Inleiding

Ik schrijf deze fanfic naar aanleiding van het liedje '24' van 'Jem'. Het gaat over de laatste dag, de laatste 24 uur van Anne Boleyn. Als alles volgens plan verloopt zal het verhaal acht hoofdstukken hebben die terugblikken op haar leven en vooruit kijken naar de toekomst, uit Annes oogpunt. Het verhaal begint om 9 uur op 18 mei, 1536 en eindigt exact 24 uur later: om 9 uur op 19 mei, 1536. Ik zal proberen om me zoveel mogelijk aan de (datum)feiten te houden, maar uiteindelijk is het fan-fiction: fictie dus en niet waar gebeurd.
Wat de leeftijdsgrens betreft: hier en daar worden grovere woorden gebruikt die ik niet geschikt acht voor jongere kinderen (Anne is niet bepaald vriendelijk als ze aan Jane Seymour refereert bijvoorbeeld), lezen is dus op eigen risico. Kom niet bij mij klagen dat ik jullie tere, onschuldige kinderzieltjes beschadigd heb *kucht* =']

Voor degenen die de laatste maanden onder een grafsteen geleefd hebben en nooit van de Tudors gehoord hebben: Anne Boleyn (vermoedelijk geboren in 1501) was de tweede vrouw van Henry VIII. Ze was voor krap drie jaar koningin van Engeland (na hem zeven jaar aan het hof gemaakt te hebben) en ze was onder andere (een van) de oorzaken van de scheiding van de Engelse kerk van Rome en de scheiding tussen Henry VIII en Catherine of Aragon. Op de ochtend van 19 mei 1536 werd Anne onthoofd.
Amen.

Veel plezier met lezen.


Proloog

Been given 24 hours
to tie up loose ends, to make amends
His eyes said it all
I started to fall and the silence deafened
Head spinning round, no time to sit down
Just wanted to run and run and run
Be careful they say, don't wish life away.
Now I've one day
And I can't believe
How I've been wasting my time


Hoofdstuk 1

In 24 hours they'll be laying flowers on my life, it's over tonight
I'm not messing no I need your blessing and your promise to live free
Please do it for me

18 mei 1536 : 9.00 – 10.57

'Het spijt mij om u te moeten vertellen dat uw executeur opnieuw verlaat is. Uw executie zal worden uitgesteld tot negen uur morgenochtend.' Ik had meneer Kingston vol ongeloof aangestaard toen hij mij voor de tweede keer kwam vertellen dat mijn executie uitgesteld zou worden. Ik was op mijn knieën gevallen en had het idiote idee geopperd dat de koning mij wilde sparen, dat dit alles slechts een goed geleerde les zou blijken zijn.

De heer Kingston had mij slechts meewarig aangekeken en nogmaals zijn excuses aangeboden, voordat hij achteruitlopend de kamer had verlaten en de deur weer op slot had gedraaid. Ik had verslagen op mijn knieën op de vloer gezeten: de rode mantel rustte zwaar op mijn schouders, de make-up opeens te nadrukkelijk aanwezig op mijn gezicht. Ik hoorde mezelf nog smeken en ik voelde opnieuw de klap van de wetenschap dat ik echt onthoofd zou worden. Het was alleen maar uitstel van executie, geen afstel.

Buiten hoorde ik de klok negen uur slaan. Negen uur. Ze hadden me nog één dag gegeven, nog één dag om te bedenken wat ik nog niet bedacht had. Om nog vierentwintig uur van mijn broer en mijn 'minnaars' – mijn brein gruwelde over het woord, ze waren vrienden geweest, nooit minnaars. Nooit! – te houden, voordat ik me in de eeuwigheid bij hen zou voegen.

'Vierentwintig uur.' Ik fluisterde de twee woorden voor me uit en kwam langzaam overeind vanuit mijn geknielde houding. Een van mijn hofdames snelde naar voren en legde een ondersteunende hand onder mijn elleboog. Ooit zou ik die handeling tot onbeschoft verklaard hebben, maar nu vond ik het alleen maar vriendelijk. Het was ongelooflijk hoeveel er veranderd was in minder dan een maand tijd. De ene dag was ik nog koningin geweest, in de bloei van mijn leven, en nu zat ik in de Tower of London, klaar om onthoofd te worden.

De hofdame naast me boog. 'Majesteit?' Ik draaide vragend mijn hoofd haar richting op en legde vriendelijk mijn hand onder haar kin. Voorzichtig kantelde ik haar hoofd omhoog zodat ik haar in de ogen kon kijken. Ik herkende de donkere Boleyn-ogen van mijn nichtje: Catherine. Ik glimlachte vriendelijk.

'Catherine. Ik blijf me maar verbazen over hoe mooi je bent geworden. Een ware Boleyn-schoonheid.' Ze glimlachte en maakte een kleine reverence. Hoewel ik aangedaan was door haar beleefdheid, deed ik het af met een wuiving van mijn hand. 'Laat dat maar achterwege. Over drieëntwintig uur en drieënvijftig minuten ben ik een lichaam in twee delen.' Ik giegelde als een klein meisje om de geschokte uitdrukkingen van mijn hofdames. 'Kom nou, in mijn laatste uren mag ik toch wel voor één keer nog lachen? Als ik mezelf ooit nog wil bespotten dan moet het nu.'

De dames glimlachten onzeker, meer uit beleefdheid dan uit overtuiging, maar dat interesseerde me niet. Hier en nu waren we allemaal gelijken. Ik was geen koningin meer, ik was alleen nog maar Anne Boleyn: een vrouw die ter dood veroordeeld was. De hofdames die hier waren, waren hier enkel uit vrije keuze, uit loyaliteit, omdat ze mij wilden dienen. Niet omdat het moest, ze waren vrij om te gaan, mochten ze dat verkiezen.

Met vaardige vingers – het was een beweging die ik al twee keer te veel gemaakt had – gespte ik de rode, met bont afgezette mantel los. Catherine pakte hem van me aan voordat ik hem zelf op bed kon leggen. Ik glimlachte geamuseerd en maakte de ketting los die om mijn hals hing en verwijderde vervolgens mijn oorbellen. Opnieuw stonden er hofdames klaar voordat ik zelfs ook maar een stap richting het sieradenkastje kon zetten.

Bevrijd van de last van de zware mantel en in niet meer getooid dan een simpele jurk – mijn doodsjurk noemde ik hem in gedachten, aangezien ik in deze jurk zou sterven – voelde ik me verrassend opgelucht. Alsof de mantel en sieraden hadden gestaan voor de druk van de komende executie die op mijn schouders rustte en alsof ik nu voor even was verlost van die druk.

Drieëntwintig uur en zesendertig minuten, het was een eeuwigheid als je dacht dat je vierentwintig minuten geleden al gestorven zou zijn. Nog een eeuwigheid opgesloten in deze toren. Terwijl ik naar het raam liep, besefte ik dat ik ooit vrij was geweest om me overal in deze toren te bewegen. Nu was ik niets meer dan een simpele gevangene. Ik zou nooit meer iets anders zien dan deze muur die ons in een cirkel omringde en het uitzicht dat dit ene raam bood. Niets anders dan de weg van de toren naar het schavot. Ik zou Hever nooit meer zien, nooit meer door de velden rennen. Ik zou nooit meer dansen in de troonzaal en lachend in de armen van de koning vallen.

De koning. Zou hij vannacht slapen in de armen van de hoer Jane Seymour? Zou hij nu kussen in haar gouden haar drukken, zoals hij kussen in mijn haar had gedrukt? Zoals hij kussen in Catherines, Bessies en Marys haar had gedrukt? Mijn maag draaide om bij het idee alleen al. Zoals ik Henry had afgepakt van Catherine, zo had Jane zich tussen mij en mijn koning gewurmd. De teef, de vuile, loopse Seymour-teef.

Nijdig draaide ik me weg bij het uitzicht, in de hoop dat iets in de kamer mijn aandacht van Jane zou kunnen afleiden. Een deel van mijn hofdames was verwikkeld in een kaartspelletje. Hoewel dames zich niet zouden moeten laten betrappen op het spelen van gokspelletjes, wisten we allemaal dat niemand dit vermaak hier nog verder zou vertellen. Zeker ik niet. Ik glimlachte om de ironie van die gedachte en liep hun kant op.

Ze bogen allen het hoofd toen ik tussen hen in kwam zitten. 'Waar spelen jullie om?' vroeg ik terwijl ik het spel bestudeerde. Een van de hofdames wees mij op de sieraden die op het midden van de tafel lagen. Ik knikte en stond op om zelf wat van mijn sieraden te pakken. Na morgen zou ik ze toch niet meer nodig hebben. Opnieuw was Catherine mij voor: ze had mijn sieradenkistje al in haar handen.

Ik keek van de open laatjes naar haar gezicht. 'Welke vind jij het mooist?' vroeg ik haar, waarop zij mij verbaasd aankeek. Ik knikte haar bemoedigend toe en ze draaide het kistje om in haar handen, zodat de laatjes op haar gericht waren. In het begin van een geamuseerde glimlach krulden mijn lippen zich omhoog. Ik pakte het kistje van haar aan zodat zij rustig kon kijken en wachtte af.

De minuten – ze voelden als een lading stenen die zich opstapelden op mijn schouders: nog tweeëntwintig uur en zesenvijftig minuten – tikten langzaam weg. Catherine pakte onzeker enkele sieraden op en legden ze allemaal weer terug. Uiteindelijk koos ze een uit goud geslagen medaillon met het wapen van de Tudors erin gegraveerd. 'Deze, majesteit,' fluisterde ze terwijl ze een onzekere reverence maakte.

Ik knikte. 'Goed, je kan het houden, zodat je nooit vergeet wie je tante was. Koningin van Engeland, verbonden aan het geslacht van de Tudors. Weet wie je nichtje is: Elizabeth Tudor.' Catherine keek me overdonderd aan en boog toen zo diep dat ze bijna op de grond zat.

'Mijn dank is eeuwig.'

Ik lachte luid en gooide mijn hoofd in mijn nek. 'Mijn eeuwigheid begint morgen.' Opnieuw keken mijn hofdames me geschokt aan. Ik legde een hand over mijn mond terwijl ik een lachje smoorde. 'Sorry, laten we gaan kaarten.' Ik voegde me opnieuw bij mijn hofdames en legde een dure broche op tafel.

'Majesteit, dat kunnen we niet accepteren, dat is meer waard dan onze hele inzet bij elkaar.' Catherine kwam naast mij zitten en legde enkele muntstukken op tafel. Ik glimlachte en begon de kaarten te schudden.

'Morgen is het niks meer waard en verdwijnt het in de toch al overvolle schatkist van de koning. Ik weet zeker dat ik jullie er gelukkiger mee kan maken,' wees ik mijn hofdames terecht. Zonder op verder commentaar te wachten begon ik de kaarten uit te delen. Onwillekeurig vroeg ik me af hoe vaak ik dit al niet gedaan had: een spelletje om de zinnen te verzetten.

Met een schok van verdriet realiseerde ik me dat ik George en de rest miste. Ik miste hun gelach, hun liefdesgedichten, hun aandacht, hun muziek, hun vriendschap. Om preciezer te zijn: ik miste hun aanwezigheid. Plotseling doodmoe wreef ik met mijn duim over de achterkant van de kaarten. Mijn blik viel op de tekst die erop stond: 'Queen Anne: the Most Happy'.

De gelukkigste. Was ik ooit de gelukkigste geweest? Ik was gelukkig geweest toen ik een jonge Henry in de ogen keek en opslag verliefd werd, maar de gelukkigste? Ik dacht aan Mary die met een onbetekenend man was getrouwd, maar waarschijnlijk vele malen gelukkiger was dan ik ooit geweest was. Zij was vrij en ik zou sterven voor mijn volk. Dat niet eens, ik zou sterven omdat Henry een nieuwe teef had gevonden die hij wel kon dekken.

Langzaam deelde ik de laatste paar kaarten uit. 'Vinden jullie mij een hoer?' Het was niet dat ik in onwetendheid geleefd had. Ik wist heus wel hoe het volk mij noemde, dat ze me een heks en een hoer vonden. Dat ze vele malen meer van Catherine hadden gehouden dan van mij. Dat ze Catherine nog steeds als de enige ware koningin van Engeland zagen, ook al was ze al ruim vier maanden dood. Vanaf morgen mochten we onze strijd uitvechten in de hemel, bedacht ik ironisch.

'Majesteit!' riep Catherine geschokt uit. Catherine, vernoemd naar de koningin door mijn malle, lieve zuster. 'U heeft nooit met iemand anders het bed gedeeld dan met de koning, hoe zou iemand u een hoer kunnen noemen? Het volk is gewoon jaloers.'

Ik glimlachte wrang. 'Je bent te goed voor je tante, Cath,' antwoordde ik en ik gooide een kaart op tafel. De andere hofdames stemden echter met haar in: zij vonden mij wel een goede koningin, in tegenstelling tot wat wie dan ook beweerd had. Uiteindelijk knikte ik met een milde instemming. 'Goed, misschien hebben jullie wel gelijk.'

Die woorden leken hen op te luchten en de hofdames droegen snel een nieuw onderwerp aan, bang dat ze mij – of de koning – zouden beledigen. Hoewel het volgende onderwerp niet half zo interessant was (de exacte kleur van mijn doodsjurk en dat die geweldig bij mijn ogen kleurde), wist ik wel beter dan het onderwerp terug te brengen op mijn (ex-)positie.

Ik wilde niet dat een van deze vrouwen ooit beschuldigd zou worden van verraad om dingen die nu in de Tower gebeurde en gezegd werden. Ik wilde niet dat ook nog maar één iemand ook maar één minuut zou lijden door mijn bestaan, ongeacht of ik daar direct schuldig aan was of niet.

'Rust in vrede, mijn vrienden, mag Jezus Christus jullie ziel hebben,' mompelde ik voor me uit en ik sloeg snel een kruis. Mijn hofdames herhaalde de belofte en handeling zonder vragen te stellen. Daar bewezen ze opnieuw mee dat zij mij nog steeds als hun koningin zagen en mij zo zouden blijven zien tot mijn hoofd morgen zou rollen.

Nog tweeëntwintig uur en drie minuten.