Hoofdstuk 1 De droom en het nieuws
Ik liep door een veld vol met geurige bloemen. Ik snoof de heerlijke geuren op.
Ik liep en liep en besefte dat ik me nog nooit zo gelukkig en vrij had gevoeld.
Ik liet me in het gras vallen en ging op m'n rug liggen.
Ik wenste dat dit gevoel nooit meer zou verdwijnen. Had ik dat maar niet gewenst.
Donkere wolken verschenen boven mijn hoofd.
Bliksemflitsen verlichtten de lucht.
Ik begon terug naar mijn huis te lopen. Toen ik naar het gebouwtje in de verte keek zag ik iets boven het huis hangen. Ik hapte naar adem. Een schedel met een slangentong die uit de mond kronkelde.
Het Duistere Teken.
Het brandde op mijn arm...
"Nee"
Ik schoot rechtovereind in mijn bed. Het was maar een droom.
Toch controleerde ik m'n arm even... Niets te zien.
Ik veegde mijn bezwete voorhoofd af.
Ik rilde nog een beetje na. Het Duistere Teken! Hoe kwam ik erbij?
Eigenlijk was het niet zo vreemd, tenslotte was Voldemort teruggekeerd en stonden er genoeg verhalen in de Ochtendprofeet...Geen wonder dat dat me bezighield.
Ik bleef nog even voor me uit staren, me de droom nog even voor de geest halend.
Toen hoorde ik m'n vader beneden luid roepen: "Ah, de post is er"
Toen hoorde ik m'n moeder: "Ik ga even kijken of Rose al wakker is" Ik hoorde gekraak toen ze onze oude houten trap opkwam.
"Rose!" Ze klopte zachtjes op mijn slaapkamerdeur. "Ben je wakker"
"Ja!" zei ik. "Ik kom zo...Effe aankleden" Ik sprong uit bed en greep naar m'n jeansbroek die op m'n bureaustoel lag.
"Oke, kom naar de keuken. Er is iets dat we je moeten vertellen"
Ik stopte abrupt met het ontwarren van de kraaltjes die aan m'n broek hingen.
Iets vertellen? Wat in hemelsnaam kon dat zijn?
Toen ik me had aangekleed (m'n kralen had ik snel met behulp van wat magie ontward) ging ik naar beneden.
Pap zat aan de keukentafel en zijn behekste lepel roerde zijn koffie.
Hij was de Ochtendprofeet aan het lezen.
"Rose" begon mijn moeder "ga even zitten, het is erg belangrijk"
Ik staarde haar aan.
"Is er soms iemand dood?" viel ik meteen met de deur in huis.
"Dood?" Mijn vader had zijn krant weggelegd en had zijn kop koffie nu in zijn hand. "Sorry dat we je misschien ongerust hadden gemaakt, nee hoor, het is iets helemaal anders"
Nu werd ik een beetje nieuwsgierig.
"We gaan verhuizen" vervolgde pa . "Naar waar?" vroeg ik.
Pap nam een slok van zijn koffie zodat deze nu leeg was en antwoordde: "Naar Engeland, een dorpje dicht bij Londen"
"Je gaat naar Zweinstein" voegde mam er aan toe. "Nu Jeweetwel is teruggekeerd, is Zweinstein één van de veiligste plekken op aarde, en daar willen we gebruik van maken.
Gek toch, mijn ouders hielden enorm veel van me, ook al waren ze niet mijn echte ouders.
Nee , ik - Rose Amaris- werd achtergelaten bij mijn pleegouders. Een vrouw stond op een avond aan hun deur - zo vertelden ze me toen ik 8 was. Die vrouw -wie mijn moeder bleek te zijn - had mij bij zich. Maar voor ze nog meer vragen hadden kunne stellen was de vrouw alweer verdwenen.
Ze had een kap op gehad zodat ze ook niet herkend kon worden.
Ook had ze een brief achter gelaten, daar stond in:
Zorg goed voor dit kind. Haar naam is Rose Amaris. Ik weet dat jullie goede ouders voor haar zullen zijn want - schrik niet - ik heb jullie verscheidene dagen in de gaten gehouden.
Gewoon om er zeker van te zijn dat ze bij jullie een goed thuis zou hebben, iets wat ik haar niet kan geven.
Ze is een heks, 't is maar dat je 't weet. Leer haar magie.
PS: Rose, je bent een afstammelinge van een tovenaarsfamilie, voor als je je dit afvraagt.
Ik had zo 't idee dat mijn ouders 't belangrijk vonden bloedzuiver te zijn. Dat vond ik niet erg, want eigenlijk dacht ik er een beetje hetzelfde over. Mijn pleeggezin was ook een tovenaarsfamilie. M'n echte moeder had ze blijkbaar zorgvuldig uitgekozen. Ik had in alle bibliotheken iets proberen te vinden over Amaris, maar blijkbaar had er nooit een Amaris bestaan, buiten ikzelf dan.
Tenslotte had ik besloten om het te laten rusten.
Ik had dat knagende gevoel naar antwoorden genegeerd.
Maar nu ik net had vernomen naar Engeland te gaan, naar Zweinstein, stak het verlangen naar antwoorden weer op.
Veel heksen en tovenaars gingen naar Zweinstein.
Misschien dat ik daar m'n antwoorden zou vinden.
Ik was zo in gedachten verzonken dat ik niet doorhad dat ik nog in de keuken stond en m'n moeder me bezorgd aankeek.
"Gaat het wel, Rose?" vroeg ze.
Ik knipperde met m'n ogen om terug in het hier en nu te belanden en zei: "Oh, ja , het is goed , ja. Ik ga naar Zweinstein, prima!" Geweldig!
Ik keek in mijn moeders ogen. Ze waren diepbruin. Mijn vaders ogen waren identiek aan de hare.
Ik had helblauwe ogen. Ik was ook een stuk langer dan hen allebei. Ook had ik een veel tengerdere bouw. We verschilden dus enorm. Je zag meteen dat we geen familie konden zijn.
Toen ik merkte dat het gesprek gedaan was, en pa zijn Ochtendprofeet weer pakte en ma thee ging zetten stond ik op van m'n stoel en ging naar m'n kamer.
Ik liet me in m'n bed vallen en keek in de spiegel op m'n kastdeur.
Ik zag er niet bepaald slecht uit, dacht ik altijd. M'n bruine haren golfden vrolijk langs m'n gezicht.
M'n ogen waren een ander verhaal.
Ze konden erg intens kijken, alsof ze dwars door je ziel heen keken. Best griezelig eigenlijk, maar eigenlijk vond ik dat best wel leuk.
Er waren mensen die me niet in de ogen durfden te kijken. Al was het niet altijd even handig. Zo had ik nog nooit en vriendje gehad, ik leek jongens af te schrikken. Ach ja , dat moesten zij dan maar weten.
"Ze moesten eens weten wat ze missen" voegde ik er grijnzend in gedachten aan toe.
