Hoofdstuk 1
Lachend rende ik naar het plein van district 8 toe terwijl mijn broer met een brede grijns achter me aan rende. Het regende pijpenstelen. Iets wat ik altijd wel leuk had gevonden aan het weer.
Het was nog erg vroeg in de morgen en het plein dat betegeld was met witte stenen en omringd was door saaie grijze gebouwen lag er maar kalmpjes bij.
Het stadhuis stond aan het hoofd van de gebouwen die een u vormde op het plein. Het stadhuis zelf was grijs net zoals de omringende gebouwen. Vele ouderen van het district die nog voor de tijd van het Capitool hadden geleefd zeiden dat het stadhuis erg op een Romeins gebouw leek. Wat Romeins ook mocht zijn, het stadhuis was grijs en saai dus Romeins was vast niet mooi. De ingang van het stadhuis had een groot afdak die ondersteund werd door ronde pilaren. Het stadhuis zelf was symmetrisch waardoor het gebouw er nog saaier uit zag dan het eigenlijk al was.
Vlug rende ik naar de ingang toe om te schuilen voor de regen. Terwijl ik hijgend onder het afdak stond voelde ik aan alle kanten dat er druppels van me afvielen. Met een heel irriterend geluid vielen ze op de grond. Achter mij hoorde ik het zuigende geluid van de voetstappen van mijn broer. lachend zei hij: " Ik haat regen".
Ik lachte terug. Natuurlijk haatte hij regen. Iedereen haatte het, behalve ik. Maar ik was altijd al anders geweest dan de rest.
Ik keek naar het gezicht van mijn broer. Los van ons uiterlijk leken wij tweeën helemaal niet op elkaar. We waren allebei vrij lang, hadden bruine stijle haren en blauwe ogen. Mijn haar was natuurlijk wel wat langer dan dat van hem.
Onze karakters daarentegen verschilden heel erg. Mijn broer Dylan die altijd opgewekt en vrolijk was kon je eigenlijk met geen mogelijkheid verdrietig of boos maken. Dat gold niet voor mij
Ik lachte bijna nooit. Ik toonde altijd hetzelfde gezicht. Uitdrukkingloos. Zelfs als ik boos of verdrietig was. Ik nam ook alles heel serieus op en kon nooit lachen om een grapje. Nou, bijna nooit dan. Mijn broer was zo wat de enige die mij aan het lachen kon krijgen. En geloof me, hij kon dat heel goed.
Het feit dat ik niet vaak mijn emoties toonde lag niet aan mijn verleden. Integendeel ik had eigenlijk een best goede jeugd gehad. Mijn moeder had mijn broer en mij een paar dagen na onze geboorte achtergelaten bij een oude vrouw in district 8. Haar naam was Thilde. ze was een van de aardigste vrouwen in het district en stond dan ook altijd klaar om een pootje uit te steken voor anderen. Ze was erg mager en had altijd van die lach rimpeltjes om haar ogen, zelfs als ze boos was.
Thilde leerde ons al vroeg hoe we zelf kleren moesten maken. Hoe we van katoenbollen lappen stof konden maken en we leerden ook koken van haar. Maar helaas toen mijn broer en ik negen waren geworden stierf Thilde aan ouderdom en waren we noodgedwongen op straat gaan leven. We leerden sinds die tijd om ons zelf te verdedigen en om te overleven . Ik zou het zelf niet beschouwen als een vervelende jeugd, ook al klinkt het voor velen wel zo. Simpel gezegd, ik wist gewoon niet beter dan dit.
Voorzichtig haalde Dylan iets achter zijn rug vandaan en gaf het aan mij. Met grote ogen staarde ik naar het overheerlijke broodje dat hij in mijn handen had gelegd. Het was een belegen broodje. Iets wat heel duur was in district 8."Hoe kom je hieraan?" vroeg ik verbaasd. Lachend haalde hij zijn schouders op. "laten we zeggen dat ik het eerlijk heb verdiend".
We keken elkaar grijnzend aan. Natuurlijk had hij het niet eerlijk verdiend. Waarschijnlijk had hij het gewoon gestolen bij de bakker. "En hoe heb je dat dan gedaan als ik vragen mag?" vroeg ik gniffelend.
"geloof je me niet?" stootte hij ongelovig uit.
"Je hebt het gewoon gestolen bij de bakker is het niet?". Een beetje wantrouwig keek ik hem aan, maar hij schudde zijn hoofd. "John had toevallig wat extra mankracht nodig en ik zei dat ik hem wel wilde helpen in ruil voor twee broodjes" legde hij uit.
John was de bakker van district 8. Een vetklep die mensen uit het district vaak verleidde met zijn overheerlijke lekkernijen. Het bakkershuis lag aan het plein waar het stadhuis stond en dus kwamen er ook veel mensen langs. Het bakkershuis zelf was erg klein en ik vroeg me dus ook elke keer af hoe John zichzelf door de winkel kon voortbewegen.
Snel nam ik een hap van het belegen broodje. Het was verrukkelijk.
Het broodje was lekker hard aan de buitenkant en zacht van binnen. De sla en tomaten voelde fris aan in je mond en de ham die ertussen zat liet je watertanden. Met tevreden gezichten zaten we van onze broodjes te eten. Toen merkte ik dat Dylan wel erg stil was. Stiller dan normaal.
"Is er iets aan de hand Dylan?" vroeg ik met volle mond. Dylan zei niks en staarde naar zijn broodje.
"Dylan!" riep ik in zijn oor en Dylan schrok op uit zijn gedachten.
"Jeetje je hoeft niet in mijn oor te schreeuwen" riep hij geïrriteerd terug.
"Wat is er?" ik staarde hem aan. Dylan werd weer stil en wendde zijn blik van me af. "Dylan?"
nu begon ik echt ongerust te worden.
Het was weer een tijdje stil toen Dylan opeens zei: "Ik wil mezelf aanbieden voor de hongerspelen". Geschrokken keek ik hem aan. "Wat zeg je nou?".
"Je hoort me goed Allison, ik wil mezelf aanbieden voor de hongerspelen". Ik kon mijn oren niet geloven. Dylan wilde meedoen aan de hongerspelen? woedend gaf ik hem een klap op zijn rug.
"Au! Waar is dat goed voor?". Boos keek hij mijn kant op terwijl hij over zijn rug wreef. "Ben je helemaal betoeterd!" riep ik woedend in zijn gezicht terwijl stukjes brood op zijn gezicht spetterden.
Op zijn dooie gemak veegde Dylan zijn gezicht af aan zijn mouw terwijl hij doodserieus keek.
Weer zei hij een hele tijd niks en langzaamaan begon ik mijn geduld te verliezen.
"Waarom?" zei ik met ingehouden woede tegen hem. Langzaam keek Dylan mij aan. In zijn ogen was verdriet te lezen.
"Ben jij het ook niet zat om op straat te leven?" vroeg hij terwijl hij mij aanstaarde.
Waar kwam die vraag opeens vandaan? We leefden nu al bijna negen jaar op straat en nu zou hij zich plotseling zorgen gaan maken om deze kwestie? Had John hem soms met zijn deegroller op het hoofd geslagen? Ik wist het niet, dus formuleerde ik mijn antwoord zorgvuldig.
" Soms, maar zolang ik met jou ben maakt het mij niet uit' antwoordde ik terug.
"Nou, ik ben het zat" zei hij.
Ik begreep het niet helemaal. We konden nog maar 2 jaar met de hongerspelen meedoen en we deden nooit mee aan de boete omdat toch niemand ons dwong er naartoe te gaan. We stonden immers niet geregistreerd in het register van het Capitool.
We keken elkaar aan voor een korte tijd zonder een emotie te tonen.
"Allison snap je het dan niet? Ik wil niet meer op straat leven" vertelde hij wanhopig. Inderdaad ik snapte het niet. "Allison kun je het voorstellen?" Dylan pakte mijn schouder vast.
"Als ik win kunnen we eindelijk in een fatsoenlijk bed slapen. We kunnen zoveel eten als we willen zonder dat we hoeven te stelen of ervoor te werken. We zullen rijk zijn! Lijkt je dat niet fantastisch?!".
Weer keken we elkaar aan. Uiteindelijk schudde ik mijn hoofd.
"Maar dadelijk kom je niet meer terug! Denk je dat ik dan nog verder kan leven?" vroeg ik. Even verduisterde Dylan's gezicht. Natuurlijk had hij hier over nagedacht, maar dat hield hem niet tegen.
"Toe Allison! Laat me gaan! Ik beloof dat ik terug kom!" En dat was nou juist waar ik het meest bang voor was. Het scenario dat hij niet terug kwam. Het scenario waarin ik alleen achter bleef.
Ik kon er wel over piekeren, maar het had toch geen nut. Ik wist dat ik Dylan niet op andere gedachten kon brengen. Als hij eenmaal een idee in zijn hoofd had liet hij het ook niet meer gaan.
"Dylan ik…". Ik dacht zo veel, misschien wel te veel, maar kon maar nier uit mijn woorden komen.
"Allison, alsjeblieft, we kunnen eindelijk een beter leven leiden" zei hij terwijl hij me met verdrietige ogen aankeek. Ik zuchtte. Het was inderdaad een bevredigende gedachte om weer eens in een fatsoenlijk bed te slapen. "Goed dan" zei ik voorzichtig.
"Yes!" vrolijk begon Dylan me te omhelzen en te zoenen waardoor mijn overheerlijke broodje op de grond viel. "Je bent de liefste zus die er is!".
"Ik zweer je dat als je niet terug komt, dat ik je daarboven dan net zo lang achterna zal zitten totdat je schreeuwt als een speenvarken." zei ik terwijl ik hem boos aankeek, maar mijn broers geluk kon niet meer op en hij begon vrolijk te dansen. Alsof het zo leuk was om mee te doen aan de hongerspelen. Dylan pakte mijn hand en vrolijk begon ik met hem mee te dansen
Dat was twee weken geleden.
Yeeh! :D Mijn eerste verhaal heb ik er eindelijk op staan!
Met veel dank aan XxwhitechocolatexX die me veel tips heeft gegeven en met me mee heeft gedacht :) en nog veel dank aan serenetie-ishida die mijn Beta wilde zijn en me ook super veel tips heeft gegeven
Ik weet dat ik nog veel meer moet oefenen met mijn schrijfstijl en dat ik nog niet zo van die lange hoofdstukken schrijf.
Maar ik hoop dat jullie er wat van vinden en geef me alsjeblieft heel veel tips zodat ik daar veel gebruik van kan maken
xxx Indontknow
