HOOFDSTUK 1

Tommy de Supermuis

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Het is een zonnige dag. Ze vogels fluiten, blaadjes ritselen in de zachte wind en een konijntje maakt zich even verderop uit de voeten.

Ik kijk uit het raam. Was ik ook maar buiten. Maar nee, dat mag ik niet. Gregor was weer in een verschrikkelijke bui geweest en had de deur op slot gedaan.

Ach ja, wanneer was hij eens niet in een slecht humeur. Hij deed altijd al bot en afstandelijk tegenover mij.

Zelfs nog botter dan tegenover alle andere kinderen in het tehuis De Kindervriend.

Kindervriend ja. Nou, zo kindvriendelijk is het hier niet. Het is hier donker, ongerieflijk en heeft geen enkel spoor van technologie in de ruimtes waar wij mogen komen.

Ik zou zo graag ooit eens naar een tekenfilm kijken waar de rest van de school naar keek. Gregor heeft er wel een televisie, maar die is van hem.

Wij mogen er niet aan zitten laat staan er naar kijken. Op school hadden ze er wel een, gelukkig. Dus soms zag ik wel wat. Naar school gaan vind ik het leukste van de dag. Zelfs al heb ik er geen vrienden. Zelfs al vinden ze me een rare. Het kan me niets schelen. Ik heb geen vrienden nodig.

Nooit gehoeven.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Achter me word gelachen en er klinken rennende kindervoeten. Gregor is even weg en de andere kinderen zijn tikkertje aan het spelen.

Binnen nog wel!

Ik hoor Anya gillen en het breken van glas. Meteen verstommen de stemmen. Ik ben even afgeleid van het mooie prieeltje buiten en ik kijk om.

De mooie vaas die op de grote ronde tafel had gestaan was gevallen en lag nu in scherven op de grond.

Het kan me niets schelen. Ik zou er wel weer de schuld van krijgen.

Ik kijk weer uit het raam.

Ik krijg altijd overal de schuld van. Zogenaamd omdat ik de oudste ben. Die stomme kinderen. Verpesten ook altijd mijn dag. Soms denk ik dat ze het expres doen.

Langzaam voel ik meer en meer woede in me opkomen en ik zend een verschrikkelijk kwade gedachte naar de kinderen achter mij. Vooral naar Anya en Tomas, de twee boosdoeners. De kinderen kijken verschrikt op.

Ze doen alsof ze niet weten waar de stem in hun hoofd vandaan komt en de jongste, net 5 jaar, begint zelfs te huilen, maar de twee oudste kijken me verschrikt aan.

"Je weet dat je dat niet mag doen!" gilt Marieke naar me.

Ik haal mijn schouders op.

"Ik ga het zeggen, ik ga het Gregor zeggen!" zegt een ander en ik hoor haastige voeten de kamer verlaten.

Ik zuchtte. Een deur slaat dicht. De voordeur, weet ik.Gregor is terug.

Plotseling word ik bang, wat kan een kind van 10 jaar nou doen tegen een volwassen man?

Kindervoeten haasten zich naar de deur en ik voel vijandelijke gedachten opborrelen bij de man achten de deur. Ik hoor zware voetstappen mijn kant op komen en de deur achter me slaat met geweld tegen de muur.

Ik kruip in elkaar, nog steeds naar buiten kijkend.

Een gnauw de andere kant op maakt me duidelijk dat de kinderen weggejaagd worden.

Ik hoor joelende kinderen de trappen op stormen.

Wat ik voelde bij de man achter me was onbeschrijfelijk. Wat was dat toch, dat gevoel. Elke keer 'voelde' ik het. Een soort afgunst of haat, maar soms voelt het net als angst. Ik probeer zijn gedachten te lezen.

"Als je dát maar laat." Sist hij achter me en mijn maag schrompelt ineen. "Ik ken jouw truckjes."

Zachtjes sluit hij de deur.

Wat doet hij nou?

Verward probeer ik iets op te maken uit de gevoelens van de man. Ik begrijp ze niet. Dit doet hij anders nooit. Meestal stormt hij op me af, slaat me en stopt me in de kast.

Langzaam loopt hij op mijn onbeschermde rug af. Ik hoor de scherven knersen onder zijn zolen. Hij blijft achter me staan. Met een klets valt er iets op de vloer. Iets van papier.

"Dit moet jij zijn, kan niet anders." Gromt hij. "Maar hoe komen ze aan je adres? Aan wie heb je ons adres gegeven? Met wie heb je staan praten?"

Zijn stem is crescendo gegaan naar een schreeuw, zo hard dat mijn oren er van piepen.

Mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst en ik zag een dikke envelop.

'Wat is dat?' Vraag ik hem.

Opeens grijpt hij mijn haar en rukt mijn hoofd naar achteren.

"Praat! Praat godverdomme!" Schreeuwt hij.

Met tranen van pijn in mijn ogen kijk ik hem verbaast aan.

Wat bedoelt hij toch altijd? Dat zegt hij altijd, maar ik praat toch? Als hij dat gedoe met zijn mond bedoelt… Dat heb ik ook ooit gekund, maar ik ben vergeten hoe het moet. Ik heb het ook al zo lang niet meer gedaan.

'Ik weet niet hoe.' Zeg ik hem bang.

Gregor vloekt en sleurt me overeind aan mijn haar, gaf me een klets in mijn gezicht voel ik me de hoek in worden gegooid. Ik smak hard tegen de muur aan en gedesoriënteerd kruip ik ineen.

"Zo gaat het nou altijd. Ik kan niets met je beginnen als je niet normaal praat. Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat je uit mijn hoofd moet blijven!" Zegt hij eerder wanhopig dan kwaad.

'Maar ik doe toch niets.'

Hij vloekt, maar gaat er blijkbaar niet op in. Het lijk alsof hij zich iets herinnert en schopt de vreemde brief mijn kant op.

"Ik weet niet waar je aan de fantasie komt om zoiets te proberen. Ik weet dat je hier weg wilt, maar door zoiets? Denk je nou echt dat ik daarin ga geloven?"

Door mijn tranen heen kijk ik naar de brief en ik zie, zonder mijn algehele verbazing, dat hij al geopend was geweest.

Ik durf hem niet te pakken.

"Nou?" Zei hij fel.

Ik zeg niets en kijk hem alleen verschrikt aan, nog steeds in shock van de smak tegen de muur. Boos komt hij weer mijn kant op gelopen en pakt mijn arm. Met mijn andere hand kan ik op het laatste moment de brief pakken voordat hij me de gang op sleurt, de kant van de bezemkast op, hij doet de deur open en gooit me de kast in en doet hem op slot.

"Deze keer blijf je er voor de rest van de zomervakantie in, jij zwartharig secreet." Gromt hij aan de andere kant van de deur. "Zonder eten!"

Ik zit in het donker.

Alweer.

Zachtjes begin ik te huilen.

Deze keer was veel erger dan alle anderen bij elkaar.

Zo had hij nog nooit gedaan.

Nooit had hij me zo durven aan te raken.

Ik had altijd een soort van angst bij hem 'gevoeld' dat mij kracht gaf om niet in elkaar te storten.

Maar nu...

Nu was die angst er niet geweest en ik begin te snikken.

Gregor slaat tegen de deur en schreeuwt "Kop dicht!"

Ik probeer mijn gesnik te smoren door in elkaar te kruipen.

Ik voel mezelf langzaam van vermoeidheid en schrik in slaap vallen.

~~~~~~~~~~~~~~~~

Ik schrik wakker.

Iets roept er.

Wat is dat?

Met mijn gedachte zoek ik het kleine grasveldje voor het huis en de gang achter de deur af, op zoek naar het vreemde roepende 'gevoel'.

Ik vind iemand.

Deze ken ik.

Het is van een van de muizen in de kelder.

Tommy had ik hem liefdevol genoemd.

We maken vaak gesprekjes met elkaar.

Eenvoudige, zoals muizen dat doen.

'Ik ben er.' Laat ik hem weten.

Ik voel dat er nog meer muisjes bij hem zijn.

'Met jou goed?' Hoor ik hem zeggen.

'Ja.' Zeg ik terug. 'Wat doe je?'

Ik proef iets heel smerigs in mijn mond.

Het was eigenlijk zijn mond, maar ik kan voelen, zien en horen wat hij hoort.

'Muur kapot maken.'

'Waarom?' Vraag ik hem verbaast.

'Jou helpen.' Hoor ik zijn eenvoudig stemmetje zeggen. 'Jij donker, ik licht. Ik licht brengen.'

'Ik snap het.' Laat ik hem weten en trek me terug, nadat ik hem nog bedankt had.

De smaak in mijn mond is meteen weg.

Gelukkig maar, want wat was het smerig.

Tommy probeert een gat voor mij te maken.

Lieve vriend.

Ik stuur een liefdevol gevoel zijn kant op, maar niet al te nauwkeurig, zodat de andere muisjes hem ook kunnen voelen en weten dat ik hen heel dankbaar ben.

Hé, als hij licht brengt, dan kan ik de brief lezen.

Ik heb al die tijd de brief tegen mijn buik aan geklampt gehad.

Ik weet dat hij belangrijk is.

Ik weet niet waarom, maar hij is belangrijk.

In het donker voel ik dat het dikke papier een beetje gekreukt is.

Het is wel een zware brief.

Nieuwsgierig hou ik de brief voor mijn neus, hopend ondanks de duisternis iets te kunnen lezen.

Ik zie wel wat.

Mijn ogen hebben zich blijkbaar een beetje aan het duister aangepast en ik zie dankzij een heel zwak streepje licht – nou ja, licht, ik kan het beter een streepje iets minder duister zeggen.

Ik zie dus dankzij dat streepje iets minder duister mijn naam op de brief staan.

Mijn naam!

Niemand wist mijn naam.

Nou ja, ik heb wel een naam, maar dat is zo'n stomme naam.

Niet eens echt van mij.

Ze hadden me Neelte genoemd.

Neelte!

Neelte Tromp, naar Gregor Tromp.

Ik heb mezelf een veel mooiere naam gegeven.

Ookal had het niet veel zin.

Op school noemen ze me ook Neelte, maar daar reageer ik gewoon niet op.

Trouwens, zo vaak spreken ze me ook niet aan.

Maar hoe kunnen zij die mij deze brief hebben geschreven, weten wat de naam is die ik mijzelf heb gegeven?

Toch staat het er heel duidelijk;

*

*

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Ramona Maanlicht,

het kleinste kamertje,

De Kindervriend,

Maanstraat 669,

8745 Londen.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

*

*

Heel erg nauwkeurig ook.

Ik wacht gespannen tot ik een klein lichtje zie verschijnen.

Ongeduldig zoek ik weer contact met Tommy.

'Bijna.' Zegt die en ik plof bijna van ongeduld.

Zie ik daar iets?

Ja!

Ik voel kruimeltjes op blote benen vallen en zie een piepklein gaatje verschijnen, een gaatje dat langzaam groter wordt.

Helder zonlicht schijnt in een klein rondje op mijn benen en ik voel wat frisse lucht tegen mijn gezicht.

'Tommy!' roep ik blij en ik voel hem op mijn schouder landen.

'Is dat?' Vraagt hij.

'Een brief, voor mij.' Zeg ik blij tegen hem. 'Dankzij jou kan ik hem nu lezen.'

En ik voeg daad bij woord en haal de brief uit de envelop.

*

*

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ & HOCUS-POCUS

Hoofd: Albus Perkamentus

(Commandeur in de orde van Merlijn, Int. Tovergrootmeester,

Heksenleider 1e Klas, Opperste Hotemetoot van de Wereldbond van Toverlieden) ``

``

Geachte mevrouw Maanlicht,

``

Het doet me genoegen u te kunnen mededelen dat u in aanmerking komt voor een plaats aan Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.

Bijgaand treft u een lijst aan van schoolboeken en andere benodigdheden.

Het schooljaar begint op 1 september.

Gelieve vóór 31 juli per uil te reageren.

``

Hoogachtend,

Minerva Anderling,

Assistent-schoolhoofd.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

``

``

Ja, er zit inderdaad nog een brief in de envelop;

``

``

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

ZWEINSTEINS HOGESCHOOL VOOR HEKSERIJ EN HOCUS-POCUS

```````````````````````````````````````````````````````````````````````````

U N I F O R M

``````````````

Eerstejaars hebben nodig:

``

1. Drie effen werkgewaden (zwart)

2. Eén effen puntmuts (zwart) voor schooltijd

3. Eén paar beschermende handschoenen (drakenhuid of soortgelijk)

4. Eén wintermantel (zwart, met zilveren speld)

``

N.B. : Alle kledingstukken moeten van naamlabels zijn voorzien.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

V E R P L I C H T E L E C T U U R

```````````````````````````````````````````````````````````````````````````

Alle leerlingen moeten in het bezit zijn van de volgende werken:

````````````````````````````````````````````````````````````````

- Het Standaard Spreukenboek (Niveau 1) door Miranda Wiggelaar

- De Geschiedenis van de Toverkunst door Mathilda Belladonna

- Theoretische Grondslagen der Magie door Adalbert Zwatel

- Gedaanteverandering: een Boek voor Beginners door Emeric Morfo

- Duizenden Magische Kruiden en Paddenstoelen door Philippa Zwam

- Magische Brouwsels en Drankjes door Arsenius Grein

- Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden door Spiritus Zalmander

- De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming door Quinten Tondel

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

O V E R I G E B E N O D I G D H E D E N

``````````````````````````````````````````

1 toverstaf

1 ketel (tin, standaardmaat 2)

1 set glazen of kristallen flesjes

1 telescoop

1 set koperen weegschalen

``

Leerlingen mogen tevens een uit Of een kat Of een pad meenemen.

``

OUDERS WORDEN ERAAN HERINNERD DAT EEN EERSTEJAARS GEEN EIGEN BEZEMSTELEN MOGEN BEZITTEN.

``

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Wat is dit?

Is dit waar?

Ik voel mijn hart een sprongetje maken.

Is dit echt waar?

Ik kijk naar Tommy.

Die kan niets anders doen dan terug kijken.

Nog een keer lees ik de brief door.

O nee, welke dag is het vandaag?

31 juli!

Ik ben te laat.

Heeft die schoft die brief al zo lang in zijn bezit?

En dat is niet mijn ernige probleem.

Hoe moet ik hen dan laten weten dat ik niet weet waar ik dat allemaal kan halen, hoe ik hen bericht moet sturen en hoe ik het hen moet laten weten dat ik opgesloten zit, en bovenal, geen geld heb?

'Tommy, wil jij iets voor mij doen?' Vraag ik hem na even nagedacht te hebben.

'Wat doen?'

'Mag ik jouw lichaam even gebruiken?'

Vraag ik hem.

Ik weet hoe het moet, ik heb het al eens eerder gedaan.

Ik weet ook dat Tommy het niet zo fijn vindt als ik het doe, maar ik kon anders niets laten weten aan die mevrouw Minerva Anderling.

Ik stuur hem een gedachte met al de problemen die ik in mijn hoofd heb en hij stemt toe.

Ik zet hem terug in de opening van het gat en sluit mijn ogen.

Ontspannen.

Ik open mijn ogen en zie mezelf.

Nu ben ik een muis.

Als eerste doel heb ik dat ik pen en papier nodig heb.

Ik loop langs de muur af naar de deur en sluip door het kattenluikje.

Hopelijk ligt Misty ergens te slapen.

Als ze hongerig is kan ik haar niet afweren.

Ik ruik haar in ieder geval niet.

Ze ligt vast boven.

Denk ik terwijl ik door de nu immense gang naar de keuken loop.

La.

Gaat het door me heen.

La, la, la, ik moet bij de la zien te komen.

Ongeduldig ren ik de keuken in en zie tot mijn grote opluchting dat de bewuste la een stukje open staat.

Met behulp van het behang en de kleine doch scherpe nageltjes lukt het me om op het aanrecht te komen.

Ik blijf even uitrusten en luister aandachtig of ik Gregor hoor.

Boven me hoor ik dat de kinderen hun wilde spel hebben hervat.

Er komen stemmen uit de kamer van Gregor.

Hij is televisie aan het kijken.

Ik trippel naar de la en het lukt me om mezelf door de kier te persen.

Daar liggen de spullen die ik nodig heb.

Uit een heel klein hoekje van mijn eigen gedachten hoor ik plotseling een benauwde piep.

'Sorry Tommy, nog heel even.'

Ik kan hier niet lang mee doorgaan.

Wanneer ik te lang bezit neem van een lichaam sterft het en ik begin me te haasten.

Ik pak de pen vast met mijn mond en duw het door de spleet.

Het papier volgt snel.

Ik zie een doosje wat ik kan gebruiken als opstapje en klim weer uit de la en met een paar moeilijke bewegingen zit ik weer op het aanrecht.

Maar nu.

Hoe kom ik weer beneden.

Ik spit de kleine hersentjes door voor enige ervaring en vind die tot mijn opluchting.

Ik krijg steeds meer bewondering voor Tommy tijdens dat ik langs het rafelige behang weer naar beneden klim.

'Tommy de Supermuis.' Denk ik geamuseerd bij mezelf.

Op de grond ren ik snel naar de pen en papier en begin de pen naar de gang te slepen.

Achterstevoren kom ik maar langzaam vooruit en de pen is zwaarder dan ik had gedacht, maar het langzaam maar zeker kom ik dichterbij het doel en probeer de pen door de spleet onder de deur door te schuiven.

Dat lukt niet en ik zucht.

Ik begin me te beseffen dat ik nu het contact moet breken wil ik Tommy de Supermuis geen blijvende schade op laten lopen.

Ik weet zeker dat hij dit kan zonder mijn hulp en alleen de opdracht.

Ik sluit mijn ogen en verbreek het contact.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Wanneer ik mijn ogen open is het weer donker.

Mijn ogen moeten zich weer opnieuw aanpassen.

Achter de deur voel ik hoe Tommy weer bij zijn positieven komt en de opdracht snapt.

Ik voel hoe hij de pen naar buiten, naar het gat in de muur sleept en voel iets op mijn benen vallen.

'Goed zo.' Zeg ik vol affectie tegen de muis.

'Papier.' Laat ik hem dan weten en ik voel hoe hij wegsnelt.

Even later zie ik iets onder de deur door uitsteken.

Ik glimlach.

'Heel erg bedankt Tommy.' Zeg ik hem.

'Eh, ken jij een uil?' Vraag ik er achteraan, herinnerend dat in de brief stond dat je per uil moest beantwoorden.

Vraag me niet waarom, maar op de een of andere manier klonk dat ook heel logisch.

Maar terwijl ik het vroeg, kon ik me wel tegen mijn kop slaan.

Uilen eten muizen.

Ik voel paniek opkomen bij het piepkleine muisje en probeer hem gerust te stellen. Uiteindelijk lukt het me, maar niet helemaal, want ik hoor hem nog zeggen:

'Uilen, uilen, uilen, katten hetzelfde.'

En hij kruipt langzaam weer naar zijn familie in de kelder.

Uilen, katten hetzelfde.

Herhaal ik en ik krijg opeens een idee.

Als ik die kat nou maar kan vinden.

Met mijn gedachten zoek ik het huis af.

Ik voel een paar kindergedachten en ga snel verder voor ze het merken.

Dacht ik het niet. Het stomme beest ligt te slapen op zolder.

Met lokkende gedachten probeer ik haar op te laten staan.

'Kom.' Zeg ik haar.

'Waarom?' Vraagt ze terwijl ze zich uitgebreid uitrekt.

Katten, ook altijd even eigenwijs.

Denk ik geïrriteerd.

Als ik nou eens wat meer kende van de wereld buiten dit huis kon ik het gewoon aan een ander mens vragen.

'Alsjeblieft Misty, hoe vaak heb ik jou geholpen?' Smeek ik haar. 'Weet je nog, van die teek. En die ene keer dat Gregor je melk had omgeschopt en je weigerde nieuwe te geven?'

Ik voelde tegenzin, maar ook berusting bij de kat.

'Wat kan ik voor je doen?' Vraagt ze.

'Vind een uil voor me.' Zeg ik rechtdoorzee, want ik weet dat ze er niet tegen kan als ik om de feiten heen draai.

'Uil? Een uil zou lekker zijn.' Hoor ik haar likkebaardend zeggen.

'Nee Misty, niet om te eten. Hij moet iets voor mij bezorgen.'

'Bezorgen. O ja, die lekkere uilen kunnen dat ook, maar ik zou zoiets ook voor je kunnen doen.'

Ik voelde een soort triomf bij de dikke poes die nu langzaam de trap af kwam.

Ik was verbaasd.

Ik ken de kat niet zo goed.

Niet zo goed als de muis en ik kan me eigenlijk niet echt voorstellen dat deze poes iets voor me zou willen doen.

Omdat ze veel intelligenter is dan Tommy had ik nooit verwacht dat ze zich liet overhalen iets te doen.

Ik ben ook nooit in staat geweest om haar lichaam over te nemen.

Ze zou dat nooit toestaan en zonder toestemming vind ik het bovendien ook niet rechtvaardig om te doen.

'Zou je dat willen doen voor mij?'

'Tja, ligt eraan. Wat moet ik voor je doen?'

'Ik, ik heb een brief gekregen. Een vrij vreemde brief.' Zeg ik en ik voel interesse bij de poes die nu voor de kastdeur staat.

'Brief?' Vraagt ze me.

'Ja, een brief van een school. Zweinstein heet het en ze verwachten dat ik hen bericht stuur, maar er zijn een heleboel vragen die ik beantwoord zou willen hebben. En ik ben al laat. Wil je het doen?'

Ik voel goedkeuring. 'Ik weet waar Zweinstein is en ik weet iemand aan wie ik jouw brief zou kunnen geven, maar dan moet jij iets voor mij doen.'

'Wat dan? Ik zou alles voor je doen als jij voor mij de brief aflevert.'

'Je moet me meenemen naar Zweinstein.' Zegt ze resoluut.

Ik zie geen problemen.

Ik kan haar best meenemen.

Het stond ook op de lijst dat het mocht.

Ja, waarom niet?

'Oke, afgesproken. Ik zal je meenemen naar Zweinstein.'

'Mooi, waar is de brief.'

'Je moet nog even geduld hebben. Ik moet hem nog schrijven.'

'Hmmm, ik ben boven als hij klaar is.' Zegt ze en ik voel haar naar boven lopen.

Ik verbreek het contact.

Nou, wat zal ik schrijven.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Geachte mevrouw Anderling,

``

Ik was zeer verheugd toen ik uw brief had ontvangen..

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Dat is in ieder geval een goed begin.

Ik zuig op de achterkant van mijn pen en denk hard na over wat ik verder moet schrijven.

Het moet in een keer goed zijn.

Ik heb immers maar een blaadje.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Geachte mevrouw Anderling,



Ik was zeer verheugd toen ik uw brief had ontvangen.

Ik zit enkel nog vol met vragen die niemand hier mij

zou kunnen beantwoorden. Geen van de mensen die ik ken

zijn in contact geweest met uw school en ik weet dus

niet waar ik al mijn benodigdheden kan kopen.

Bovendien heb ik een nog groter probleem; ik heb geen

geld. Ik zou dolgraag zo snel mogelijk naar uw school

komen, maar heb geen bezittingen van mezelf en dus niets

waarmee ik alles zou kunnen betalen. En dat is

helaas nog niet alles.

``

Ik stuur u deze brief ook omdat ik uw hulp nodig heb.

Zoals u weet woon ik in het tehuis De Kindervriend.

Maar wat u misschien niet weet is dat onze verzorger

eigenlijk helemaal geen kindervriend is. Hij vindt de

dingen die ik kan en waarvan u denkt dat deze mij geschikt

maken om uw school te beginnen, abnormaal en behandelt mij

zeer slecht. Op het moment ben ik opgesloten in de gangkast

en ik zie geen mogelijkheid hoe ik er uit zou kunnen komen

om u deze brief te sturen. Gelukkig heb ik wel enkele

vrienden hier. Met behulp van mijn vriend de muis, Tommy,

is het me gelukt om dit vel papier en de pen waarmee ik u

deze noodkreet stuur te bemachtigen. Mijn vriendin Misty,

een witte poes, heeft beloofd dat deze brief u zal bereiken

en ik heb geen andere keus dan haar te vertrouwen met het

enige dat me uit dit tehuis weg zou kunnen halen.

``

Ik vraag, nee ik smeek u om mij te helpen en mij uit dit

huis te halen, zodat ik heel misschien toch naar uw school

zou kunnen komen, ondanks alle andere problemen die ik

ondervind. Het spijt me vreselijk dat mijn antwoord te laat

komt, maar hij heeft de brief achter gehouden en hem pas

deze morgen gegeven.

``

`` Alvast bedankt voor al uw hulp.

``

``

Met vriendelijke groeten,

Ramona Maanlicht

``

PS. Ik geloof dat hij het deze keer meende dat hij me de

hele vakantie in de kast op zou sluiten zonder eten.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Ik lees de brief nog een keer over en ben eigenlijk zeer tevreden.

Vooral over de dramatische PS.

Voorzichtig zoek ik het huis af naar Misty.

Ze ligt inderdaad weer op zolder en ik roep haar.

Vlug is ze beneden.

Ik vouw de brief en schuif hem onder de deur door.

Vreemd genoeg blijft ze gewoon zitten.

'Wat ben je nou aan het doen?' Vraag ik haar.

'Ik ben de brief aan het lezen. Ik heb daar wel het recht op, vind ik.'

'Kun jij lezen?' Vraag ik vol verbazing.

'Ja,' zegt ze vol trots. 'en ik zie dat dit een hele goede brief is die veel indruk op hen zal maken. Ik zal hem weg gaan brengen.'

'Veel geluk.' Wens ik. Het enige wat ik nu kan doen is wachten. Wachten op hulp.

````````````````

En? Wat vinden jullie ervan?

Laat me alsjeblieft iets weten!!

Als jullie misschien weten hoe ik de lay-out kan veranderen, laat het me alsjeblieft ook weten, ik snap er geen hol van! Daarom is het nog een beetje lastig te lezen, vooral de volgende hoofdstukken.