Proloog
Regen kletterde op de stenen straat en er ontstonden grote plassen water, het kwam met bakken uit de lucht. Het was stikdonker, de lantarenpalen waren uitgevallen van het overvloed aan water, alleen de maan scheen. Het was een volle maan, helder en mooi, maar verraderlijk.
Behalve het luide geluid van de regen, was het doodstil op straat. Op gehaaste voetstappen na, die zich snel in de schaduw verplaatsten.
Jachtige adem verstoorde de rust en zorgde voor een vreemde soort spanning in de lucht. Een vrouw in een zwarte mantel en capuchon rende over de straat alsof haar leven er vanaf hing. Angstig van het bewust zijnde wat ze deed glansde in haar ogen en draaide vluchtig om de paar seconden heen en weer. Zo nu en dan keek ze achter zich, om er zeker van te zijn dat ze niet werd gevolgd. Haar gezicht was verwrongen van woede en pijn.
Een luidde knal bracht haar tot stilstand. De ijzige blauwe ogen flitste heen en weer over de straten terwijl ze zich verborg in de schaduw. Na een tijdje zette ze haar vlucht weer voort en rende de Fourth street in. Nadat ze zich weer een tijdje verborg en er helemaal zeker van was dat ze niet gevolgd werd rende ze zo stil mogelijk het grindpad op van het grote herenhuis, nummer 4.
Het grint knarste en sprong weg onder haar voeten, makkelijk rennen was het niet op grint met hakken. Toen ze bij de deur aan kwam keek ze nog eens goed om zich heen voor ze haar hand op hief.
Met een schok kwam ik overeind in mijn bed. Het stormde buiten vreselijk, de wind liet de ramen kraken en de regen sloeg ertegenaan. Ik had gedroomd over iemand die buiten rende door de regen, het leek zo echt. En net toen de persoon op de deur wilde kloppen schrok ik wakker van een harde bonk. Was het echt? Of was het maar verbeelding?
Net toen ik weer wilde gaan liggen hoorde ik één van de honden blaffen en keek geschrokken naar mijn slaapkamer deur. Zou er toch iemand zijn? Om twee uur 's nachts in de zomer? Ik wierp een blik naast mij, Draco lag er heerlijk te slapen.
Ik stapte uit mijn bed en deed mijn sloffen aan. Daarna deed ik mijn ochtendjas aan en pakte een kaars van mijn nachtkasje, die zou het minst onrust stoken in huis.
Het was vreselijk donker en ik zag geen hand voor ogen, dus ik deed de kaars al aan voordat ik de kamer uit was. Ik had niet gezien dat Draco zag dat ik door de deur naar buiten liep.
Het was behoorlijk griezelig in mijn eigen huis, nu het zo donker was en het enige licht van een kaars kwam. Langzaam en bedeesd liep ik de trap af en toen ik benden kwam zag ik dat Beer bij de deur zat te grommen. Mijn trouwe waakhond.
"Rustig maar, Beer, ik ben er," zei ik zacht en de hond stopte en liep naar achteren, de deur nauwlettend in de gaten houdend. Ik liep naar de deur en haalde hem van het slot, wat behoorlijk lang duurde aangezien er drie sloten op zaten.
Ik deed de deur op een kier open en keek naar buiten.
Ik zag een persoon met vrouwelijke vormen, een vrouw dus, in de deuropening staan. Ze had een lange zwarte mantel om en had haar capuchon diep over haar gezicht getrokken. Ik keek de vrouw aan, ik kon haar niet herkennen, maar zodra ze haar hoofd rechtop zette en me recht aankeek, schrok ik. In de deuropening stond een vrouw van middelbare leeftijd met lang blond haar en ijzige blauwe ogen. Ik herkende haar meteen.
"Wat doe jij hier?" vroeg ik achterdochtig en met enige angst in mijn stem.
"Laat me erin, ik heb een waarschuwing voor jullie. Ik wil niet weer gebroken worden."
