof die man zo geweldig was. Ik ben het zat. Nu. Ik ben hier weg.

Stil stond ik op uit de (walgelijk) rode sofa en liep de nog openstaande deur door. Ik keek nog een keer achterom naar het huilende meisje dat nu op haar bed zat, maar ik besloot dat het me niet kon schelen. Ik liep de gang door, sprak de spreuk uit waardoor ik weer zichtbaar was en toen ik ver genoeg was, Verschijnselde ik naar Zweinstein. Daar aangekomen botste er bijna iemand tegen me op. Een jongen van een jaar of 17, met warrig, zwart haar, en een bril met grote ronde brillenglazen. Harry Potter, onze plaatselijke beroemdheid.

'Zo Potter, wat doe jij zo laat nog op de gang?' Rotjoch. Denkt dat 'ie alles is. Net als z'n vader... Die was ook zo arrogant. Niet aan denken. Die tijd is voorbij.

Potter zag er niet angstig uit. Integendeel, hij leek zelfverzekerd. Hm... dat zouden we nog wel eens zien.

'Ik dacht dat je niet kon Verschijnselen of Verdwijnselen op Zweinstein terrein?'

Ik wachtte. 'Professor?' voegde hij er spottend aan toe.

'Tja Potter, zo zie je maar weer eens dat beroemd zijn niet alles is. Neem eens de tijd om je boeken door te lezen, misschien helpt dat.'

'O, niet nodig professor. Daar heb ik Hermelien toch voor?'

Hermelien. Vervelend vriendinnetje van Potter. Meisje van 17. Wist altijd alles. Irritant.

'Maar Potter, ik had verwacht dat je ondertussen wel zou weten dat je ook dingen ZELF moet doen. Dat je niet overal je vrienden bij kunt hebben, zoals bij je onderonsjes met Voldemort.'

Hier schrok hij zichtbaar van. Ha, waar is je zelfverzekerheid nu gebleven?

'20 punten aftrek voor Griffoendor wegens 's nachts door de school sluipen en 10 punten voor het beledigen van een leraar.' Besloot ik het gesprek. Ik draaide me om en liep weg, Potter verbluft achterlatend.

'Chocokikker.' Stom systeem. Iedere idioot die ook maar iets van toversnoep afwist, kon zo het wachtwoord raden. Als je een paar snoepsoorten uitprobeerde was je al binnen. O shit. Brandstof vergeten... Nouja, Perkamentus had vast ook wel wat op z'n kantoor liggen.

Ik klopte op de deur, hoewel ik wist dat er niemand binnen was. Tenminste, ik dacht dat ik het wist. Terwijl ik binnenstapte wist ik dat het fout was. Er was wél iemand. En die iemand had een lange, grijze baard en dito haar. Hij droeg een paars met goud gewaad en had een sierlijke hoed op. Perkamentus.

'Albus'

'Severus' klonk de stem van Perkamentus. Maar niet zo sterk als dat hij ooit geklonken had. Hij klonk afgezwakt, vermoeid. Wat zou er gebeurd zijn?

'Wat is er gebeurd?'

'Later, later, Severus. Nu eerst jouw opdracht. Waarom ben je hier? Jij zou de nachtdiensten nemen?'

'Ik ben het zat, Albus. Ik doe het niet meer. Zoek maar iemand anders uit.' Ik draaide me om en wilde weglopen.

'Severus!' Iets in die stem deed me verstijven. Ik draaide me langzaam om... om in de furieuze ogen van Perkamentus te kijken. Furieus? Zo had ik hem nog nooit gezien. Maar het kon mij niks meer schelen. Ik was het zat. Zat. Zat! Snapte hij dat dan niet? Hij zou het zelf eens moeten proberen! Leven op anti-slaapdrank was ook niet alles. Overdag lesgeven, 's nachts bij dat stomme ellendige meisje zitten... Nee, dat ging ik niet meer doen. Echt niet. Nu zou ik voet bij stuk houden.

'Severus, je moet logisch redeneren.' Perkamentus' stem klonk nu weer kalm. 'Dat doe ik, Albus, en ik ben logisch redenerend tot de conclusie gekomen dat dit niet langer gaat. Ik ben 20 uur per dag op de been en ik kan niet langer zo doorgaan. Bovendien is het een rotklus. Ik ben weg hier.'

'Nee Severus. Je weet net zo goed als ik dat dit belangrijk is, en dat jij nou eenmaal het beste tegen lange dagen kan. Niemand anders kan leven op anti-slaapdrank zoals jij dat kan. Jij bent nou eenmaal onze beste bewaker op dit moment. Je weet dat de helft van de Orde ondergedoken zit. Je moet teruggaan.'

'Nee.'

'Ja Severus. Je moet. De Orde heeft niemand anders. Je kunt dat meisje niet alleen laten. Eigenlijk zou je nu gelijk terug moeten gaan. Ze loopt gevaar, Severus, dat weet jij ook. Wees verstandig en ga terug. Later bespreken we dit verder.' Perkamentus liep naar zijn kast, deed die open en haalde er een grote, zware bak uit. De hersenpan. Hij hield zijn toverstok tegen zijn slaap en haalde er een lange, blauwgrijze sliert uit die hij vervolgens in de pan deponeerde. Ergens had hij gelijk. Het was belangrijk. Maar waarom ik nou weer? Waarom!

Toen nam ik een besluit. Ik zou me niet laten kennen.