BEGIN:

Dit zou hij alleen doen, dacht Harry.

Niemand kon hem hier bij helpen, niemand en hij zou niet meer terug keren naar Zweinstijn, nu Perkamentus er niet meer was zou het niet meer uitmaken.

Hermelien had nog veel brieven gestuurd om hem over te halen, Ron had gezegd dat hij met Harry mee wou, maar Harry wou hem niet blootstellen aan de gevaren die hem te wachten stonden.

Hij moest het alleen doen, waar hij ging beginnen, goede vraag, dacht hij.

Vaak had hij er over nagedacht over een manier om voldemort te doden, als hij alleen al Bellarix niet kon martelen, zou het dan bij hem lukken?

Nee, er moest een andere manier zijn, een makkelijkere manier.

In ieder geval, nu liep Harry door klein Zanikem, de straten die hij zou goed kende en die hij heel erg haatte, zagen er ineens triest uit, alsof ze rouwden om Harry, maar beloofde hij de straten, als ik het over leef zal ik tante Petunia bedanken, dankzij haar leef ik nu nog, en was is niet het eerste jaar al gedood, door Voldemort, ook al hadden ze hem niet goed behandelt, ze waren hem iets schuldig. Harry werd uit zijn gedachten geholpen toen hij een ploppend geluidje hoorde.

Iemand verschijnselde of verdwijnselde, er was iemand of iemand was hier geweest, er bekroop hem een angstig gevoel, ze hielden hem in de gaten. Wie? Goed – slechte mensen? Wat wilden ze?

Ik loop gewoon door, als ik klein Zanikem uit ben zullen we wel zien en inderdaad. Toen Harry klein zanikem uit was, sloegen ze toe.

'We hebben hem!' gilde een stem, die Harry herkende als de stem van Bellarix, 'Wat zal de heer blij zijn.'

Tegelijkertijd werden er verschijnende stralen op hem gericht.

Harry dacht dat ze hem met zeker wel tien man aan gevallen hadden.

Voldemort wou geen enkel risico maken zo te zien.