Zoekend naar ontsnapt tevergeefs Zij reden de doorgang opnieuw;, Maar de brutale belofte van Fidchell hield
vast: Nergens zou kunnen de klip worden geklommen En hoewel hun cursus nooit van koers Terwijl rennen door de
corridor is veranderd, Zij kwamen precies zoals voor te kamperen; Overwin door walgelijke vrees.
Verban charme aantoonde als vruchteloos ook; Tot Bith riep voor vrouwelijke hulp en Verzocht dat zij zijn
lemmet bekoren; marcherend Dan langzaam beneden in het pad uren lang toen hij aan laatste de rand van De
vangende poort voelde; Rijdend hard aan zijn zwaard naar aarde en Vernietigen de toverij van Fidchell.
Snak voorbij de smeltkroes van Moyra, Zij beschutten in een citadel: Fort Ouph, bijgevolg zei dat zijn
bewoners Waar en lichaam bedenken Van enig ontberingen een verdragen Voor het uitstappen verdere noorden Over
de onvruchtbare Veishus Eenvoudig zou kunnen gereinigd worden, Waar meest die kruiste hem zou blijven.
De paarden gedijden op ongemerkte land en Verheugend zich over die talloze mijlen Tot plotseling in concert
stilhouden Als ebon dampen Aan de onmenselijke opdracht van Gorre samengroeiden en Smeedden geheel zijn
belachelijk formulier: Een tetra-legged massa van haat Verduisterde te midden van een vuile nevel.
Met verrotte ledematen bond de demon vast; het Oneindig gewicht wierp achter elk staking: Door zowel bewakers als
bescherm gelijke De slagen hebben verwond tenzij ontweken; Terwijl elk aanval die de helden hoe dan ook hevig lanceerden
afgeweerd werd: Gehulde in pantser handwerk van kwaadaardigheid Het schepsel stond immuun uit te dagen.
Strijdend met hun uiterste macht Elk spoedig groeide moe van het gevecht, Toen Fili de van demon de huid
graasde En voelde zijn overweldigende droefheid; zou niet langer kunnen afschuw leugen Binnen haar voor de
ellendige duivel: T'was, maar een marionet van de Golf Uitdacht voor elk een graf te speuren.
Toen medelijden haar zwaar hart insnoerde, schreed Fili naar het beest Wiens verpletterende ledematen nu Voor
zij teruggedreven werden, aanraakten haar ivoren huid; Wanneer zij nabij met rapier kwam, tekende Een enkele
stoot heeft gedood zijn spierkracht, Voor genade gidste het lemmet van Fili Waar nooit veracht, zou kunnen
doordringen.
In tijd bereikten zij Lia Falen, Uitgeput naar het brekende punt Waar genezers hun wonden deden, zalven Terwijl spreken
van het land voorbij: Knemisys was de naam van de woestijn; zonder de te broze vlam van leven, Hoewel aanbieden van
hoop ooit zo gering: Het einde van de reis was nu in uitzicht.
Zodra hun kracht teruggewonnen was kwam Een vrouw van ongeƫvenaarde schoonheid; En staand in het dorp plein
Met onbelangrijk te kleden, maar vloeien van haar, Zij wenkte met een uitgestrekte hand Als haar sirene lied
In de kalme grensstad heeft opgebeld en Heeft beide ridders en halfling Roept.
Natgemaakte door sommige verleidende macht Helba die beschuldigde de bron te vinden, Maar zoals Fili te laat
aankwam: Bith en Naamloos stond meegesleept Door de alle-verleiden van Macha spel Met die zij hun lemmeten
deed, dwingen op de vrouwen met Die zij waren gereisd voor te zetten snak zo.
