1. Heerser
Zijn glimlach schenkt de gebroken spiegel in het kamertje een onheilspellend voorkomen. Of krijgt hij enkel die indruk bij de gedachte aan zijn plannen voor deze avond? Hij ziet er in elk geval knap uit. Zijn glanzende, zwarte haar is netjes in een streep opzij gekamd; zijn blauwgrijze ogen staan helder, maar duister. Het heeft hem echter nooit problemen opgeleverd. Iedereen vertrouwt die voorbeeldige, intelligente Marten Vilijn blindelings. Heeft hij er tenslotte niet met alle gemak voor gezorgd dat die dwaze Hagrid opdraaide voor de misdaden die hij heeft gepleegd? Er is hem zelfs een trofee geschonken als dank voor zijn heroïsche daad. Niemand die de plotse ontmaskering in vraag heeft gesteld. Afgezien van die bemoeizieke Dreuzelvriend; Perkamentus. Maar zelfs hij kan Marten niets maken. Op Zweinstein niet, en nu al helemaal niet.
Hij graait het handvol Sikkels en Knoeten dat hij opspaarde bij elkaar en grist zijn toverstok van het nachttafeltje. Daarmee heeft hij zijn dierbaarste bezitten verzameld. Zijn schoolboeken kent hij zo ongeveer uit het hoofd en alles wat hij van het weeshuis heeft gekregen, verfoeit hij. Als hij zijn mantel heeft aangetrokken, verlaat hij de kamer.
Het embleem van zijn geliefde Zwadderich licht op in het schijnsel van de olielampen. Je kan een veer horen vallen op de gang, zoals altijd na acht uur. Niet dat het hem iets uitmaakt. Integendeel. Hij zal ervan genieten als hij een van die rottige Dreuzelkinderen tegenkomt, of beter nog: een van die afschuwelijke begeleiders die hem de weg trachten te versperren. Hij doet dan ook geen enkele moeite om zich geluidloos voort te bewegen. Zijn voetstappen weergalmen door het gebouw als hij de stenen trap afdaalt. Wanneer hij de woonkamer passeert waar de opvoeders vaak tot laat in de nacht zitten te kaarten, verstevigt hij de grip op zijn toverstok. Er klinkt gelach op. Hij herkent het misselijkmakende gekakel van de directrice, mevrouw Koort. Mocht hij Perkamentus niet hebben leren kennen, dan zou ze met voorsprong de meest onuitstaanbare persoon zijn geweest die hij ooit heeft ontmoet. Het plezier dooft zachtjes uit en Marten hoort voetstappen naderen. De voordeur is slechts meters meer van hem verwijderd. Als hij wil, kan hij verdwijnen voordat ze iets opmerken. In plaats daarvan draait Marten zich om en wacht geamuseerd tot de deurklink van de woonkamer beweegt en hij in de schichtige ogen van de directrice kijkt.
'Vilijn?' zegt ze met een lichte trilling in haar stem. Ze is net als iedereen hier bang van hem. 'Waarom ben je uit je bed op dit uur?'
Een glimlach vormt zich om zijn mond. Hij toont haar het ruwe taxushout, maar dat schrikt mevrouw Koort niet af. Ze heeft nooit geweten naar welke school Marten Vilijn precies gaat, laat alleen dat ze weet wat hij daar leert.
'Mijn plicht doen.' Ieder woord verlaat zijn lippen met een intens genot.
Zoals gebruikelijk steekt de irritatie de kop op bij de directrice. Zo meteen zal ze hem kordaat naar bed sturen om hem morgenvroeg als eerste te wekken en hem als straf de vloeren te laten boenen. Of tenminste, dat is wat zij denkt dat er zal gebeuren. De pret kan momenteel niet op bij de Zwadderaar. Marten geniet van de macht die hij over deze zielige Dreuzel heeft. Hij zou haar in een oogwenk kunnen doden. Dat verdient ze. Maar toch zal hij dat niet doen. Zijn eerste Vloek des Doods heeft hij voor iemand anders gereserveerd.
'Vilijn, ik eis …'
Daar gaat ze, denkt Marten. Vandaag zal ze echter krijgen wat ze niet heeft gewild. Mevrouw Koort stapt op hem toe en Marten lacht zijn tanden bloot. Hij moet haar in elk geval bewonderen voor haar moed. De weeskinderen en begeleiders zouden rechtsomkeer hebben gemaakt als hij hen zo had aangekeken. Hij zwiept het taxushout over zijn hoofd. Een afschuwelijke krak luidt het geschreeuw van de directrice in als ze door haar benen zakt. Haar botten zijn verbrijzeld. Nooit zal ze nog lopen. Het gegil heeft de opvoeders gealarmeerd, maar nog voor de snelste de deur heeft bereikt, is Marten verdwenen. Eentje heeft reeds geboet, bij de volgende staat hij zo dadelijk op de stoep.
