Vooraf
Ik ben een enorme fan van de Broek, Carmen, Bridget, Lena en Tibby, maar wat is er eigenlijk gebeurd met onze geliefde jeans vóórdat Carmen hem kocht? Een verhaal van negen hoofdstukken over Lucy en de Broek. De Broek is van Ann; Lucy en alle andere personen/dingen die je niet herkend van mij. De 'T' is voor de zekerheid, trouwens.
Ik ben ook een enorm fan van reviews. Moge deze hint duidelijk genoeg zijn ;) Marlize.

«·´·.(·.¸(·.¸ ¸.·´)¸.·).·´·»

Proloog
Ik hou van rokken – lang, kort en in alle kleuren, maar zelfs ik vind dat sommige winterdagen te koud zijn voor mijn favoriete kledingstuk. Mijn vingers strijken langs de rekken vol met kleren, langs de planken waar broeken op zijn gestapeld... Tot ik tussen een stapel bruine ribbroeken spijkerstof voel. Een spijkerbroek die verkeerd is weggelegd, die er eigenlijk niet thuis hoort, net als ik, ik hoor ook niet thuis in een groot warenhuis vol broeken.
Als ik de spijkerbroek uit de stapel trek en hem bekijk, bevalt hij me. Ik ga naar een pashokje en als ik even later voor de spiegel sta, valt mijn mond bijna open.

Ik beval hém ook.

«·´·.(·.¸(·.¸ ¸.·´)¸.·).·´·»

Een
"De dood is, van alle bezoekers, de meest aangekondigde en de meest onverwachte." – Paul Bourget

Lucy McKay draaide heen en weer voor de spiegel in haar slaapkamer. De spijkerbroek omhelsde haar benen en gaf haar hang-billen een lift. Tevreden trok ze een felgekleurde trui eroverheen aan en peinzend voelde ze weer even aan de spijkerstof. Het is een geluksbroek, besloot ze. Deze broek gaat me geluk brengen, ik voel het.
Na nog wat gepeins, stormde ze de trap af naar beneden en slingerde zich via de leuning de zitkamer in.
"Mam, mag ik wat?" vroeg ze, met een hongerige blik in haar ogen. Ze kon zoveel chocoladekoekjes eten als ze wilde, de Superbroek zou de extra pondjes toch wel verhullen...
Verbaasd bleef ze stilstaan. Haar moeder zat ontdaan op de rode sofa en haar vader stond als een standbeeld bij het raam. Zijn houding was kaarsrecht en de blik in zijn ogen was onpeilbaar.
"Is er iets?" vroeg Lucy.
"Eh, liefje," begon haar moeder, "ga maar even zitten."
Ongerust deed Lucy wat er van haar gevraagd werd.
"Opa McKay is overleden."
"Ja?" vroeg Lucy, wat ze zelf een nogal domme reactie vond, maar ze wist niks beters te zeggen. Ze had opa McKay tenslotte nog nooit ontmoet en maar een paar keer gesproken aan de telefoon, toen ze jarig was. Ze had opa en oma McKay nooit goed gekend, terwijl ze de ouders van haar moeder bijna maandelijks zag.
"Ja," zei haar moeder zacht, "hij heeft onverwachts een hartstilstand gekregen. Gisteren is het gebeurd."
"Wat erg," zei Lucy, maar de woorden klonken onpersoonlijk en ze voelde ook geen pijn of verdriet toen ze hen uitsprak.
"Inderdaad," haar moeder aaide door haar haren, "ik denk dat we zo snel mogelijk richting oma en de rest vliegen."
"Wat?" vroeg haar vader ijzig. Lucy keek op.
"Mooi niet dat we daar naartoe gaan!" riep hij uit.
"Het is de begrafenis van je vader!" riep haar moeder terug. "Hoe boos je ook op hem bent, hij is degene die-"
"Ik weet wie hij is, Caro, daar hoef je me niet aan te herinneren."
"Waarom wil je dan niet gaan?"
"Omdat... Omdat er ook andere mensen zullen zijn!" schreeuwde hij nu en hij keek haar moeder zo doordringend aan, dat het leek alsof hij haar daarmee iets wilde uitleggen en neerlaseren tegelijk.
"Inderdaad, zoals je moeder," zei Lucy's moeder zacht, "ze heeft je nu nodig, Dean, hoe boos je ook op haar bent. En bovendien vind ik niet dat je Lucy dit kan ontzeggen, je hebt haar al een jeugd zonder twee opa's gegeven, waag het niet om ook nog eens dit laatste eerbetoon van haar af te pakken."
'Het hoeft niet, mam, ik kende 'm toch niet,' wilde Lucy in de eerste instantie zeggen, maar toen ze erover nadacht, wilde ze toch gaan – ze zou dan voor het eerst in haar leven de familie van haar vader zien.
"Alsjeblieft, doe niet zo absurd," blafte haar vader weer, "ze kende pa niet eens!"
"Door jou niet, nee! En jij bent verdomme opgevoed door hem."
"Is het mijn schuld dat ze hem niet kent?" haar vader's ogen puilden uit en Lucy ging geschrokken een beetje verder naar achteren zitten.
"Zeg het niet, Dean, zeg dat nou niet," zei haar moeder en Lucy zag dat er tranen over haar wangen biggelden.
"Laten we nou alsjeblieft gaan," smeekte ze voor de allerlaatste keer, en haar vader liet eindelijk zijn hoofd naar beneden zakken, als een teken van berusting.
"Maar denk niet dat ik, nou ja, dat ik vriendjes wil worden!" waarschuwde hij nog snel, en toen liep hij weg. Wat hadden die woorden te betekenen? Lucy sloeg haar armen om haar moeder heen, terwijl ze geen enkel benul had waarom ze haar troostte.
"Het gaat wel weer, liefje," zei haar moeder tenslotte, "laat ik maar eens eten gaan koken."
Alsof er niets gebeurd was, stond ze op en ging naar de keuken. Lucy pulkte aan de zakken van de spijkerbroek. Bracht hij eigenlijk wel geluk? Na nog wat gepulk liep ze naar boven, regelrecht naar zolder. Ze draaide de roestige sleutel om in het stoffige slot en moest niezen van de vuiltjes die rond dwarrelden toen ze de krakerige kast opendeed. Met haar vinger zocht ze naar het juiste fotoalbum. Ze las de opschriften, jaartallen die steeds verder teruggingen in de tijd, en tenslotte...
Ze haalde het roodgeruite album uit de kast en aarzelde even. Ze wist al vijftien jaar lang waar dat ding lag, maar nog nooit had ze hem bekeken. Niet dat ze niet nieuwsgierig was geweest, juist wel, maar ze had het als verraad gezien. Het verraden van haar vader, die voor haar geboorte het contact met zijn familie had verbroken. Wat had het in hemelsnaam zo ver laten komen?
Lucy sloeg het album uiteindelijk toch open en bekeek de zwart-wit foto's. Haar vader als baby, zijn broer die hem vasthield, zijn vader en moeder die aan zijn wieg stonden – Lucy bestudeerde haar opa, oma en oom. Ze had ze nog nooit ontmoet, alleen haar grootouders had ze drie keer aan de telefoon gehad. De gesprekken waren altijd vluchtig en oppervlakkig geweest.
"Ik ken jullie niet," fluisterde ze. De foto's zeiden niks terug.
"Lucy?" ze had de voetstappen op de trap niet gehoord en geschrokken keek ze op naar haar vader. Zijn gezicht stond verdrietig en, ja, ook een beetje uitgeput.
"Sorry," stamelde ze.
"Het geeft niet," zei hij zacht.
"Echt niet?" ze keek naar hem op, "ik wil ze gewoon leren kennen, pa. Sorry."
"Dat is niet erg, meiske," zei hij en hij knielde bij haar neer. "Het is juist begrijpelijk, maar ik wil ze juist niet meer kennen, snap je?"
"Waarom niet?"
"Omdat ik boos ben. En bang."
Hij keek naar de foto's en schoot in de lach.
"Kijk, hier was ik drie, en toen deed opa een wild zwijn na..."
Lucy, die nog steeds gebiologeerd naar zijn gezicht had zitten kijken, wierp een blik op de foto die hij aanwees.
"Zie je nou, pap, je moet gewoon gaan," zei ze overtuigend. Hij keek haar aan en zuchtte diep.
"Lucy, wil je één ding nooit, maar dan ook echt nooit vergeten?"
"Wat dan?"
"Dat ik afgrijselijk veel van je houd en dat je altijd mijn meisje zal zijn."
Hij sloeg zijn armen om haar heen en knuffelde haar, terwijl hij helemaal niet zo'n knuffelmens was.
"Tuurlijk, pa," zei Lucy verward en gelukkig tegelijk.