Hoofdstuk 1

Ik word wakker met een onzeker gevoel en ik weet niet precies waarom. Ik kan me niet herinneren wat ik vannacht gedroomd heb, maar de laatste tijd heb ik steeds vaker rare dromen. Ze gaan over Zane, mijn vriendje. Wij zijn nu vijf maanden samen en gelukkig hebben we allebei heel weinig ervaring met het hele daten. Ik droom vaak over Zane en in het begin waren het niets dan leuke dromen. Elke keer als ik wakker werd was ik nog meer verliefd dan ik al was. Maar aan dat alles kwam een eind toen twee weken geleden de zegetoer van de 70e Hongerspelen begon. De winnares kwam uit ons district, district 4, Annie Cresta. Niet dat ze nou echt een winnares is waar we trots op kunnen zijn. Ze won puur en alleen omdat ze kon zwemmen en vanaf het moment dat ze thuis kwam en verhuisde naar de overwinnaarswijk, hebben we haar niet meer gezien. Op tv konden we duidelijk zien dat tijdens de spelen iets bij haar… knapte en ze is nooit meer hetzelfde geweest. Niet dat ik beste vriendinnen met haar was en alles wist, absoluut niet. Maar ze zat bij mij op school en ik kan me haar wel herinneren. Bij de afgelopen zegetoer werd ze continu begeleid door haar mentor en ook een winnaar van de spelen, Finnick Odair.

Mocht ik ooit gekozen worden, waar ik niet van uit ga, dan wil ik hem als mijn mentor. Heb ik tenminste nog iets plezierigs om naar te kijken voor ik een pijnlijke dood sterf.

Maar laat ik het zo zeggen, het was de meest deprimerende zegetoer ooit. Één, omdat Annie Cresta een triest voorbeeld van een winnaar is. Twee, omdat Zane me na afloop vertelde dat ze het thuis moeilijk hebben, waarom heb ik nou weer het vriendje met geld problemen, en zijn naam dus meerdere malen in beruchte glazen bol gaat en drie, Zane heeft zijn oudere zus verloren aan de 65e Hongerspelen dus hij is altijd chagrijnig tijdens evenementen die met de hongerspelen te maken hebben.

Wat me het meeste dwars zit is dat ondanks dat zijn familie al één kind heeft verloren, ze bereid zijn om er nog één te verliezen voor extra eten aankomend jaar. Mijn naam zit er maar één keer in, hij heeft er al vier jaar in gezeten en ik verwacht dat hij er de laatste twee jaar ook in blijft zitten. Maar Zane.. niet veel kinderen in ons district kiezen ervoor om hun naam vaker in bol te gooien.

Sinds de zegetoer is Zane's humeur omlaag gegaan en mijn angst groeit met de dag dat het straks zijn naam is die getrokken wordt. Ik draai me op mijn zij en trek de deken over mij heen. Bijna elke avond heb ik dezelfde droom, we wachten op het plein voor de boete, dan word er een meisje gekozen en dan Zane. Elke keer Zane. En er is niets wat ik eraan kan doen en elke keer reageer ik anders. De ene keer huil ik, ik huil zo hard. De andere keer verstijf ik en weet ik niet wat ik moet doen. Soms word ik schreeuwend wakker en het enige wat ik voel is angst. Misschien maak ik er wel een groter probleem van dan dat het werkelijk is. Het is Zane's laatste boete en straks wordt hij helemaal niet gekozen. Dan is al dit gedoe voor niks geweest. Normaal gesproken sta ik meteen op maar ik blijf nu nog even liggen. Vandaag moet ik met vader mee vissen. Ik kom misschien uit district 4 maar ik vind vissen het saaiste wat er is. Het eeuwige wachten en hopen op een goede vangst, ugh. Ik hoop dat er weinig vissen zijn, want dat betekend dat ik mag zwemmen en daar hou ik wel van. Als ik in het water ben voel ik me vrij. Dan denk ik niet aan alle verplichtingen thuis, aan de spelen, aan Zane. In het water ben ik gewoon mij, Rubie. Rubie Surion.

Al gauw wordt mijn rust verstoord door mijn vervelende broertje Kent. Hij ziet er uiterst schattig uit, maar ik weet wat er onder die laag van grote blauwe ogen en bruin krullend haar schuil gaat. Hij is tien jaar, maar gedraagt zich soms alsof hij nog zes is. Hij klimt bij me in bed, pakt een kussen en begint ermee op mijn hoofd te slaan terwijl hij schreeuwt: "Je moet gaan vissen!" Ik probeer hem van mij af te gooien, maar hij is klein en snel en ik krijg hem niet te pakken. Uiteindelijk stopt Kent met slaan en drukt het kussen op mijn hoofd. Ik zal hem krijgen, denk ik. Ik spartel een paar seconden en daarna lig ik ineens doodstil met mijn ogen dicht. Ik voel dat Kent het kussen van mijn hoofd afhaalt.

"Rubie?" vraagt hij met een trilling in zijn stem.

Mooi, wees maar bang kleine etter.

"Rubie?"

Ik geef geen reactie. Pas als ik een harde snik hoor en daarna "Sorry!" hoor, open ik mijn ogen en schreeuw heel hard: "BOE!" Kent schrikt zo erg dat hij van het bed valt. Ik kom niet meer bij, maar Kent vind het wat minder grappig. "Niet leuk Rubie!" schreeuwt hij. "Jawel, heel leuk!" roep ik terug. Hij is duidelijk beledigd, want vlak daarna voel ik een hard voorwerp tegen mijn hoofd. Kent heeft een boek naar mijn hoofd gegooid. Mijn lachen gaat binnen twee seconden over in gevloek en ik spring uit bed om Kent achterna te rennen. "Kom hier etter!" schreeuw ik.

Ik ren door onze lange gang en zie over de rand van de trap dat Kent al beneden is. Hij is een kleine snelle duivel, maar ik geef niet op. Als ik halverwege de trap ben merk ik dat ik te snel ga en voor ik het weet lig ik onder aan de trap. Ik hoor een dramatische gil en voor ik het weet zit mijn moeder naast me op de grond.

"Oh Rubie! Meisje toch! Wat doe jij nou?"

"Kent.." grom ik.

"Och maar Rubie, hij plaagt je alleen maar," zegt ze.

"Noem je dit plagen?" vraag ik en ik wijs naar de bult op mijn voorhoofd.

"Dat komt vast omdat je weer eens te snel van de trap af wilde." Kent is een engel in de ogen van mijn moeder.

"Nee dit komt door een uiterst goed gemikte gooi van Kent met een boek naar mijn hoofd," zeg ik boos terwijl ik opsta. Voordat mijn moeder weer een excuus kan bedenken over waarom Kent een boek naar mij gooide en het vast niet zo bedoelde loop ik naar mijn kamer. Ik kijk in de spiegel en zie dat ik een grote bult op mijn voorhoofd heb. Gelukkig ga ik vier dagen de zee op, niemand die dit ding hoeft te zien. Terwijl ik mijn haar doe probeer ik mijn haar zo te doen dat de bult minder zichtbaar is, maar er is niet genoeg make-up in het Capitool om dit te verbergen.

Als ik klaar ben en mijn tas heb gepakt loop ik naar beneden om snel te ontbijten.

"Je vader wacht in de haven op je," zegt mijn moeder.

"Weet ik," zeg ik geïrriteerd, "hij wacht altijd in de haven."

Ze bedoelt het vast goed, maar soms vraag ik me af of mijn moeder wel doorheeft dat ik zeventien ben en niet twaalf.

Voor ik het huis uitloop pak ik nog snel wat eten uit de kast en verstop het in mijn rugzak. No way dat ik vier dagen lang alleen maar vis ga eten. Ik kijk snel nog even rond en zie dat Kent aan het spelen is in de achtertuin, hij ziet er vredig uit, maar ik weet wel beter. Ik loop door de straat heen en zwaai hier en daar naar wat buren. Ik moet zeggen dat ik het redelijk getroffen heb, de ouders van mijn moeder waren succesvolle vishandelaars en daarom wonen wij in een goed gedeelte van district 4. Zane daarentegen woont aan de rand van het dord in een klein huisje en zorgt voor zijn jongere broertjes en zusjes als zijn vader aan het vissen is. Na de dood van zijn zus Hazel heeft zijn moeder zelfmoord gepleegd. Het verbaasd me soms dat Zane nog het vermogen heeft om vrolijk te zijn. Ik besluit nog even langs te gaan voor ik vier dagen verdwijn.

Ik kom aan bij het kleine houten huisje en het ziet eruit alsof het elk moment in elkaar kan vallen, maar zo ziet het er al jaren uit. Als ik binnen kom zie ik dat Zane zijn vader helpt voorbereiden op het vissen en ondertussen ontbijt probeert te regelen voor de tweeling Mex en Levi en zijn twee zusjes Blanche en Verena. Zodra ik binnenkom zie ik dat Zane een grote lach op zijn gezicht krijgt. Als ik op bezoek ben, gedragen zijn broertjes en zusjes zich ineens rustiger. Ik geef Zane snel een kus en help met het ontbijt. Ik zet Mexi en Levi aan tafel en geef ze elk een boterham met vis, natuurlijk, en voor Blanche en Verena havermoutpap. Zane's vader groet mij nog snel voor hij de deur uitgaat. "Dus, hoe is het hier?" vraag ik. Ik heb er meteen spijt van, want ze voelen zich allemaal aangesproken om de vraag te beantwoorden. "Ho ho ho!" roep ik terwijl ik mijn handen in de lucht gooi, "één voor één! Jij eerst." Ik wijs naar Levi. "Nou volgende week zijn wij jarig en we hebben gevraagd of we allebei een vishengel mogen hebben!" Natuurlijk, ze willen een vishengel. "Oh leuk," lieg ik. "En ik," roept Blanche, "ik ga morgen met Zane een jurk kopen." "Waarom dan?" vraag ik. "Voor de boete. Ik heb nog geen jurk en volgens papa moeten we er netjes uitzien." Dat is waar ook, Blanche is twaalf nu en dit wordt haar eerste boete. Ik probeer te lachen, omdat ik zie dat ze het heel spannend vind, ik hoop persoonlijk dat ze niet gekozen wordt. Een twaalfjarige maakt geen schijn van kans, zelfs niet als een beroepstribuut.

"Oké, ik moet nu helaas gaan. Vier dagen de zee op, joepie!" Ik gooi sarcastisch een blij vuistje in de lucht en iedereen begint te lachen. "Ik zie je volgende week," zegt Zane. "Uiteraard," zeg ik. Terwijl ik hem een kus geef hoor ik braakgeluidjes van de jongens en schattige Awhs van de meisjes. Ik zwaai nog even snel naar ze en ren dan snel naar de haven, want ik ben heel erg laat.

Terwijl ik ren wordt de geur van het zeewater steeds duidelijker en ik snuif het op. Heerlijk, zolang ik maar niet hoef te vissen. Als ik aankom in de haven zie ik dat alle boten al weg zijn behalve die van mijn vader. Als ik op de boot stap begint hij dan ook meteen een hele preek.

"Nu zijn alle goede plekken weg Rubie! Kan je dan niet ook optijd komen?" roept hij boos.

"We hebben het toch niet nodig pap," zeg ik snel.

"Niet nodig?" sist hij.

Ik zie dat zijn "boze-ader" klopt naast zijn oog en ik weet nu dat het geen tijd is voor grapjes. "Sorry," zeg ik snel en ga aan het werk. Niet de beste manier om vier dagen met iemand op zee te beginnen.