Afgezonderd
Het was al vreselijk laat en in de leerlingenkamer van Ravenklauw waren maar een handjevol leerlingen meer aanwezig. Een paar vijfdejaars hadden net hun laatste SLIJMBAL-examen – Verweer tegen de Zwarte Kunsten – achter de rug en vierden dat met een luidruchtig potje Knalpoker. Ze negeerden de geërgerde blikken die ze toegeworpen kregen van het groepje derdejaars dat nog zat te studeren voor hun laatste examen de volgende ochtend.
Door een van de openstaande ramen van de leerlingenkamer vloog een grote, bruine bosuil naar binnen. De vogel landde in het midden van de tafel waaraan de derdejaars zaten en deed hen opschrikken. Hij draaide zijn kop in het rond, op zoek naar de bestemmeling van de brief aan zijn poot, en hupte toen naar een magere jongen met stroblonde haren.
De jongen zou de uil uit de duizend herkend hebben, zelfs zonder de karakteristieke witte vlek op zijn linkervleugel. Zijn vaders uil. Misschien een briefje om hem succes te wensen met zijn examen van morgen? Zijn vader wist dat hij de volgende dag examen zou hebben. Hij maakte de brief los van de poot van het beest, dat meteen weer naar buiten vloog. Blijkbaar verwachtte zijn vader geen antwoord.
De blonde Ravenklauw vouwde het stuk perkament open en las de woorden die zijn vader in zijn nette, strakke handschrift had geschreven. Hij voelde hoe de kleur langzaam uit zijn gelaat wegtrok.
"Barto, is alles in orde?" vroeg een meisje met sluik rood haar in een paardenstaart. Hij keek op naar haar en zag de bezorgde blik in haar ogen.
"Ja, alles oké," zei hij ontwijkend, terwijl onder tafel zijn vuist zich om het stuk perkament balde.
Hij richtte zijn blik weer op het Transfiguratieboek dat opengeslagen voor hem op tafel lag en ging verder met studeren. De woorden op het papier voor hem vormden echter geen zinnen meer. Enkel de inhoud van de brief spookte door zijn hoofd. Hij beet op zijn onderlip en probeerde de emoties te verdringen, maar hoe meer moeite hij deed om niet aan de inhoud van de brief te denken, hoe minder succesvol zijn pogingen waren.
Uiteindelijk stond hij op en liep hij de leerlingenkamer uit.
"Waar ga je heen?" vroeg een jongen met ravenzwarte haren.
"Bibliotheek," noemde hij de eerste plaats die in zijn hoofd opkwam.
Hij hoorde niet meer hoe de jongen hem nariep dat die op dit uur niet meer open was.
Barto Krenck was helemaal niet van plan om naar de bibliotheek te gaan. Hij had zijn eigen plekje op Zweinstein waar hij heenging als hij alleen wilde zijn. Het was een kamer op de zevende verdieping, die enkel verscheen als je iets bepaalds nodig had. Hij had de kamer ontdekt toen hij gezien had hoe een zevendejaars ze had opgeroepen door een paar keer heen en weer te lopen en ondertussen woorden te mompelen. Een paar dagen later was hij teruggegaan om het zelf te proberen. Het had even geduurd vooraleer het hem gelukt was, maar nu was de kamer een toevluchtsoord voor hem geworden.
Met de brief van zijn vader nog steeds in zijn hand geklemd haastte hij zich door de gangen van het kasteel. Hij liep drie keer heen en weer in de gang op de zevende verdieping en opende zonder aarzelen de deur die verscheen.
De kamer was gezellig ingericht. Een beetje somber van sfeer, maar dat paste het best bij de stemming waarin hij was wanneer hij hier naartoe kwam. Er waren een paar comfortabele zetels waarin hij kon wegkruipen en die hem leek te omarmen. Verder stond er een eenvoudig boekenrek dat gemaakt was van opeengestapelde kratten van mede. Een paar kaarsen verspreidden een warme gloed, maar hielden het vertrek schemerig. Het eerste wat hem opviel toen hij binnenkwam, was dat de kleuren, die normaal hoofdzakelijk blauw waren, nu naar de groene kant gingen. Hij besteedde er niet echt aandacht aan. Hij wist dat de kamer kon veranderen en of het nu groen of blauw was, maakte voor hem niet zoveel uit.
Hij ging op zijn favoriete plekje in een fauteuil zitten en streek het stuk perkament dat hij vasthad, glad om de brief te herlezen. Tegen beter weten in hoopte hij dat hij het verkeerd begrepen had, dat er niet geschreven stond wat hij had gedacht dat er stond. Maar het stond er, zwart op wit.
Barto,
Het is erg druk op het Ministerie. Kan geen vakantie nemen. Griekenland zal voor volgend jaar zijn.
Je vader.
Niet eens een verontschuldiging, niet eens een 'veel succes met je examen morgen', hij had niet eens de tijd genomen om volzinnen te schrijven. Al drie jaar beloofde Barto Krenck Senior zijn zoon een reisje naar Griekenland, al drie jaar had hij de hele zomer moeten werken. Toch had Barto gehoopt dat het er dit jaar wel van zou komen. Opnieuw werden zijn verwachtingen de grond in geboord.
De letters van zijn naam vervaagden toen een enkele traan op het perkament viel. Een snik die niet van hem afkomstig was, deed hem beseffen dat hij niet alleen was.
