AN:
Een nieuw verhaal, anders van de rest, alleen wel weer een meisje in
de hoofdrol. Ze heeft nog geen naam, dat komt de volgende keer. Ga
niet denken dat ik nu mijn andere verhalen laat vallen, dat is NIET
zo. Ik had gewoon inspiratie voor deze. Ik hoop dat jullie hem mooi
vinden.
x Anne
Disclaimer: Harry Potter is een creatie van JK Rowling… Jammer genoeg :S
Hoofdstuk 1: Niets
Ik voelde me zo klein, zo nietig, van binnen dan. Van buiten voelde ik niets meer, een maand geleden had mijn hele lichaam pijn gedaan en gestoken. Maar nu, nu voelde ik niets meer. Ik had niet gevoeld hoe die diepe snee die in mijn arm zat was ontstaan, ik had wel gezien dat hij gemaakt was en ik kon me ook herinneren dat ik gedacht had: 'Had dit geen pijn moeten doen?'maar voelde niets. Ook had ik niet gevoeld hoe ik hier ruw was neergesmeten.
Ik had geen idee meer hoe laat het was, welke datum of laat staan of het dag of nacht was. Ik kon me nog amper het daglicht herinneren.
De lichten in mijn cel gingen aan, wat betekende dat er iemand binnen ging komen. Ik keep mijn ogen dicht tegen de felheid van het licht en probeerde dichter tegen de muur aan te kruipen, geen succes.
"Zo dame, ben je al bereid te praten?"
Ik opende mijn ogen en probeerde op te staan om de binnenkomer oog in oog te woord te staan. Zoals het me geleerd was. Ik kon het alleen niet opbrengen me te bewegen, geen enkel spiertje kwam in beweging. Ik probeerde het nog eens, nog steeds geen succes.
De binnengekomen persoon lachte, een kille gemene lach. Als ik had kunnen bewegen dan was er een rilling over mijn rug gegaan, maar zelfs dat lukte niet meer.
Ik keek de binnenkomer in zijn gezicht aan, maar het enige wat ik zag was een witte schim tegen de grijze celwand. Ik zag dat de schim dichterbij kwam, en ik hoorde dat hij of zij weer sprak. Ik kon niet horen of het een vrouw of een man was, ik had een constante piep in mijn oren alleen kon ik me niet meer herinneren waar die van kwam. Ik kon me bijna niets meer herinneren, mijn huis, mijn familie en vrienden (als ik die had), mijn uiterlijk en zelfs mijn naam was een lege plek in mijn hoofd. De enige herinnering die ik nog had van voor dat ik hier vast kwam te zitten was één zin, één enkele zin: "Lieverd als je het wilt kun je alles aan, vergeet dat nooit, magie is de sleutel." Geen idee van wie het kwam, wat het betekende of wanneer ik het gehoord had maar elke keer als ik gemarteld of neergesmeten werd spookte die zin door mijn hoofd. Het was het enige wat me nog op de been hield.
De persoon sprak: "Je bent niemand, niemand kent je of wil je. Waarom hou je zo vast, als je gewoon zou laten gaan en vertellen wat we willen weten zullen we je laten gaan."
Ik wou hem vertellen dat ik geen idee had waarover de persoon sprak, sinds ik hier voor het eerst kwam hadden ze me geprobeerd uit te horen over een geheim over een plaats genaamd Zweinstein, ook wouden ze iets weten over een man: Perkamentus (Geen idee wie dat was).
Ik hoorde dat de persoon iets mompelde in het Latijn, dat deden ze de hele tijd. Toen ik nog mijn volle gezichtsvermogen had zag ik dat ze met een stok zwaaiden en er dan een soort van straal uit kwam. Bij deze persoon zag ik ook een oranje lichtflits, daarna verluisterde hij/zij dicht bij mijn oor: "Je zult het waarschijnlijk niet voelen maar op dit moment druk ik een mes tegen je keel, heb je me iets te zeggen?"
Het was nog steeds niet mogelijk voor mij te bewegen dus kon ik ook niet praten. De persoon stapte achteruit en zuchtte: "Dan moet je het zelf maar weten."
Er klonk een schreeuw in het Latijns, een groene flits en alles werd zwart.
Ik opende mijn ogen, ik had geen idee hoeveel tijd er voorbij was gegaan sinds de groene flits. De enige reden dat ik überhaupt wist dat er tijd voorbij was gegaan was dat de persoon weg was en het weer donker was in de cel.
Ik voelde dat iemand me rechtop tegen de muur had gezet in een zittende positie, van binnen zuchtte ik. Dat was het rare aan deze plek, elke keer als er een flits kwam en ik een tijdje knock-out was geweest zetten ze me zo rechtop.
Ineens spitsten mijn oren zich, ik hoorde rennende voetstappen op de gang die naar mijn cel leidde. Toen hoorde ik een stem: "Hallo? Hallo is hier iemand?"
Ik had geen idee van wie die stem was maar het kon wel eens mijn laatste redding zijn. Ik besloot dat deze persoon goed was, nu het tweede probleem: Hoe liet ik hem weten dat ik hier was?
Er schoot me wat te binnen: Ik zat, ik kon me opzij laten vallen. Ik probeerde al mijn gewicht naar rechts te verplaatsen, geen succes. Nog eens, en nog eens. Naar zeven pogingen viel ik eindelijk om, SUCCES! Ik viel op een van de metalen voedselborden wat een enorm gerinkel veroorzaakte. Het licht in mijn cel vloog aan en een persoon verscheen in de deuropening, ik kon alleen weer een schim zien. Alleen was deze in tegenstelling tot de vorige blauw, ik nam aan dat dat zijn kleding was(tenminste dat mocht ik toch hopen?). De schim sprak: "Goed, je bent hier. Kun je praten?"
Ik zuchtte weer van binnen en wou zeggen 'Denk je niet dat ik je dan geroepen had' wat natuurlijk niet kon. Maar de schim giechelde en zei: "Natuurlijk, sorry."
Ik dacht: 'Kunt u me horen denken?'. De man lachte: "Alleen als ik dat wil. Wil je hier weg?"
Ik glimlachte vanbinnen om de ontoepasselijkheid van de vraag: 'Duh-uh. Nee, ik vind het leuk gemarteld te worden en te worden opgesloten in een cel.'
"Dat dacht ik al, kun je lopen?"
'Nope, niet de kleinste kans. Of je moet een paar maanden willen wachten?'
De persoon lachte zachtjes, het was een warme vriendelijke lach. Totaal anders van mijn vorige bezoeker: "Ik ben bang dat we niet zoveel tijd hebben, is het goed als ik je draag?"
Nu wat het mijn beurt te lachen alleen dan van binnen: 'Ga je gang, het is niet dat ik het voel ofzo...'
De schim liep naar me toe en tilde me op, ik vond dat hij naar iets zoets rook. Een snoepje, ik herkende de geur maar kon me niet meer herinneren waarvan.
Ik zag dat hij me naar de deur droeg, en door de gang. Via een trap om hoog en om een hoek. Toen hoorde ik iets, het klonk als veel schoenen die door de gang renden. De persoon had het ook gehoord want ik zag dat we sneller gingen. Ik zag dat we door een deur de duisternis in gingen, toen ik omhoog keek zag ik een grote ronde vlek licht en ik verwachtte dat we buiten waren. Onder het licht van de volle maan, mijn mogelijke redder stopte abrupt en ik zag een groene lichtstraal langs me schieten. Ze wouden de aardige persoon, de enige die de moeite nam mij te helpen vervloeken. Ik werd woedend een enorme kracht stroomde door mijn lichaam, mijn zicht werd scherper en ik kon weer bewegen.
Ik had geen idee hoe maar even later stond ik op mijn benen en zag ik hoe 10 à 15 man met een zwarte cape om hun stokje op mij en mijn redder richtten. Ik ging tussen hen in staan en zorgde dat mijn redder buiten schot bleef.
Ze maakten zich klaar een lichtflits op ons te richtten en het idee dat ze mijn redden wat aan wouden doen maakte me zo woedend. Ik staarde ze allemaal aan en blijkbaar was ik of iets achter me heel beangstigend want een paar van de gecapete personen zetten een stap achteruit. Ik hoopte dat ik het was, een stapte naar voren, ik kon zijn gezicht niet zien maar hoorde zijn stem en herkende het als de kille stem die me had uitgelachen: "Wat denk je te doen, we zijn nog niet klaar met je. Perkamentus, dacht je nou echt dat je haar zomaar mee kon nemen? Je bent nog gekker dan ik dacht." En hij lachte weer kil. Dit gaf de doorslag, de persoon achter me wou me redden? Hij was dus een goederik. Wat betekende dat de personen voor me slecht waren en hem waarschijnlijk gingen vermoorden, of nog erger: gingen martelen als ze met mij hadden gedaan.
"NEEEEEE!" Schreeuwde ik. Ik schrok zelf van mijn eigen stemgeluid, ik had het al zo lang niet meer gehoord. Maar ik was nog niet klaar: "JIJ VUILERIK, WAAG HET IS HEM WAT AAN TE DOEN! IK ZAL JE!"
Hij lachte weer: "En wat wou een stomme dreuzel als jij eraan gaan doen?"
Dit was de allerlaatste druppel, ik wist niet wat een dreuzel was maar hij had me uitgescholden. Dit liet ik niet over mijn kant gaan. De woedde binnenin me werd nog sterker, het leek alsof mijn bloed begon te koken. Toen keek ik naar de man voor me, hij was de bron van mijn pijn. Een Latijns woord kwam in mijn hoofd naar voren en zonder erbij na te denken bewoog ik mijn armen naar voren en schreeuwde: "Pecificus totalis!"
Er kwam een lichtstraal uit mijn vingertoppen, voor elke persoon behalve mij en mijn redder een. Ze werden allemaal stijf als een plank en vielen achterover of voorover in het gras. Ik hoorde de persoon achter me naar adem snakken, en daarna werd alles zwart voor mijn ogen. En ik voelde hoe mijn gezicht het gras raakte, hard.
Dit was het alweer, ik hoop dat jullie het mooi vonden. Aub review wat jullie ervan vonden.
