Hoofdstuk 1
Het was avond. De straten van de chique wijk in Londen, waar inspector Lynley woonde, werden verlicht door geel licht afstotende straatlantaarns en achter de wolkenflarden viel af en toe de halfvolle maan te bespeuren. Thomas Lynley en zijn brigadier Barbara Havers zaten aan de keukentafel van zijn ruime appartement en staarden voor hen uit. Thomas slaakte een diepe zucht en nam een slok van zijn cognac.
"Tommy?" Helen, zijn verloofde, kwam de kamer ingelopen en keek neer op het tafereel van de twee stilzwijgende collega's. Thomas keek op en zag dat Helen liefkozend naar hem lachte, hoewel verdriet in haar ogen te zien was. "Tommy, ik ben uitgeput. Het spijt me." Ze keek hem verontschuldigend aan. Vermoeidheid viel van haar gezicht af te lezen. "Ik denk dat ik vast naar bed ga, als je het niet erg vindt."
"Natuurlijk niet," antwoordde Thomas en hij glimlachte bemoedigend terug. "Ik zal het niet te laat maken."
Helen knikte opgelucht en boog voorover om Thomas een kus te geven. Ze wenste hem en Havers een goede nacht en liet hen samen in de keuken achter. Thomas staarde naar zijn glas en overdacht de situatie. Enerzijds wilde hij dolgraag even alleen zijn met Havers, met haar praten over wat er was gebeurd en waar hij bang voor was; anderzijds wilde hij niets liever dan alleen zijn, zijn agressie uiten en aan elk bezorgd oog ontsnappen. De woede, de angst en de pijn, zijn worsteling; alles had hij zo goed verborgen had weten te houden. Als achtste graaf van Asherton was hij niet in de positie om te bezwijken, om toe te geven, om door te draaien. Hij had een leven opgebouwd. Een leven met een geweldige vrouw als verloofde, een functie als inspector bij New Scotland Yard, een monumentaal pand in het hart van Londen als woonplek. Hij was goed in zijn werk, werd gerespecteerd door collega's en wist met zijn charme en arrogantie de meest sluwe criminelen te slim af te zijn. Thomas had alle reden zijn innerlijke strubbelingen voor zichzelf te houden, maar was hier niet zo goed in geslaagd als hij zelf zou willen.
Aan de andere kant van de tafel schraapte Havers luid haar keel en zette haar bierglas neer op tafel. Ze keek hem aan met een blik vol medelijden. Hij haatte die blik.
"En? Ben je van plan haar te vergeven?" Havers keek hem strak aan. Altijd recht door zee en niet genoegen nemend met excuses.
"Jawel. Uiteindelijk." Thomas keek weg en nam nog een slok van zijn cognac. "Hoewel ik het nog steeds niet eens ben met de keuzes die ze heeft gemaakt en ik denk dat deze tot een heleboel andere narigheden hebben geleid, denk ik wel dat ik het haar kan vergeven. Ik… Ik…" Stamelend zoekt Lynley naar woorden voor wat hij moeilijk vindt om toe te geven. "Ik kan begrijpen dat het is gelopen zoals het is gegaan."
Gauw nam Lynley een forse slok cognac om zijn woorden kracht bij te zetten. Havers liet haar strakke blik afdwalen en begreep de betekenis van zijn woorden. Uit de mond van de trotse Thomas Lynley was dit bijna een bekentenis familieziek te zijn.
Een lange stilte volgde, waarin Lynleys gedachten afdwaalden naar de rampzalige gebeurtenissen die in zijn vroege jeugd hun intrede hadden gedaan. De ongeneeslijke, fatale ziekte van zijn vader, de affaire van zijn moeder met de dokter ten tijde van zijn vaders ziekbed, zijn vertrek waarbij hij zijn jongere broer Peter achterliet zonder verantwoordelijkheid dragende ouders, de cocaïneverslaving van Peter die een paar jaar later aan het licht kwam, de ontdekking dat de tot stiefvader geworden dokter, die hij altijd had gehaat, zich opgeofferd had voor zijn moeder en hij na dit alles veranderende gesprek niet in staat was geweest de man te tegen te houden toen hij zichzelf om het leven bracht… En dan nog dat ene iets, dat waar niet over gesproken mocht worden. Dat wat door het dramatische weekend van zijn huwelijksaankondiging, waarin zijn stiefvader niet alleen een goed man bleek te zijn maar zichzelf ook van het leven beroofde, weer naar boven had gehaald.
"Sir?"
Lynley schrok op uit zijn gedachten bij het horen van Havers' stem.
"Ik denk dat, hoe afschuwelijk dit weekend ook was, het jullie dichter naar elkaar kan brengen. Ik meen het. Ik-" Havers stopt even bij het zien van Lynleys ongelovige blik. "Jullie zullen misschien nooit een happy family worden, maar het zou toch een hele vooruitgang zijn om zonder gekoesterde wrok met elkaar om te gaan? Het verleden los te laten?"
Lynley wierp Havers een koele blik toe, maar ze was hier tegen opgewassen. Haar wenkbrauwen gingen omhoog en haar ogen keken hem priemend aan. Hij zuchtte diep en liet het idee toe. Het was misschien een mogelijkheid, mits hij zijn wrok van vroeger los kon laten. Minder trots was. Misschien.
"Nu nog niet," antwoordde Lynley. Hij gooide het laatste restje cognac naar binnen en nam ook Havers' glas, dat nog halfvol was, mee naar het aanrecht.
"Wa-" wist Havers nog net uit te brengen voordat Lynley haar onderbrak.
"Ik denk dat het tijd is om te gaan slapen, Havers. Het is al na twaalven en morgen worden we weer op kantoor verwacht." Havers keek verontwaardigd toe hoe haar superior haar bier in de gootsteen schonk. "Ik zal je eruit laten."
Nog geen halve minuut later stond Barbara Havers op de stoep voor Lynleys dichte deur. Ze bleef nog even staan, slaakte toen een geërgerd kreetje en liep weg. Van achter de deur hoorde Lynley hoe zijn collega zich van hem verwijderde en besloot dat hij zijn eigen advies op zou volgen. Hij had immers wel genoeg meegemaakt voor vandaag.
