Iemand heeft een geweldige banner voor mij gemaakt
Thanks Paula!
http // i25. photobucket. com / albums / c82 / GigaHPfan / voorsamanthaeline. png
(even plakken, http blabla ervoor (pakt hij niet)want de directe link neemt hij niet)
Voorwoord
Hallo iedereen!
Welkom bij mijn verhaal. Het is op het moment 46 hoofdstukken lang, dus ik hoop dat je een lange adem hebt. Ik heb dit verhaal ook op een ander forum staan, waar ik het meteen na laat kijken door iemand. Dat heb ik pas laten doen toen ik bij hoofdstuk 20 was. Nu is iemand bezig om het vanaf hetbegin na te kijken en iemand anders elke keer als ik een nieuw hoofdstuk post. Wat ik wil zeggen is: Tot hoofdstuk 9 is alles nagekeken en ook vanaf hoofdstuk24 is alles netjes nagekeken. Alles daartussen moet nog worden nagekeken, dus het spijt me als daar nog enkele fouten in staan.
Maargoed, nu verder over het verhaal. Hoewel ik niet zo goed ben in samenvattingen, zal ik het kort even omschrijven.
korte samenvatting: Dit verhaal gaat over Samantha Sanders, vanaf het moment dat ze wakker wordt in de ziekenzaal van Zweinstein. Ze weet niet meer hoe ze er is gekomen, maar daar komt ze langzaamaan achter. Mensen beweren dat ze speciale krachten heeft, terwijl ze de eerste 17 jaren van haar leven als gewone dreuzel heeft doorgebracht. Zal ze er ooit achter komen wat haar krachten betekenen? Hoe ze ermee om moet gaan? Maar met ieder antwoord dat ze krijgt, krijgt ze ertientallen vragen voor terug.Maar zelfs voordat ze er helemaal achter kan komen hoe ze haar krachten moet gebruiken, gaat iemand anders er zich me bemoeien en nieuwe vragen komen. Wie is Ivy? Wat wil Lucius Malfidus? Gevoelens voor een zekere professor toverdranken maken het er niet gemakkelijker op. En wanneer er geen terugkeren meer lijkt, kan Evelien haar nog helpen?
Evelien is nog een personage in mijn verhaal. Ik heb nog een kort verhaal geschreven over haar verleden. Je kan die gewoon vinden onder mijn account. Het is getitelt 'Evelien' (verrassend!)
Maar ik zal je niet langer ophouden.
Het enige wat ik nog behoor te zeggen is dat niets van dit verhaal van mij is, behalve enkele personages zoals Samantha Sanders, Evelien Linden, Jasper Meeuws en Christiaan Brandts. Ik verdien er niets mee, enkel wat vertrouwen in mijn schrijfkunst elke keer dat je een reviewtje achterlaat met goed commentaar. Natuurlijk mag je ook dingen vragen als het te vaag is omschreven of als je het gewoon helemaal niets vind...
Dit verhaal ben ik 12 april 2004 begonnen te schrijven. Nu is het 9 november 2007 en ben ik begonnen met het herschrijven van het verhaal. Je ziet boven het hoofstuk welke is gedaan en welke niet.
Dit hoofdstuk is herschreven.
HOOFDSTUK 1
Openbaring
Ik deed mijn ogen open.
Waar ben ik?
Ik lag in een koel bed met een vreselijk hard matras en staarde naar een hoog, wit plafond.
Waarom voel ik me zo zwak? Ik kan me nauwelijks bewegen.
Met veel moeite draaide ik mijn hoofd naar links om het bijna uit te schreeuwen van pijn in mijn nek. Ik kreunde. Schreeuwen zou toch nog iets te veel moeite kosten. De ruimte die op een ziekenzaal leek werd langzaam scherper. Een kleine gezette vrouw in een uniform dat mijn vermoeden van een ziekenzaal bevestigde, kwam op me afgelopen.
"Ah, je bent bij. Gelukkig. We wisten niet zeker of je het wel zou halen," zei de vrouw opgelucht. "Hoe voel je je?"
Ik wilde zeggen dat ik me beroerd voelde, dat ik niets liever wilde dan sterven, want sterven zou volgens mij minder pijn doen dan het liggen op zo'n hard matras terwijl je je niet kan bewegen en al je ledematen het uitschreeuwen van pijn. Maar het ging niet. Ik slikte een paar keer, maar mijn mond was zo droog dat dat ook niet veel verschil maakte. De vrouw zag dat ik veel moeite zou hebben met praten en vulde het glas langs mijn bed met water. Voorzichtig tilde ze me half zittend, waarbij ik het verlangen om te schreeuwen nogmaals omzette in kreunen, en hield het glas bij mijn mond.
"Niet te snel drinken, straks word je nog misselijk," waarschuwde ze mij terwijl ik gretig het water opdronk. Het glas was snel leeg en ze schikte de kussens zo dat ik in de half zittende positie bleef.
"En, hoe voel je je nu?" vroeg ze nogmaals.
Ik sloot mijn ogen even en bewoog mijn hoofd.
"Ja, je voelt je vast helemaal stijf. Dat is ook geen wonder," zei ze tegen me en ik opende mijn ogen weer om haar onderzoekend aan te kijken. De vrouw kwam me nogal bekend voor.
"Je ligt hier al vier maanden."
Ik schrok.
"Vier maanden?" Iets wat als een schreeuw uit mijn mond had moeten komen, kwam er nu hees en maar zwakjes uit. "Inderdaad geen wonder dat ik me zo zwak voel."
"Ja, je lag hier maar en verroerde geen vin. Dat is niet goed voor je spieren. Die hebben nu al vier maanden niets meer gedaan," glimlachend keek ze me aan. "We waren bang dat je niet meer wakker zou worden. Het is een geluk dat de professor je niet op wilde geven."
Ook al had ze de kussens in mijn rug goed geplaatst, ik lag niet zo comfortabel en probeerde mijn knieën op te trekken. Met veel pijn en moeite lukte dat. Ik zat nu redelijk rechtop en begon me ook langzaam maar zeker steeds wakkerder te voelen. Nu mijn spieren in mijn nek wat opgewarmd waren deden ze niet meer zoveel pijn terwijl ik de zaal rondkeek. Veel was er niet te zien, want voor het grootste gedeelte blokkeerde een groot wit scherm mijn uitzicht. Het vreemde gevoel dat ik deze plaats kende werd steeds sterker.
"Waar ben ik? Wie bent u?" vroeg ik de vrouw die me bezorgt aankeek: "En… wie ben ik eigenlijk?"
Ik had me opeens gerealiseerd dat ik niets meer wist. Ook mijn naam niet meer. Ik bracht een hand naar mijn gezicht en wreef de laatste slaap uit mijn oog. Ik brak mijn hoofd over de laatste vraag terwijl ik mijn handen wat beter bekeek. Ik wist niet meer wie ik was. Ik wist het echt niet meer. Ik kende mijn handen, maar wat deed ik ermee?
"Meisje toch, weet je echt niets meer?" vroeg de vrouw gealarmeerd.
Ik probeerde die vraag te ontkennen en kneep mijn ogen samen. Verwoed zocht ik mijn geheugen af naar beelden, gebeurtenissen, namen, om enkel tot de ontdekking te komen dat mijn hoofd helemaal leeg was. Helemaal. Hoopvol keek ik de vrouw aan. Gelukkig was ik niet alleen.
Als ze me ook maar iets kan vertellen ben ik blij, dacht ik bij mezelf. Al is het maar mijn naam.
"Het spijt me, maar ik kan je niets vertellen," zei de vrouw en streek afwezig de lakens glad. "Dat wil zeggen, dat ik niets van je weet."
Verward keek ik weer naar mijn handen.
Wie ben ik?
"Ik kan je alleen vertellen dat je op het moment onder mijn hoede bent. Mijn naam is Poppy Plijster en je bent in de ziekenzaal van Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-pocus," legde ze me uit. "maar ik denk dat de rest beter uitgelegd kan worden door het hoofd van de school, professor Albus Perkamentus."
Dat is ten minste iets. Dacht ik opgelucht, maar veel kon ik daar niet op zeggen dus schonk ik haar een halve glimlach. Ze neigde haar hoofd en keek me even vriendelijk aan voordat ze weg liep. Voorzichtig bewoog ik mijn armen. Alles deed zeer, maar ik wilde niet kleinzerig lijken en dus deed ik mijn tanden op elkaar en begon mezelf te onderzoeken. Hoewel alles zeer deed, leek het erop dat ik geen verlamming of iets dergelijks had en dat stelde me een beetje gerust. Alles scheen goed te werken en de pijn verdween een beetje uit al mijn ledematen. Terwijl ik mezelf zo onderzocht, dacht ik na over wat Poppy gezegd had.
Zweinstein hè? Het komt me vaag bekend voor en toch heb ik het gevoel dat ik hier niet thuis hoor. Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Ben ik een heks?
Het klonk raar. Het leek niets iets wat ik altijd al gedaan had. Dan zou het toch juist bekend aan moeten voelen? En toch kwam de naam me bekend voor. Ik reikte naar het glas en de kan water die nog op het nachtkastje stonden en schonk nog een glas in. Het water bereikte een lege maag. Ik had honger. Zou ik gegeten hebben de afgelopen vier maanden?
Naderende voetstappen haalden me uit mijn gedachten en ik keek op. Een lange, oude man met een lange zilvergrijze baard en dito haren was naast mijn bed komen staan.
"Ah, Juffrouw Sanders, u bent gelukkig wakker," zei hij en keek me over zijn halfronde brilletje met bezorgde blauwe ogen aan. "Hoewel ik daar zelf nooit aan getwijfeld had begon ik me een beetje zorgen te maken. Mijn naam is Albus Perkamentus."
Ik lette niet op hem. Achter hem liep een vreemd, klein wezen met enorme ogen en oren. Het enige wat hij aan had was iets dat leek op een oude kussensloop en er kwam een woord bij me omhoog; een huiself. De huiself droeg een dienblad met wat eten. Toen drong het bij me door dat de meneer met de lange baard me een naam had gegeven.
"Sanders?" vroeg ik hem terwijl ik hard nadacht en het dienblad op mijn schoot werd gezet. Het klonk logisch.
Dus ik heet Sanders? Vroeg ik mezelf. Maar wat ik mijn voornaam? Wat doe ik hier?
Nergens had ik antwoorden op en ik staarde in stilte naar mijn bord. Broodjes, drinken, eigenlijk had ik geen zin meer om te eten, maar het rook zó lekker! Onwennig nam ik de eerste hap van mijn broodje, maar vond het zo lekker dat het niet snel duurde voor ik aan mijn tweede begon.
"Ehm, professor, ze lijdt aan geheugenverlies en…"
Ze werd onderbroken door Perkamentus.
"Ah, Severus, goed dat je zo snel kon komen."
Poppy draaide verschrikt 180 graden om daar een duister uitziende man in de ogen te kijken. Nieuwsgierig keek ik op. Wie zou dat zijn? Ik kon het niet goed zien door het wijde gewaad van de lange, oude man. Hij stond er precies voor.
"Severus!" riep ze verschrikt uit. "Wil je zoiets nooit meer doen? Je bent al griezelig genoeg zónder dat je mensen laat schrikken door zo geluidloos rond te lopen."
De man die ik zelf ook niet binnen had zien wachtte even voordat hij ijzig antwoord gaf met een diepe stem.
"Het spijt me, Poppy, dat was niet mijn bedoeling," zei de man genaamd Severus op een toon alsof het hem eigenlijk niets kon schelen en richtte zich op Perkamentus. "Professor, is ze werkelijk…"
"Kijk zelf maar," antwoordde hij en stapte opzij zodat hij me goed kon zien.
Net als Perkamentus komt deze man me zo bekend voor. Maar waarvan ken ik hem dan? Dacht ik terwijl ik Severus onderzoekend aankeek.
"Heb je het drankje meegenomen?" vroeg Perkamentus.
Severus knikte en stapte op me af met een rood flesje.
"Drink op," zei hij niet geheel onvriendelijk. "Het is een versterkende drank. Je zult er van opknappen."
Ik nam het flesje in ontvangst en keek hem nog even aan voordat ik de inhoud in een keer opdronk. Ik huiverde even van de vieze smaak, maar voelde het drankje al bijna meteen werken. Een warme gloed verspreidde zich door mijn lichaam en ik voelde me inderdaad sterker.
Ik voelde me een beetje gegeneerd toen ze me in stilte aankeken terwijl ik zat te eten, maar telkens als ik Perkamentus aankeek om hem iets te vragen schudde hij zijn hoofd en gebaarde naar het dienblad tot de huiself kwam om hem weg te halen.
Wie ben ik? Wie zijn zij? Waarvan ken ik hen? Wat doe ik hier? Zoveel vragen en op geen ervan had ik een antwoord. Ik keek naar mijn handen die in mijn schoot rustten en tranen begonnen te komen.
Nee, ik ga niet huilen. Mooi niet. Ik weet niet hoe oud ik ben en ik weet ook niet of huilen bij mijn leeftijd past, maar ik ga niet huilen. Dacht ik koppig.
Ik slikte de tranen weg en keek weer naar de drie mensen aan mijn bed. Perkamentus ging op mijn bed zitten.
"Geheugenverlies hè?" vroeg hij. Ik wist niet aan wie hij het vroeg. Aan mij of aan Poppy. Ik knikte wezenloos.
"Inderdaad professor, ze weet niet eens wie ze is," antwoordde Poppy.
Mijn blik richtte zich weer op mijn handen en ik slikte heftig om de tranen te onderdrukken.
"Weet jij daar iets van, Severus?"
"Nee professor," antwoordde die. "Het was geen vergetelheidsspreuk. Dat zou ik moeten weten. Ik denk dat het de klap was van het overleven."
Overleven? Ik keek Severus nadenkend aan. Ik heb dus iets overleefd. Iets wat waarschijnlijk onmogelijk was.
"Je weet echt niets meer, hè?" Vroeg die met een frons en haastig keek ik weg om niet te laten zien hoeveel het me eigenlijk pijn deed.
"Het zal allemaal wel weer terug komen. Maar voor nu denk ik dat we je op de hoogte moeten brengen van de belangrijkste dingen," zei Perkamentus luchtig.
Ik keek hem bedenkelijk aan. Hoe kan hij daar nou zo rustig zitten? Ik had eigenlijk dood moeten zijn!
"En dat 'overleven' gedoe?" vroeg ik hem.
Hij keek Severus even aan en het leek alsof ze geluidloos overlegden.
"Ik denk dat het beste is als je daar zelf achter komt," zei Severus ijzig.
"Ik ben het met hem eens."
De zaak leek daarmee gesloten en ik zei niets meer en richtte mijn blik weer op mijn handen. Het was stil. Ik kon niet tegen die stilte. Het was al zo stil in mijn hoofd! Poppy verontschuldigde zich en vertrok. Waarschijnlijk kon zij ook niet tegen de stilte. Ik probeerde ergens aan te denken.
Hoe noemde Perkamentus mij nou net? Sanders? Samantha? Hoe kom ik nou op Samantha? Waar komt die naam nou weer vandaan? Samantha? Sanders? Is dat mijn naam? Samantha Sanders? Het leek goed te passen. Het enige wat ik kon doen was het te vragen.
"Mijn naam is Samantha, niet?" Vroeg ik en ik keek Perkamentus twijfelend aan.
Hij glimlachte. "Je herinnert je iets?"
"Ja, het begint heel langzaam te komen."
Ik keek weer naar mijn handen. Misschien als ik nou gewoon begon te praten..
"Mijn naam is Samantha Sanders en ik ben 17 jaar," zei ik snel en verbaasde mezelf. Dingen leken langzaam terug te komen en ook hun verschijningen zeiden me zoveel. Mijn ogen zwermden van Severus naar Perkamentus en weer terug naar Severus en toen wist ik wie hij was.
"Uw naam is professor Severus Sneep, leraar Toverdranken."
Die naam was plotseling komen bovendrijven. Ik wist opeens ook dat het geen man was waar je een prettig gesprek mee kon voeren, dat hij hatelijk en sarcastisch was.
Dat moet betekenen dat ik deze mensen persoonlijk kende. Dacht ik, maar toen ik de geschrokken gezichten zag, wist ik dat dat niet zo was.
"En hoe komt het, dat je dat zo zeker weet?" vroeg Perkamentus, terwijl hij me verbaasd aankeek.
Ik lachte een beetje schaapachtig. "Tja, hoe moet ik dat nou weten? Ik ben hier degene met geheugenverlies."
Daar hadden ze niets op te zeggen en weer was het even stil. Ik was erg tevreden over wat ik net had gezegd. Het gaf me het gevoel dat alles wel weer goed zou komen. Degene die bij me waren dachten daar waarschijnlijk anders over, want Sneep keek me achterdochtig aan. Blijkbaar had ik gelijk dat hij geen prettig karakter had. Zijn zwarte ogen zagen er niet uit dat ze ooit naar iemand zouden kunnen kijken met iets anders dan haat, maar het kon zijn dat ik geen gelijk had. Een stemmetje in mijn achterhoofd zei dat hij wel te vertrouwen was. Ik keek naar Perkamentus.
Wie is hij dan precies? Kende ik hem ook zo persoonlijk? Maar er kwam niets bij me naar boven en ik zuchtte verdrietig. Waarom weet ik niet meer?
"Verder niets meer?" Vroeg Perkamentus, alsof hij mijn geheugen kon lezen.
Treurig schudde ik mijn hoofd. "Het is uw beurt om me dingen te vertellen die ik eigenlijk allang weet."
"Ik ben bang dat het nog wel even zal duren voordat je je alles weer kunt herinneren. Dus ik zal je helpen. Ik zal je zelfs dingen gaan vertellen die je nog niet wist, maar gezien dat je je niets kan herinneren, zul je niet weten of je ze al wist of niet."
"Jaja." Ik lachte half, maar Perkamentus besteedde er geen aandacht aan en vervolgde:
"Zoals Poppy al had gezegd. Je bent nu in de ziekenzaal van Zweinstein's Hogeschool voor Hekserij en Hocus-pocus. Zoals de naam al zegt, leren kinderen hier vanaf hun tiende levensjaar hoe ze moeten omgaan met magie."
Professor Sneep nam een stoel. Waarschijnlijk werd het een lang verhaal.
"Magie wordt echter niet door iedereen beoefend. Wij tovenaars en heksen houden ons verborgen voor de niet-tovenaars. We noemen ze dreuzels. Jij Samantha," hij keek me even nadrukkelijk aan, alsof hij het over iemand zou kunnen hebben, "bent ook een dreuzel."
"Wat doe ik dan hier?" vroeg ik, maar mijn vraag werd afgekapt.
"Of in ieder geval, dat was je," vervolgde hij.
Ik keek hem onbegrijpend aan. "Wás ik? Dus ik heb op de een of andere manier in één keer bepaalde krachten gekregen? Zodat ik wel kan toveren?"
"Precies. Zoiets is nog nooit voorgekomen. Het is niet ongekend dat een kind met niet-magische ouders magische krachten blijkt te bezitten. Het komt zelfs vrij vaak voor. Op jonge leeftijd gebeuren er vreemde dingen in het leven van het kind wanneer het bang of boos is, waaruit blijkt dat het kind magische krachten heeft. Daardoor is het mogelijk om die kinderen op te vangen en hen leren die krachten te beheersen. Het is nog nooit voorgekomen dat kinderen op jouw leeftijd pas laten zien dat ze magische krachten hebben."
"Maar, waaruit is dat dan gebleken?" vroeg ik hem toen ik de informatie had verwerkt. "Wat heb ik gedaan? Ben ik plots gaan vliegen ofzo? En toen heel hard neergestort?"
Perkamentus keek professor Sneep aan.
"Laten we zeggen dat je spreuken afweerde," zei die.
"Zo kunnen we het wel stellen. Misschien deed je het onbewust, maar het bewees wel de aanwezigheid van zeer sterke magische krachten," vulde Perkamentus hem aan.
"Oké. Dus, kinderen komen hier naar school op tienjarige leeftijd wanneer is gebleken dat ze magische krachten bezitten," herhaalde ik voor mezelf. Ik herinnerde me weer iets en vulde aan: "Maar het klopt niet dat ik hier zit, want op mijn leeftijd zitten ze al in de hoogste klas en dus is het vrij abnormaal als je pas op die leeftijd magische krachten ontwikkelt. Ze verlaten de school dan al bijna."
"Weer zoiets. Hoe weet je dat ze school verlaten wanneer ze achttien zijn?" vroeg Severus achterdochtig. Hij stond op en keek me van dichtbij in mijn ogen, alsof hij mijn gedachten probeerde te lezen. "Hoe komt het dat het lijkt alsof je zoveel weet van onze school, terwijl je je hele leven als gewone dreuzel hebt geleefd?" vroeg hij op gevaarlijke toon.
"Ik weet het niet," fluisterde ik, een beetje geïntimideerd.
Die donkere ogen zijn zo angstaanjagend, maar aan de andere kant ook aantrekkelijk, mysterieus. Rustig ging hij weer zitten, maar met alle aandacht op mij gericht.
"Er komt nu enkel één naam naar boven," vervolgde ik voorzichtig. "Harry Potter."
Professor Sneep ging met een ruk rechtop zitten.
"Potter?" vroeg hij met afgunst in zijn stem. "Wat heeft die er mee te maken?"
Hij richtte zich op Perkamentus.
"Elke keer als er zoiets gebeurd word die jongen zijn naam genoemd. Ik zei toch dat het gevaarlijk was om hem hier toe te laten?" zei hij zacht, maar woedend.
Het schoolhoofd schudde langzaam zijn hoofd.
"Laten we daar niet nog eens over beginnen, mijn beste Severus," antwoordde die voorzichtig. "Maar ik denk dat onze patiënt hier kleine dingen begint te herinneren. Herinner je je nog iets?"
Hij had zich weer tot mij gericht en ik haalde alweer diep adem om iets te vertellen, maar ik was het alweer kwijt. Er was iets geweest wat ik nog wilde vertellen. Bijna had ik geweten hoe ik alles wist wat ik net had verteld. Bijna.
"Is er nog iets wat je wilt weten?"
"Ja, nog heel veel dingen," zei ik en mijn stem verraadde dat ik moe was. Ik begon er ook ziek van te worden dat ik niets meer wist en tranen kwamen weer. "Ik wil graag weten wie mijn ouders zijn, waar mijn ouders zijn, wie mijn vrienden zijn, waar mijn vrienden zijn, waar ik woon, ik wil zoveel nog weten. Ik ben nu zeventien jaar, maar ik weet er niets meer van. Ik weet ook niet wanneer ik jarig ben. O wacht, ik weet het weer. Vierentwintig juni. Maar dat is niet zo heel erg belangrijk. Ik wil ook graag weten waar ik naar school ben geweest, wat ik doe, wat mijn hobby's zijn. Ik weet het allemaal niet meer," ratelde ik en ik huilde nu echt. Perkamentus trok me troosten naar zich toe en sloeg zijn armen om me heen. Dankbaar leunde ik tegen hem aan. Hij wiegde me zacht heen en weer.
"Dit is ook niet makkelijk. Nee, dit is zeker niet makkelijk. Misschien is het toch belangrijk dat ik je het vertel."
Ik stopte met huilen en keek in zijn ogen. Hij keek heel erg serieus en dat maakte me een beetje bang. Ik maakte me los van Perkamentus.
"Het is zwaar om je dit te moeten vertellen, maar je ouders zijn er niet meer."
Ik schrok en keek naar Sneep. Die ontweek mijn ogen en keek naar de grond.
"Je vrienden, wel, ik neem aan dat ze er allemaal waren toen het gebeurde." Hij keek me bedroefd aan. "Zij zijn er ook allemaal niet meer."
"Ze zijn… dood?" vroeg ik vol ongeloof.
Perkamentus knikte bedroefd en vol medelijden. Sneep bleef naar de vloer kijken. De gezichten van mijn ouders begonnen naar boven te komen. Mama, ik kon haar soms niet uitstaan, maar ze verdiende niet te sterven. Papa met zijn mooie groene ogen en zijn eindeloze geduld.
"Mam, Pap?" fluisterde ik.
Langzaam begonnen namen naar boven te komen. Namen met gezichten, van mijn vrienden.
"Elke en… Sanna? Miranda, Lizan, Meike? Ook Ingrid en Mandy? Allemaal? Allemaal dood?"
Tranen begonnen mijn ogen te vullen. Ik wist niets meer van ze, enkel namen en wat vage gevoelens, maar ik hield wel van ze. Duizenden gedachten en gevoelens suisden door mijn hoofd. Voor het grootste gedeelte vragen. Het duizelde me allemaal.
Hoe, wanneer, waarom?
"Het was tijdens je verjaardagsfeest. Je hele familie was er ook. Het was tegelijk een eindexamenfeest. Je had je eindexamen van je dreuzelschool gehaald," zei Sneep, maar ik hoorde het niet. Ik was te geschokt. Ik kon geen woord uitbrengen. Eén gevoel begon de overhand te krijgen: woede. IJskoude, verstikkende woede.
"Wie?" vroeg ik met mijn tanden stevig op elkaar. Ik keek naar Perkamentus met zoveel kwaadheid in mijn ogen dat hij snel de andere kant op keek.
"Voldemort."
Ik staarde weer voor me uit.
"Voldemort," herhaalde ik. Ik herkende de naam en wist dat het een duistere tovenaar was, die vroeger al een heleboel mensen had vermoord.
"Hij is…"
"Ik weet wie hij is," onderbrak ik Perkamentus heftig. "Zijn naam betekent niets goeds."
Ik sloot mijn ogen en legde mijn voorhoofd op mijn knieën.
Het heeft geen zin om zo kwaad te worden. Ik kan nu niets doen, maar hij zal boeten voor wat hij heeft gedaan. Hij zal wensen dat hij nooit geboren was.
"Hij zal boeten," zei ik zacht en wenste dat mijn hoofd zou stoppen met tollen.
Perkamentus probeerde me te troosten, maar ik reageerde niet. Net zo min als toen hij zei dat ik beter wat kon gaan slapen. Ik merkte niet hoe Perkamentus en Sneep daarna opstonden en vertrokken. Ik merkte ook niet dat het langzaam donker werd. Ik ging op mijn zij liggen en kroop in elkaar. Zachtjes huilde ik mezelf in slaap.
Een reactie was dat de gevoelens niet duidelijk genoeg waren. Beter? Reactie plz
