-Susan's pov-

Ik werd wakker in de kamer van het hotel waar ik slaap. Ik ben op vakantie in Londen en ik vind het tot nu toe super leuk. Als kind droomde ik van reizen naar landen en mijn droom is om astronaut te worden. Ooit wil ik tussen de sterren vliegen en een voet zetten op één of andere tot nu toe onbekende planeet en misschien een soort alien ontdekken. In school werd ik uitgelachen voor dat, 'aliens bestaan niet!' Zeiden ze. Daar denk ik anders over. Hoe kunnen er zoveel planeten zijn maar geen enkel bewoond buiten één. Dat kan gewoon niet. Maar mijn droom om astronaut te worden moest ik al snel opgeven, we hebben het geld niet voor de opleiding en mijn ouders verbieden het. Ze vinden het te 'gevaarlijk' en kinderachtig. Maar goed,
ik stond op en kleedde me rap aan. Ik wandelde mijn kamer uit en ging opzoek naar de ontbijthal. Ik ben helemaal alleen gekomen dus hoef ik niet op mijn ouders te wachten. Ik heb het gevoel dat mijn familie iets achterhoud voor mij, maar ik besteed
er geen aandacht aan. Wanneer ik gedaan heb met eten ga ik terug naar mijn kamer en pak er een handtas met wat geld in en mijn gsm en ga naar buiten. Ik neem de frisse buitenlucht in me op en begin met stappen naar een krantenwinkeltje. Onderweg
bots ik tegen iemand op met een strikje rond zijn nek, hij ziet er ongeveer mijn leeftijd uit (26 jaar). Hij lijkt gehaast en mompeld iets wat lijkt op 'het spijt me' en rent verder. Dat was raar: dacht ik. Ik kijk in mijn hoofd voor de planning
van vandaag. Niks speciaal. Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht en begin de kant op te rennen waar de man met het strikje heen ging. Na een tijd rennen kom ik uit op een doodlopend straatje en zie ik dezelfde man ijsberen en mompelen. 'Hey!'
Roep ik tegen hem. Hij verschiet en kijkt op. 'Heb je hulp nodig?' Vraag ik terwijl dat ik naar Hem toe stap. 'Je zou me toch geen hulp kunnen verlenen. Het is te ingewikkeld.' Zegt hij terwijl hij verder ijsbeert. 'Ingewikkeld gaat ook.' Zeg
ik met een grijns op mijn gezicht. He lacht naar mij. 'Oké dan. Ik ben de Doctor. Ik zoek een weg om snel daar te geraken, mijn vrienden zitten daar gevangen.' Hij wijst naar een gebouw nog geen 200 meter van ons vandaan. Ik knik en kijk naar
het hek. Er staat elektriciteit op, daar ben ik zeker van. 'Maak je zakken leeg.' Zeg ik tegen hem. Hij kijkt verbaasd maar doet wat ik zeg. Mijn oog valt op één ding. Een soort technologisch ding met een lichtje aan het uiteinden en een knop.
Ik pak het vast en richt op de elektriciteits bak aan het hek. Ik druk op één van de knopjes en denk aan 'uitschakelen'. Tot mijn verbazing hoor ik geen gezoem meer en laat het apparaat vallen. De Doctor kijkt mij verbaast aan. 'Hoe wist je dat
dit zou werken?' Vraagt hij aan mij, nog steeds verbaast. Ik haal mijn schouders op. 'Weet ik niet. Het is het enigste technologische apparaat dat we allebei bij hebben en ik dacht dat ik het uit kon proberen.' Leg ik aan hem uit. Hij gebaart
naar het hek en ik geef hem een zetje zodat hij er over kan klimmen. Ik kijk naar de muren om mij heen. Is er een hulpmiddel om erover te geraken? Dan bedenk ik me dat de muren al genoeg zijn. Ik neem een aanloop en spring behendig tegen de muur
en pak het hek zo hoog mogelijk vast. Ik beland met mijn handen in de schrikkeldraad en bijt op mijn kiezen. Ik klim rap over de draad en sprong met een soepele beweging op de grond. 'Ik ben Susan, als je het wilt weten.' Hij kijkt nog altijd
geïnteresseerd naar mij. 'Hoe deed je dat?' vroeg hij opeens. Ik grijns naar hem. 'Iedereen kan dat doen met een beetje fysiek, hersenen moet je ook natuurlijk hebben... Ik bedoel niet dat jij geen hersenen hebt! Gewoon sommige mensen, om eerlijk
te zijn, hebben gewoon geen hersenen.' Hij leek akkoord met mij te gaan en ik stak mijn hand op voor een high-five. Hij wou me die geven maar stopte toen hij mijn handen zag. 'Wat is er gebeurd met je handen? Ze hangen vol met bloed!' Geschrokken
van zijn (heftige) reactie keek ik naar mijn handen. Hij had gelijk. Ze hangen vol met bloed. Ik pakte een zakdoek en wreef voorzichtig het bloed ervan af. De Doctor keek er een beetje angstig naar, alsof hij had gehoopt om geen bloed te zien.
Alsof hem het deed denken aan iets of iemand anders. Ik negeerde het en keek naar het gebouw, nog geen 200 meter van ons vandaan. 'Moesten we niet je vrienden redden?' Vroeg ik aan de Doctor om hem uit zijn trans te krijgen. Hij knikte. 'Er zijn
er twee gevangen genomen, de eerste is een meisje. Ze heeft vlammend rood haar en heet Amy. Ze kan brutaal overkomen, maar dat bedoelt ze niet zo. Dan hebben we Rory. Hij is de man van Amy en je zult hem herkennen aan zijn neus.' Ik keek hem verward
aan. 'Hoe bedoel je 'je zult hem herkennen aan zijn neus'?' Hij lachte en pakte mijn in zakdoek gewikkelde hand. 'Dat zul je wel zien.' Zei hij en we begonnen te lopen richting het gebouw, waar mij een avontuur te wachten stond.