Noot vooraf:
Ik heb dit verhaal ruim 7 jaar geleden geschreven. Ik heb eerlijk gezegd geen flauw idee meer waar dit verhaal precies over gaat, ik weet alleen dat ik het document recentelijk heb hervonden en het niet overeen zal komen met de verhaallijn uit te boeken. Houdt daar rekening mee tijdens het lezen.
Veel plezier!
De Trein
Nu stond ze daar, wat zou ze doen. Er was geen weg terug meer. Ze haalde diep adem en stapte in de trein. Deze zou haar brengen naar een wereld waar ze tot pas geleden alleen nog van kon dromen. Er gingen nu zoveel wegen voor haar open.
Ze zocht een lege coupe, daar legde ze haar spullen in de rekken. Haar poesje Maan liet ze uit zijn reismand. Tevreden ging Maan op de bank liggen. Sam Glimlachte. Dit zou vast een leuk jaar worden. Ze pakte een boek en begon te lezen. De trein begon te rijden, ze hoorde de regen tegen de ramen kletteren. Wat was ze blij dat ze nu lekker binnen zat. Zachtjes legde ze haar boek weer weg en keek naar Maan. Hij slag vredig te slapen. Zelf had ze ook wel zin om te gaan slapen, ze was moe. Maar ze wilde niet, Want ze wilde graag alles zien van deze wonderlijke wereld.
De deur van de coupe ging open. Er stappen 3 jongens en 2 meiden binnen. Zonder acht op Sam te slaan gingen ze zitten. Maan schrok wakker, sprong snel van de bank en nestelde zich in Sam 's schoot. Boos keek hij naar de 5 kinderen die net binnen waren gekomen. Sam giechelde, die Maan toch. Hij was altijd snel aangebrand. Ze haalde een snoepje uit haar zak en gaf het aan hem. Maan schrokte het snel weg. Iets later lag hij alweer tevreden te spinnen op Sam 's schoot.
Nieuwsgierig bekeek Sam de kinderen. Wie zouden het zijn. Geen van hen lette op haar, dus had ze mooi de tijd om ze te bekijken. Twee jongens waren nogal fors gebouwd. De ene had een bloempotkapsel, en de andere had zulke erge stekels dat ze bang was dat ze zich er nog eens aan zou prikken. Ze zagen er overigens niet bepaald vriendelijk uit. De andere jongen was slanker, maar had wel een vervelende kop. Zijn blonde haren stonden met wat gel overeind. Zoals hij deed leuk hij wel de leider van de groep. Sam trok haar blik van hen af en keek naar de meiden die er zaten. De ene was nogal fors en de ander was heel erg mager. Geen van beide leek haar aardig. Dus besloot ze haar mond maar te houden.
De reis verliep soepel. Sam pakte haar boek weer en begon te lezen. Ze wist dat ze nog veel in te halen had. Ze had vijf jaar gemist, dus moest ze nu hard werken. Sam zuchtte, wat was dit eigenlijk saai. Geschiedenis van de Toverkunst, waar sloeg dat op. Ze legde het boek weg. Maan lag nog steeds op haar schoot. Was ze nou ook maar een kat geweest, dan had ze een heerlijk lui leventje gehad. Ze keek weer naar de anderen, nog steeds deden ze alsof ze er niet was. Misschien moest ze toch iets zeggen, want zo werd het nogal saai.
'Wie ben jij eigenlijk?' vroeg een van de Jongens.
Sam keek op, ze had niet verwacht dat ze wat tegen haar zouden zeggen.
'Nou, wie ben jij? Ik heb je nog nooit gezien.' Zei een van de meisjes.
'Ik… Ik ben Sam.' Stamelde ze.
'Sam, dat is toch een jongens naam?' Gierde het meisje.
'Ik heet eigenlijk Samantha, maar iedereen noemt me gewoon Sam.' Zei Ze.
Ze keek boos naar de andere kinderen.
'Ben je nou boos?' Vroeg de jongen met de blonde haren.
Sam keek hem fel aan.
'Nee, ik ben gekwetst tot in het diepste van mijn hart.' Zei ze.
De Jongen begon te lachen. De anderen begonnen mee te lachen. Hij was dus duidelijk de leider van de groep. Sam keek nijdig in zijn richting.
'wie mag jij wel wezen dan?' Vroeg ze.
De jongen grijnsde.
'Ik ben Draco Malfidus. Draco voor mijn vrienden, Malfidus voor mijn vijanden. Simpel, vind je niet?'
Sam keek hem vreemd aan, die gozer had wel een grote eigendunk.
'En hoe mag ik je noemen?' Vroeg Sam
'Wat ben je? Een vriend of een vijand?' Vroeg hij.
'In dat geval ben ik maar een vriend. En wie is de rest?'
Draco grijnsde. Sam keek naar de andere kinderen die hun mond dicht hielden.
'Dit Zijn Korzel en Kwast, en dat zijn Patty en Lissy' Zei Draco.
Hij wees de kinderen aan. Sam keek een voor een naar de anderen. Bij geen van hen kreeg ze een prettig gevoel. Ze draaide zich om en keek uit het raam, misschien moest ze maar ergens anders gaan zitten. Bij kinderen die haar wel aardig leken. Maar misschien zouden ze het hier dan anders opvatten. Dat ze bang voor hen was misschien, Sam besloot om maar te blijven. Ze had nu tenminste een beetje contact gehad. En ze had nog genoeg tijd om andere leerlingen te ontmoeten.
'Op welke afdeling zit jij?' vroeg Draco.
Sam draaide zich om en keek Draco vragend aan.
'Wat bedoel je? Afdelingen?' Vroeg Sam.
'Huffelpuff, Griffoendor, Zwadderich of Ravenklauw. Wij zitten in Zwadderich.'Zei Draco.
Ze haalde haar schouders op, hoe moest ze dat nou weten, ze was nog nooit op Zweinstein geweest. Ze bedacht toen opeens dat hun dat natuurlijk niet wisten.
'Ik ben nieuw op Zweinstein, dus ben ik nog niet ingedeeld.' Zei Sam.
'Je bent een eerstejaars?' Zei Draco walgend.
'Nee, een zesdejaars, Dit is alleen mijn eerste jaar op Zweinstein.'
Draco keek haar raar aan. Sam besloot het te negeren en draaide zich weer om. Maan werd wakker door haar plotselinge beweging. Hij keek haar verbaasd aan. Sam aaide hem over zijn bolletje. Wat was hij toch een schatje. Ze had hem pas twee weken, maar ze was nu al helemaal gek op hem. Draco, Korzel, Kwast, Patty en Lissy negeerden Sam nu weer. Sam was daar best blij mee. Ze had toch geen zin om met hen te praten. Haar gedachten dwaalden af terwijl ze uit het raam keek. Maan nestelde zich weer op haar schoot en begon zachtjes te spinnen. Wat leek de wereld toch vredig.
De trein kwam met een schok tot stilstand. Sam viel van de bank en stootte haar hoofd tegen de bank. Wat was er aan de hand. Ze keek rond en zag dat ze niet de enige was die van de bank was gerold. Draco en Kwast lagen ook op de grond. Patty, Lissy en Korzel hadden op de andere bank gezeten. Daarom waren hun er niet afgerold. Maan begon te blazen. Snel gaf Sam hem een snoepje. Tevreden at Maan het op en sprong weer op de bank om verder te gaan met zijn dutje.
De deur van de coupe ging open. Er stond een man van middelbare leeftijd in de deuropening. Sam keek hem even recht in de ogen maar wende ze toen weer af. In die ogen zag ze iets wat ze zelf ook met zich meedroeg.
'Allemaal eruit.' Zei de man.
Sam keek hem verbaasd aan. Snel greep ze Maan en stond op.
'Kom snel, er is niet veel tijd. Laat je spullen maar liggen, die heb je nu niet nodig. Snel!' Schreeuwde de man.
Met Maan stevig in haar armen liep Sam de trein uit. Buiten stonden alle leerlingen. Ook hier stonden mensen te schreeuwen. Sam verstond niet wat ze zeiden dus liep ze maar achter de stroom leerlingen aan. Wat zou er gebeurd zijn, iedereen leek zo bang. En zij snapte er weer niets van. Wel ving ze woorden op als aanslag, en Jeweetwel. Sam snapte het niet. Wat bedoelden al die kinderen toch.
Sam keek om toen er een enorme knal klonk. De trein stond in brand. Ze keek net als de andere leerlingen geschokt naar het tafereel. Als ze niet eruit zouden zijn gehaald door die man. Ze slikte, dan zaten ze nu in de trein. Ze keek rond, wat was hier aan de hand. Iedereen bleek het te snappen, maar zij snapte er niets van. Ze begon rond te lopen, op zoek naar die man die hen uit de trein had gehaald. Misschien kon hij haar vertellen wat er aan de hand was.
Iets verderop zag ze hem staan, ze wurmde zich door de menigte naar hem toe. Hij praatte met een andere man. Nog een klein stukje en ze was er.
'Wat is er aan de hand hier?' Vroeg ze.
De twee mannen keken haar verbaasd aan.
'Snap je dat niet meisje. Een aanslag, De strijd is begonnen.' Zei diezelfde man als degene die haar en de anderen uit de trein had gehaald.
Sam keek naar hem en schudde zijn hoofd, ze snapte het niet.
'Welke strijd is begonnen? Wie heeft dan een aanslag gepleegd.' Vroeg ze.
'Weet je dan echt niets. Voldemort en zijn dooddoeners, kind. Zij hebben deze aanslag op hun geweten. Het is maar goed dat we erop tijd achter waren, anders had Zweinstein nu vele leerlingen minder gehad. Maar weet jij dan echt niets?'Vroeg de man.
Weer schudde Sam haar hoofd. Ze keek eventjes weer recht in zijn ogen. Maar ze sloeg ze weer neer. Dit bekende wilde ze niet zien.
'Wie ben jij?' vroeg hij.
'Ik ben Sam.' Zei ze
De man knikte en mompelde iets tegen de andere man die wegliep.
'Sam dus. Ben jij toevallig Samantha Lupos?' Vroeg de man.
Sam knikte, hoe wist die man haar naam nou. Hoe kon hij dat weten. Ze raakte lichtelijk in paniek, je kon toch niet weten wie iemand was, als het niet gezegd was.
'Kom even mee dan.' Zei hij.
Hij pakte haar bij haar arm en trok haar mee, hij trok zo hard dat ze gedwongen werd mee te lopen. Sam bleef nadenken, waar gingen ze nu weer heen. Wat moest die man van haar. Ze had er eigenlijk spijt van dat ze hem was gaan vragen wat er aan de hand was. Toch volgde ze hem. Hij liep naar een gedeelte waar geen leerlingen waren, daar stopte hij.
'Jij gaat even met ons mee.' Zei hij.
Sam keek verwonderde maar hem. Waarom moest ze mee?
'we moeten nog even wachten op een paar andere leerlingen.' Zei hij.
Sam knikte en staarde naar het zwakke vuur dat ze nog zag op de plaats waar de trein stond. Ze snapte nog steeds niet alles, wie was die Voldemort en wie waren zijn dooddoeners. Waarom wilde die personen eigenlijk een aanslag plegen. Sam snapte dat ze naast een paar schooljaren nog veel meer had gemist. Nooit had zij gedacht dat er echt een wereld met tovenaars zou bestaan. Tot ze door een stuk glas heen viel. Het glas was niet kapot, en zijzelf had ook geen schrammetje. Vanaf die tijd gebeurden er wonderlijke dingen. Hoewel ze eigenlijk altijd als had geweten dat ze speciaal was, door dat ene wat ze zo haatte.
Vanuit de menigte kwam de andere man teruglopen. Achter hem aan liepen 4 kinderen en een vrouw. In tegenstelling tot Draco en zijn vrienden leken deze kinderen aardig. Twee meiden en Twee jongens. De vrouw viel erg op door haar zuurstokroze haren.
'We kunnen vertrekken.' Zei de vrouw.
De anderen knikten. De vrouw haalde een oude schoen tevoorschijn.
'Allemaal vastpakken, jij ook?' Zei ze.
Ze had het tegen Sam, die onbewogen bleef staan, waarom moest ze dat vieze ding nou vastpakken. Wat had dat voor nut. Ze hadden waarschijnlijk niet veel tijd want ze werd vastgepakt door een van de mannen en naar de schoen geduwd. Vol walging pakte Sam de schoen vast. Even gebeurde er niets, maar toen voelde ze een ruk achter haar navel.
Een harde bonk en ze voelde weer grond onder haar voeten. Ze keek rond, waar was ze. Iets naast haar verschenen de twee mannen en vrouw. Naast haar op de grond zaten de vier kinderen. Ze was in een oud huis, heel oud. Hier was jaren niemand niet geweest. Dat zag je gewoon, hoewel er de laatste tijd wel gewerkt was, dat kon je wel zien. Het stof was gedeeltelijk weg. Maar het hout was hartstikke verrot. Wat moesten ze hier nou. Uit de reacties van de anderen maakte ze op dat ze hier al vaker waren geweest. Maar waar ze nu eigenlijk was, dat bleef een vraag voor haar.
