Proloog
Ze gilde.
Nee. Nee.
Verbijsterd stond hij stil, net alsof de wereld om hem heen stil leek te staan. Hij keek, en keek en vergat de oorlog om hem heen. Hij vergat zijn tegenstander, en de omgeving. Hij vergat de familie en de groep met wie hij vocht en hij vergat zijn vrienden. Zijn broers.
Het enige wat hij kon doen was staren.
Staren, staren en staren.
Gehuil ontsnapte uit zijn muil, terwijl hij zichzelf duizelig weer op de wereld zette. Woedend haalde hij uit naar een willekeurige tegenstander, terwijl hij hem aan de kant trapte zonder ook maar even zijn blik van het beeld voor hem af te wenden.
Nog steeds weigerde hij het te geloven.
Hij was het zich vast aan het verbeelden.
Het mocht niet. Het kon niet.
Maar het gebeurde. Of hij het wilde, of niet. Ze viel. Heel langzaam.
Iemand kruiste zijn weg, maar hij zag hem niet staan. Verblind door de pijn slingerde hij hem aan de kant, terwijl hij rennend razendsnel van een wolf in een mens veranderde. Het feit dat hij nu een kwetsbaar slachtoffer was, was op dit moment niet van belang. Het enige wat hij zag was haar.
Zijn liefde.
Zijn wederhelft.
Een ijselijke gil ontsnapte over zijn lippen, terwijl zijn blik die van haar kruiste. Ze staarden elkaar aan, alsof ze elkaar voor het eerst zagen. Hij vergat alles, alsof ze de enige twee zielen op aarde waren. Haar goudbruine ogen keken hem recht aan. Liefdevol en verlangend, maar ook gepijnigd. Niet wetend wat haar te wachten stond.
Daar… daar… in de andere wereld.
Ze keek hem aan en hij voelde haar pijn, net zoals hij wist dat ze zijn pijn voelde. Het was alsof een mes in zijn ziel gestoken was en hem nu langzaam in stukjes aan het snijden was. Het was alsof iemand met een vlijmscherpe schaar in hem aan het knippen was. Het was alsof iemand hem in vuur had gezet.
Zo voelde het.
Hij had haar moeten beschermen. Hij realiseerde het zich. Hij had bij haar moeten blijven. Hij had haar niet moeten laten vechten. Ze had thuis moeten blijven. Veilig.
Maar het was te laat.
Hij stak zijn hand naar haar uit en ze deed hetzelfde. Als vanzelf. Alsof ze zijn hand wilde pakken en ze zou het gedaan ook hebben… als… als..
Ze het gekund had.
Hij struikelde en verloor zijn evenwicht, maar herstelde zich toen weer snel. Hij keek haar aan, smekend om vol te houden. Maar ze kon het niet. Alsof haar arm loodzwaar aanvoelde liet ze het weer vallen.
Ze begon het op te geven.
Nog niet. Nog heel even.
Hou vol.
Snikkend viel hij in de modder naast haar neer. Hij nam haar hoofd in zijn schoot en streek haar bruine haren uit haar gezicht, wensend dat hij de tijd terug kon draaiden. Maar het kon niet meer. Nooit meer.
Ze glimlachte alleen maar en keek hem aan. Verdooft.
Haar hand raakte de zijne. Heel zacht. Heel licht.
En voor een ogenblik stond hij het toe dat hij zijn ogen sloot om vervolgens hun leven aan hem voorbij te zien gaan. Hun verleden. Hun ontmoeting, hun liefde en hun vriendschap.
Het speelde zich als een film af. Heel simpel, maar heel snel…
