Tweestrijd
Dit verhaal is een soort van het ´vervolg´ op De Valentijnsbeuker, een two-shot die ik eerder geschreven heb. Deze keer is het verhaal alleen niet vanuit Cony's POV geschreven, maar vanuit die van Luka. Het beschrijft Luka's gevoelens voor en tijdens de gebeurtenissen die plaatsvinden tijdens De Valentijnsbeuker. Bovendien is dit verhaal niet aan een dagboek gericht; maar wel vanuit de 'ik' persoon (Luka dus)
Omdat het eigenlijk 3 dagen beslaat, heb ik het verdeeld over die dagen. Elke dag wordt één hoofdstuk. De dagen die ik gebruik zijn 13/14/15 Februarie 2007.
Notitie: Omdat ik niet helemaal tevreden was over dit hoofdstuk, heb ik het herschreven.
Veel plezier met lezen en revieuws zijn welkom!
(Luka's POV)
Een diepe zucht ontsnapt mijn keel als ik opnieuw naar haar kijk. Ze zit minstens 5 rijen voor mij en lijkt druk bezig te zijn met aantekeningen maken. Ik kijk toe hoe haar pauwenveer heen en weer zwiept bij haar schrijfbewegingen en vraag me in gedachten af haar dat toch lukt; hoe snel ze ook schrijft, het is altijd goed leesbaar. Daar kunnen veel mensen nog wat van leren – inclusief ondergetekende.
Voorin de klas legt Professor Anderling - onze lerares Transfiguratie - uit hoe de spreuk die we vandaag gaan oefenen werkt. Ik luister maar met half oor, omdat ik het principe allang snap; je veranderd een konijn in een raaf en denk eraan dat je de juiste spreuk gebruikt, blablablabla… Het gebruikelijke 'Kijk uit waar je je staf op richt' praatje.
Nu heb ik het geluk dat Transfiguratie één van mijn beste vakken is (samen met Toverdranken), dus het 'theoriegedeelte' van de les kan me nooit echt veel boeien. Dat kan ik later toch wel weer ophalen als ik mijn huiswerk maak.
Dat is dus ook de reden dat ik nu uit pure verveling galgje speel op een hoekje van mijn (lege) perkament, dat voor me op tafel ligt. En dat terwijl ik ook mijn best doe om Boris te negeren, die me de hele tijd pijnlijke porren in mijn buik geeft, alsof hij me eraan wil herinneren dat ik beloofd heb aantekeningen voor hem te maken. Meestal zakt hij met de hakken over de sloot voor een proefwerk omdat ik hem op de laatste knip nog even help met leren. Marlijn (een vriendin van mij) zegt dat het gewoon luiheid is, maar ja, Boris heeft háár nooit zijn grote geheim verteld.
Toen hij de moed vond om het mij te vertellen – want ik ben tenslotte zijn beste vriend – geloofde ik er in eerste instantie niets van. Ik schaafde mijn mening echter meteen bij toen hij het litteken liet zien wat hij eraan over had gehouden. Normaal gesproken zag je er niets van, omdat zijn haar er overheen hing. Het bleek dat hij een soort blokkade heeft als gevolg van een uit de hand gelopen Vergruizel-spreuk. Hij was pas 4 toen het gebeurde, maar zijn hersens en geheugen zijn permanent beschadigd en hij heeft het hele achtereenvolgende jaar in het Sint Holisto doorgebracht waar ze hem zo goed en zo kwaad op probeerden te lappen. Ik heb Boris moeten beloven dat ik niemand anders over zijn 'probleem' vertel, zelfs Conny en Marlijn niet.
Conny is het vierde lid van onze 'gang', zoals Marlijn ons groepje wel eens noemt. Ondanks het feit dat ze een volbloed is, heeft ze zo ongeveer haar hele leven in de Dreuzelwereld geleefd. Haar ouders waren als de dood dat Voldemort (de meeste mensen durven die naam nog steeds niet uit te spreken en noemen hem daarom 'Je-Weet-Wel', wat in mijn opzicht nogal belachelijk is) hen op zijn 'nog te doden'- lijst had staan en daarom probeerden ze zich te verstoppen. Conny was toen net 2 jaar. Dat vertelde ze ons tenminste.
Toen Marlijn op een goede dag (we zaten toen in het Eerste jaar) opgewonden op ons af kwam stormen met de mededeling dat ze een nieuwe vriendin had die we 'absoluut moesten ontmoeten', hadden Boris en ik allebei onze wenkbrauwen opgetrokken.
Natuurlijk, nieuwe vrienden maken is altijd leuk, maar het zou nóg leuker zijn geweest als het om een jongen ging. (Niet dat ik het over de nadelen van vriendschappen met meisjes zal hebben als Marlijn in de buurt is overigens, want ze is vastbesloten om dat taboe de kop in te drukken). Maar gezien het feit dat Marlijn ook een meisje is, is het eigenlijk niet meer dan logisch dat ze in de eerste plaats vriendschap sluit met andere meisjes.
Dat is de regel: jongens sluiten vriendschap met jongens en meisjes sluiten vriendschap met – je raadt het al – meisjes.
Marlijn is een uitzondering op de regel omdat ze geen vriendschap sloot met een meisje, maar met twee jongens. Dit was dus eigenlijk een kans voor haar om geen 'uitzondering' meer te zijn, en dat hoefde niet te betekenen dat ze ons meteen zou laten vallen. Niet dat Marlijn het erg vond om een uitzondering te zijn, nee, ze kon er zelfs wel om lachen en het werd haar bijnaam: 'De Uitzondering'. Tot op de dag van vandaag is dat geen steek veranderd.
In eerste instantie waren Boris en ik dus niet echt happig op die 'nieuwe vriendin', maar uiteindelijk haalde Marlijn ons toch over om dat mysterieuze 'nieuwe' meisje te ontmoeten.
Ik herinner me nog goed dat mijn hart een piepklein sprongetje maakte toen ik haar voor het eerst zag. Ze leunde nonchalant tegen de muur naast de wenteltrap die naar de meisjesslaapzalen leidde en zag nogal bleek. Marlijn holde voor ons uit en de twee meisjes omhelsden elkaar zonder duidelijke redenen. Ze lieten elkaar pas los toen wij ons bij hen voegden.
Meteen toen haar blik op mij viel, kleurde Conny's gezicht rood en sloeg ze haar ogen neer. En dat bleef zo. Terwijl Marlijn ons vrolijk voorstelde en Conny min of meer dwong om ons een hand te geven, deed ze haar mond niet één keer open en staarde ze de hele tijd naar de vloer. (Ik vroeg me de hele tijd af of ze daar geen verkrampte nek van kreeg). Het leek wel alsof ze vreselijk verlegen was.
De eerste twee weken na onze 'ontmoeting' praatte ze alleen tegen Marlijn. Als wij iets tegen haar zeiden of vroegen, kregen we stomweg geen antwoord. Toch verbeterde de situatie langzaam; toen Conny eenmaal doorhad dat ze ons kon vertrouwen, kroop ze uit haar schulp en bleek ze een hele aardige, gevoelige en gezellige meid te zijn. Het verklaarde waarom ik meteen een klik voelde tussen ons twee. En ik begon ook te begrijpen waarom Marlijn en Conny het zo goed met elkaar konden vinden; ze hadden ongeveer dezelfde persoonlijkheid, ook al is Marlijn veel brutaler en niet bepaald op haar mondje gevallen. Af en toe is het wel handig om een vriendin te hebben die brutaal uit de hoek kan komen, maar er zijn ook tijden dat we wensten dat het wat minder kon.
'Meneer Sortez! Neemt u ook nog de moeite om even op te letten of is uw tafelblad zo interessant dat u aan niets anders meer kunt denken?'
Ik schrik me een ongeluk als de strenge stem van Professor Anderling plotseling door mijn oren klinkt en wordt onmiddellijk uit mijn mijmeringen gehaald. De hele klas staart nu naar onze tafel en ik voel dat ik rood wordt.
Professor Anderling kijkt nijdig op me neer, met die adelaarsblik van haar. Het piepkleine zwarte brilletje dat ze volgens mij alleen maar voor de sier op heeft, glijdt bijna van haar neusbrug omdat ze voorover buigt.
Boris, die ook rood aanloopt, richt zich aandacht meteen weer op zijn eigen perkament met zijn eigen 'aantekeningen'. Hoewel ik niet zeker weet of je het wel aantekeningen kunt noemen; alles is over elkaar geschreven, zodat je nauwelijks iets uit elkaar kan houden. Boris heeft er een hekel aan als mensen naar hem staren, wat nogal vaak gebeurt omdat Professor Anderling de nare gewoonte heeft om elke les over zijn 'huiswerkprobleem' te beginnen.
'Meneer Sortez, krijg ik nog een antwoord?' vraagt ze gebiedend aan me, en ik zie dat ze een sluikse blik op mijn perkament werpt, waar – dat merk ik nu pas – hartjes op getekend staan. Snel leg ik mijn armen eroverheen, zodat ze het niet kan zien en doe een dappere poging tot een glimlach.
'Sorry professor, het zal niet weer gebeuren,' zeg ik zo vriendelijk mogelijk, als zij haar donkere wenkbrauwen optrekt. Snel wendt ik mijn blik af om niets te verraden en kijk de klas rond.
Een paar tafels voor de onze kijken Marlijn en Conny me vragend aan. Als mijn ogen recht in de kleine, grijze, nietszeggende ogen van Conny staren, slaat mijn hart een slag over.
Conny heeft echt prachtige ogen, ook al zeggen de meeste mensen van niet – achter haar rug om. Als ik er beter over nadenk, komt er paniek boven drijven. En de vraag die me nu al wekenlang teistert; 'Ben ik verliefd op Conny?'
'Doe niet zo gek, dat kan niet' wijs ik mezelf terecht. 'Ze is mijn beste vriendin. Als we verkering krijgen en dan uit elkaar gaan, kan dat onze vriendschap verpesten!'
Conny kan blijkbaar in mijn ogen lezen dat er iets mis met me is, want ze kijkt me nog meer vragend aan. Een beetje alsof ze zonder woorden probeert te zeggen: 'Is er iets mis?'
Snel verbreek ik het contact en staar weer naar mijn perkament (of liever gezegd, mijn armen, want die liggen er nog steeds bovenop) en merk tot mijn opluchting dat Professor Anderling weer naar haar bureau loopt. Boris geeft me opnieuw een por, maar omdat ik net op dat moment beweeg, raakt hij me niet onzacht in mijn ribben.
'Heb je gehoord wat Anderling zei? Je hebt Ravenklauw 5 punten gekost en als ze je nog eens betrapt op luieren in haar les, krijg je strafwerk.' Boris fluistert deze informatie op een heel samenzweerderig toontje in mijn oor, maar ik haal achteloos mijn schouders op. Professor Anderling heeft al heel wat leerlingen de kast opgejaagd door te dreigen met strafwerk, maar ik weet dat het er bijna nooit ook echt van komt. Eigenlijk is het dus gewoon regelrechte chantage.
'Wacht maar tot ik weer een 10 haal voor mijn huiswerk,' mompel ik terug naar hem vanuit mijn mondhoek, terwijl ik snel buk om een nieuw vel perkament uit mijn tas te halen en dat voor me op tafel leg. Met mijn vrije hand probeer ik mijn ribben een beetje te masseren, die nu pijnlijk kloppen, vooral de plek waar de elleboog van Boris er zo hard tegenaan is gekomen. Gelukkig trekt de pijn snel weer weg en ik concentreer me weer op de les. Of liever gezegd, ik probeer het.
Na 5 minuten ben ik het alweer zat en kijk ik opnieuw naar Conny, die zo wild aan het schrijven is dat de inktspetters alle kanten opvliegen. Marlijn, die naast haar zit en daar nu overduidelijk spijt van heeft, heeft een gezicht vol inktspetters en probeert wanhopig haar eigen aantekeningen van de verdrinkingsdood te redden. Voor zover ik het kan zien zonder succes.
Ik moet onwillekeurig glimlachen. Transfiguratie is Conny's slechtste vak, maar dat probeert ze te compenseren door zoveel mogelijk aantekeningen te maken. Uit de ogen van Professor Anderling leidt ik af dat ze wel kan waarderen, maar hellaas helpt het Conny niet om betere cijfers te halen.
Ter lange leste gaat eindelijk de bel die het einde van de les aankondigt. Professor Anderling geeft het schoolbord een tik met haar toverstok en onmiddellijk verschijnen er woorden die ons vertellen wat ons huiswerk is. Snel krabbel ik het neer op het stukje perkament waarop ik altijd mijn huiswerk schrijf, prop mijn spullen slordig in mijn tas, spring overeind en maak dat ik ervandoor kom. Boris, die vele langzamer doet en netjes op Marlijn en Conny wacht – zoals altijd – kijkt me even verbaasd aan, maar ik doe net alsof ik het niet zie. Ik storm als eerste de klas uit, langs een stomverbaasde Professor Anderling, die te verbaasd is om me tegen te houden. Ergens in de verte roept iemand mijn naam, maar ik kan niet horen wie het roept en het kan me eigenlijk ook helemaal niets schelen.
Ik weet dat ik vandaag verder geen lessen meer heb, en mijn huiswerk kan ik vanavond ook nog wel maken, dus heb ik zat tijd om de dingen eens even op een rijtje te zetten.
Morgen is het al Valentijnsdag en op de een of andere manier voel ik de dringende behoefte om Conny iets te sturen. Ik heb mezelf er ook al verscheidende keren op betrapt dat ik aan het bedenken was wat ik haar zou gaan geven. Ik wil haar ook graag iets geven, maar daartegenover staat dat als ik dat doe, Conny weet dat ik haar misschien wel leuk vind. En ik wil haar als gewone vriend niet verliezen!
Opnieuw zucht ik diep en ren verder door de nog uitgestorven gang. Door de ramen die ik passeer schijnt een helder Februari zonnetje en opeens krijg ik een geniale ingeving. Ik versnel mijn pas zodat ik bijna sprint, zodat alles wat ik van het kasteel zie grijze muren en schimmige gedaantes zijn. Tot mijn opluchting kom ik geen één leraar tegen en doordat de gang bijna uitgestorven is, kan ik zonder moeite door het kasteel manoeuvreren, totdat ik uiteindelijk de voordeuren heb bereikt.
Als ik het veld dat naar Hagrid's huisje leidt opren, spoelt er een golf van kalmte over me heen. Een koud briesje streelt langs mijn wangen en de zonnestralen schijnen vrolijk op me neer. Om me heen kijkend kan ik al snel stellen dat er op dit moment geen Verzorging van Fabeldieren wordt gegeven, want er zijn geen andere leerlingen buiten. Het enige geluid dat ik hoor is zacht vogelgezang en een knal die uit het kasteel lijkt te komen.
Waarschijnlijk betekend dat dat er weer eens een ketel is ontploft. Sinds Zonko's fopmagazijn die dingen geïntroduceerd heeft, is het niet meer zo vreemd dat er tijdens elke les toverdranken minstens één ketel ontploft. De leraar Toverdranken, professor Sneep, een man van in de 40 met een tanige huid, lang, slordig, ongewassen zwart haar (vorig jaar hebben Boris en ik hem voor de grap een kerstpakket gestuurd dat bestond uit shampoo en crèmespoeling. Zijn gebrul was zelfs in onze leerlingenkamer te horen en enkele minuten later zagen we hoe ons 'cadeautje' langs ons raam naar beneden zeilde) en een rare haakneus, in een poging om het te laten stoppen, liet de een naar de ander nablijven – nu ook nog – maar het helpt geen steek. Volgens Boris is hij niet slim genoeg om de oorzaak van de ontploffende ketels na te gaan en gaat hij liever voor de snelle afhandeling.
Blij dat ik op dit moment veilig buiten ben, en niet in een kerker met een laaiende Sneep, hol ik het veld over, dat nog dat is van de regen die tot een paar minuten geleden neerviel.
Als ik bij Hagrid's huisje aankom, blijkt die verlaten te zijn. Hagrid is helemaal nergens te bekennen, wat eigenlijk ook maar een geluk is, want anders wil hij dat ik weer thee met hem ga drinken. Er staan wel enkele lege theekopjes (die meer op emmers lijken) opgestapeld op de waterton die vlak naast de deur van het huisje staat.
Zou hij net bezoek hebben gehad? Vraag ik me af, En waar is hij nu?
Heel even kijk ik naar het verboden bos, net op het moment dat de zon achter een wolk verdwijnt. Een donkere schaduw valt over de voorste bomen en laat het donker ertussen er nog enger uitzien. De rillingen lopen over mijn rug als ik eraan denk wat voor beesten er allemaal wonen. Vorig schooljaar waren ik,Conny en Boris en de rest van onze klas er geweest omdat we door een mislukte verplaatsingsspreuk in het Verboden Bos terecht kwamen. (De leraren zijn er nog steeds niet achter gekomen hoe dat eigenlijk kwam) En voordat we uiteindelijk gered werden door een furieuze Hagrid, stonden de centauren – die we per ongeluk tegen het lijf liepen terwijl we een poging deden om een uitweg te vinden – op het punt om ons te doorzeven met pijlen en dood te trappen met hun hoeven. Sindsdien durft niemand uit ons jaar ook maar één voet meer in het verboden bos te zetten, tot grote teleurstelling van Hagrid,die zich niets aan lijkt te trekken van alle gevaren die daar lonken.
'Doe wat je niet laten kunt' mompel ik zacht tegen mezelf, alvorens naar de achterzijde van het kleine huisje te sluipen, waar mijn favoriete verstopplek is. Het is zo geheim dat zelfs Hagrid er niets van af weet. Eigenlijk is het ook niets meer dan een plekje onder het raam, maar dat hoeft toch ook niemand te weten?
Zo snel en stil mogelijk sluip ik om de hoek van Hagrids' huisje heen als ik er ben aangekomen. Hagrid zelf is nog steeds nergens te bekennen, en aan de grote voetstappen in het vochtige gras te zien is hij het verboden bos in gelopen. Liever hij dan ik, denk ik tevreden en meteen daarna vallen mijn ogen op Hagrids' rozen-tuin, met prachtige, maar ook enorme rozen. De stelen zijn 40 centimeter lang en doornvrij, de kroonblaadjes zijn prachtig donderrood gekleurd en ze verspreiden een heerlijke geur, bijna parfumachtig. Terwijl ik ze (van een afstandje) sta te bewonderen, komt er een gek idee bij me op: Als ik er nou eentje steel en die aan Conny geef? Ik weet dat ze dol is op bloemen.'
Ja, het perfecte cadeautje, maar hoe krijg ik er een te pakken zonder betrapt te worden? Hagrid kan ieder moment terug komen, volgens mijn horloge is het bijna tijd voor de lunch. Ik kan hem makkelijk zien aankomen van mijn positie.
Met bonkend hart kijk ik van de tuin naar het verboden bos. Nog steeds geen spoor van Hagrid te bekennen. Het is nu of nooit.
Na nog een snelle controle van de omgeving om te kijken of er nog iemand is die me kan zien,schraap ik al mijn moed bij elkaar, schiet naar de tuin, ruk snel een roos uit de grond (met wortels en al), dicht het gat zo goed mogelijk met ander zand uit de tuin totdat het er weer een beetje normaal uitziet, ren terug door het zand en wis mijn voetsporen met een zwaai van mijn toverstok. Als ik weer ben aangekomen bij mijn veilige,geheime plaatsje, hap ik naar lucht en bekijk de roos. Hij is niet aangetast door de ruwe behandeling en ziet er nog net zo mooi uit als toen hij nog in de tuin stond. Ik voel dat ik een grote grijns op mijn gezicht krijg als ik hem bekijk. Áls ik het zou aandurven om Conny te vragen of ze mijn vriendin wil zijn, dan zou ik vast en zeker deze roos ook geven. De parfumachtige geur is niet helemaal mijn stijl, maar wel heerlijk en een beetje hypnotiserend. Heel even blijf ik daar gehurkt zitten, starend naar de bloem en genietend van de heerlijke geur die zich over me heen spoelt. Dan realiseer ik me dat dit geen gewone rozen zijn, dit zijn rozen gemaakt door Hagrid. Hij heeft er vast het een of ander mee gedaan.
Dan klinkt er in de verte een luid geblaf en ik wordt weer uit mijn trance gehaald. Die blaf herken ik uit duizenden; het is Muil, de grote wolfshond van Hagrid. Man, ik ben al sinds de eerste dag dat ik hier op Zweinstein kwam als de dood voor dat beest. Hij heeft reusachtige tanden,reusachtige poten en. Hagrid heeft vanaf het begin verzekerd dat Muil geen vlieg kwaad doet, maar ik ben nog steeds niet overtuigd.
Moeizaam slik ik even en krabbel in paniek overeind. Dat geblaf komt uit de richting van het Verboden Bos. Ik had gelijk toen ik dacht dat Hagrid daar zou uithangen! Zo snel mogelijk steek ik de lange roos in mijn tas, draai me om en maak dat ik ervandoor kom, zonder de moeite te nemen om te controleren of Hagrid er wel echt aan komt. Opnieuw gaat alles in een waas voorbij en voor ik het weet, laat ik me happend naar lucht op mijn bed vallen.
Door het raam kan ik Hagrid's huisje nog net niet zien, maar ik zie wel dat er een gedaante op een drafje over het veldje holt, alsof hij of zij in paniek is. Het is vast Hagrid, want wie anders kan daar op dat moment zijn? Godzijdank heeft hij me niet gezien, dus hij zal nooit weten wie er in zijn tuin heeft gezeten. Hoe lang zou het duren totdat een leraar gaat controleren wie er buiten geweest is? Ik blijf doodstil liggen en mijn hart klopt in mijn keel – ik weet niet of dat komt door de vermoeidheid of van angst – terwijl ik luister of er een leraar de leerlingenkamer van Ravenklauw in komt. Mijn horloge vermeld dat het nauwelijks 3 uur 's Middags is, en de meeste leraren zullen wel les aan het geven zijn, maar toch, het kan zomaar.
In stilte passeren er 15 minuten en langzaam maar zeker kalmeer ik weer een beetje. Risico's nemen is leuk, maar ook bloedstollend. Je bent telkens bang dat je betrapt gaat worden. Deze keer heb ik dus geluk gehad.
Langzaam laat ik me van mijn bed afglijden en buig me over mijn tas, waar de roos nog steeds in ligt. Eigenlijk is het een wonder dat hij erin gepast heeft, en ik moet hem in leven zien te houden. Voorzichtig, om hem niet te breken, til ik de roos van mijn Verweer tegen de Zwarte kunsten boek af en bekijk hem voor de zoveelste keer zorgvuldig. De donkerrode blaadjes steken af tegen de tegenoverliggende grijze muur waar ik nu tegenaan kijk en ik besef dat ik hem goed moet opbergen, iets wat niet zo moeilijk is. Met een simpele spreuk die ik toevallig een keer vond in een boek uit de bieb, zorg ik ervoor dat hij 24 uur per dag van water wordt voorzien en leg hem op een veilige plek in mijn hutkoffer. Om niet nog verdachter te lijken, pak ik mijn tas weer op en loop de wenteltrap af.
De leerlingenkamer van Ravenklauw is niet zo vol, maar mijn vrienden zijn er wel. Boris leunt met één elleboog op de tafel,terwijl hij met zijn andere hand pogingen doet om te beginnen aan wat lijkt op huiswerk voor Geschiedenis van de Toverkunst,terwijl Marlijn en Conny een spelletje Toverschaak spelen. Als ik dichterbij kom, zie ik nog net hoe Marlijn's toren een paard van Conny van het bord sleept.
'Hallo jongens!' zeg ik, zo nonchalant mogelijk,terwijl ik me op een lege stoel nestel vlak naast de meisjes, die allebei opkijken en daardoor niet zien hoe Conny's ridder Marlijn's enig overgebleven toren om zeep helpt.
'Hey Luka', groet Marlijn me kalm. 'Je ziet er moe uit. Komt zeker van die marathon die je gelopen hebt om stoom af te blazen van de les.'
'Wat ze eigenlijk bedoeld te zeggen is,' zegt Conny een beetje ongeduldig,terwijl ze met haar ogen rolt, 'is: Waarom liep je zomaar weg toen de les afgelopen was? Ik dacht dat je Boris beloofd had hem te helpen!'
Haar ogen staan een beetje boos en ik voel dat ik opnieuw rood wordt. Dat verklaard wel dat iemand mijn naam riep voordat ik ineens 'verdween'. Boris kijkt nijdig op van zijn huiswerk zodat hij zich ook in het gesprek kan mengen. Ik krimp een beetje ineen onder zijn woedende blik.
'Het spijt me' piep ik uiteindelijk, 'Geef maar hier, ik help je nu wel. Al het saaie geneuzel van Kist zit nog vers en fruitig in mijn hoofd!'
'Dat mag ik hopen voor je,' zegt Boris boos,'Want morgen moeten we dit inleveren, weet je nog? Je had me al de hele week beloofd om te helpen, maar daar zie ik niets van! Nu krijg ik het nooit meer af!'
'Het spijt me,' herhaal ik, in een poging een boze preek te voorkomen en ik haal mijn eigen veer snel uit mijn rugzak. Voordat hij nog iets kan zeggen, gris ik het perkament van tafel en lees het door. Er zijn 5 zinnen opgekrabbeld. Ja, dat is nou Boris ten voeten uit.
Het werk van een goede vriend is nooit gedaan,' denk ik terwijl ik het perkament op tafel leg, me eroverheen buig en doe alsof ik het nog eens kritisch doorlees.
'Dit is eigenlijk nog niet eens zo slecht. Je was op de goede weg,' praat ik door als ik vanuit mijn ooghoeken zie dat Boris zijn mond weer open wil doen. 'Het enige punt is, dat je wat dingen bent vergeten,' Boris trekt verdwaasd zijn wenkbrauwen op.
'Ik schrijf het wel even voor je op, dan kun je het overschrijven.' Meteen begin ik in alle haast te schrijven, en net als bij Conny vliegen de inktspetters alle kanten op. Achter me hoor ik Conny lachen en Marlijn schreeuwen, maar tijd om ernaar te luisteren heb ik niet.
In gedachten ben ik nog steeds bij Hagrid en de gestolen roos. Ik probeer expres niet naar Cony te kijken,tenslotte heb ik nog steeds niet besloten of ik haar die roos nu wel of niet wil geven. Boris zegt niets terwijl ik schrijf, maar als ik vanuit mijn ooghoeken naar hem kijk, zie ik de bekende bewondering in zijn ogen. Als ik klaar ben met schrijven overhandig ik hem zijn eigen stuk perkament, dat nu helemaal vol geschreven is en veeg een klodder inkt van mijn kin.
'Als je dit nu overschrijft, weet ik zeker dat je minstens een 7 haalt,' is mijn enige commentaar. Boris zegt niets, geeft me een dankbare blik, pakt een leeg stuk perkament en begint te schrijven, een stuk rustiger dan ik deed.
Tevreden dat ik een ruzie heb voorkomen, berg ik mijn veer weer op en draai me om zodat ik de meisjes kan zien. Ze zitten helemaal onder de inktspetters en kijken niet al te blij,terwijl ik mijn best doe om mijn lachen te verbergen. Marlijn's hele gezicht lijkt bedekt te zijn met inkt, alleen haar kastanjebruine ogen zijn nog zichtbaar. Conny's gezicht zit ook onder, maar lang niet zo erg als Marlijn. Haar hele gewaad is bedekt met blauwe vlekken, die ze er verwoed vanaf probeert te vegen.
'Dat is al de tweede keer vandaag! Jullie zijn echt ONMOGELIJK!' brult Marlijn uiteindelijk na 3 stille minuten. En voordat iemand ook maar iets kan zeggen of doen, springt ze overeind, duwt een groepje langskomende Eerstejaars opzij en holt naar de meisjesslaapzalen. Conny en ik kijken elkaar 5 seconden aan, voordat we uiteindelijk in lachen uitbarsten. De hele tijd staar ik in haar ogen, die sprankelen van pret en voel dat ik met een groter dilemma zit dan ik eerst dacht. Achter me hoor ik Boris grinniken.
'Daar gaat onze drama-queen,' zegt hij,duidelijk luidend op Marlijn,die allang verdwenen is en Conny lacht.
'Ze beseft zelf niet hoe erg ze eigenlijk is,' zegt ze vrolijk.'Oh ja, en Luka, je hebt een veeg inkt op je neus,' voegt ze er snel bijaantoe,terwijl ze zich weer omdraait en het aanwijst bij haar eigen neus. Ik voel dat mijn wangen beginnen te stomen en sla gauw mijn ogen neer als Conny me nogmaals speels aankijkt.
'Ik wil je wel helpen om het schoon te krijgen,' zegt Boris hoopvol,zijn toverstok de lucht in stekend, maar ik pass meteen.
'Laat het me zelf maar doen,' zeg ik half lachend, 'Want ik weet nu al dat jij deze spreuk nog niet onder de knie hebt..' Met een zwaai van mijn toverstok ben ik weer brandschoon. Nu is het Boris' beurt om knalrood te worden en hij laat zijn veer vallen. Heel even flitst mijn blik naar zijn perkament. Tot mijn opluchting blijkt hij klaar te zijn met overschrijven. Conny lacht ook en ik voel hoe mijn hart smelt. Een gevoel dat ik absoluut niet wil krijgen als ik naar een van mijn vrienden kijk. Mijn goede humeur dropt zo snel dat ik me erover kan verbazen.
De rest van de dag gebeurt er niets bijzonders, als je niet meetelt dat Foppe tijdens het avondeten een slagroomtaart op de leraarstafel liet vallen in een poging om grappig te zijn. Het resulteerde in een leraarsklopjacht door het kasteel, onder het toeziend oog van de leerlingen.
'Man, wat waren de leraren pissig,' grijnst Boris,terwijl hij en ik samen onze slaapzaal in lopen, druk napratend over wat er is gebeurd daarstraks. We praten er zelfs nog over door als we ieder in ons eigen bed kruipen, maar al gauw is Boris diep in slaap en ben ik alleen met mijn gedachten.
