Ik wist gelijk waar ik was. Het ene moment zat ik voor mijn computer een andere episode van Naruto te kijken, het andere moment stond ik in een groen bos. En niet het soort van bos wat ik gewend was, waar een duidelijk looppad uitgetekend was en je in de verte de auto's over de snelweg hoorde. Nee, het was een stukje puur natuur. Misschien zou ik ervan hebben genoten als ik niet zojuist uit mijn kamer was geteleporteerd.
Nu was ik in paniek.
"Ben ik in de wereld van Naruto? Ik ben gek. Hoe zou dat kunnen? Ik kijk teveel anime. Waar ben ik? Waar is mijn kamer? Ik ben doorgeslagen. Zou ik een ongeluk hebben gehad? Misschien heeft een raket ons huis geraakt? Waar is mijn familie dan? Ben ik in coma? Ben ik in een gekkenhuis? Verbeeld ik me dit?"
Ik was psychisch niet de sterkste. Je kon zelfs zeggen dat ik behoorlijk zwak was. Mijn handen begonnen te trillen als ik een presentatie had, ik had meerdere paniekaanvallen gehad en ik dacht gewoon te veel over dingen na. Dus als iemand zomaar in een andere wereld terecht moest komen, was ik een behoorlijk slechte keuze.
Ik voelde me handen klam worden. Mijn ademhaling werd sneller en sneller terwijl ik me op de grond liet zakken. Het gevoel in mijn maag was verschrikkelijk en mijn keel kneep zich dicht.
Hoe ik me voelde als ik in een paniekaanval zat? Ik dacht dat ik dood ging als er niet snel iets zou gebeuren. Niet dat ik lichamelijke pijn had. Misschien was ik gewoon raar.
Maar wat er gebeurde tijdens deze paniekaanval was anders. De bladeren begonnen meer te ruizen, harder, sneller. Maar ik keek niet op, mijn onderbewuste nam het maar vaag op. Pas toen ik gevaarlijk gekraak van de bomen hoorde keek ik op. Ik zat blijkbaar in een storm. De bomen ontwortelden zich om mij heen en takken vlogen langs. Ik deed het enige wat ik nog dacht te kunnen doen.
Ik gilde.
"Voel je dat?" vroeg Yaso uit het niets.
Kay stopte op de tak waar hij zojuist op was gesprongen en keek naar zijn groepsgenoot. Hij concentreerde zich even, knikte toen.
"Wacht, het wordt sterker..." zei Yaso.
Hij deed zijn ogen dicht, concentreerde zich. Chakra. Een immense hoeveelheid. En het groeide. Zoveel chakra bij elkaar had hij niet vaak gevoeld. En terwijl het meer en meer werd kwam hij tot de conclusie: hij had zelfs nog nooit zoveel gevoeld. Een glans naar Kay was het enige wat hij nodig had. De Akasuki leden in de schuilplaats moesten het ook op hebben gemerkt, het wat te groot om te negeren, dus hoefden ze die niet te informeren. Zo snel ze konden verdwenen ze, opzoek naar de kern van deze explosie. Iemand moest een machine hebben gemaakt en chakra hebben verzamelt. Dit kon niet goed zijn.
En toen, een gil.
Ontwortelde bomen vlogen door de lucht, wind zwaaide om me heen. Ik kon mijn eigen stem niet meer horen, zo oorverdovend was het natuurgeweld. Ik sloeg mijn handen over mijn oren en kneep mijn ogen dicht, zodat ik me zo klein en beschermd voelde als mogelijk was. Zwak boven de wind uit, riep ineens iemand. Mijn ogen schoten open terwijl ik met bonzend hart zocht naar die iemand, IEMAND, die me zou kunnen redden. Een jongen, of een man, door het opvliegende zand kon ik het niet goed zien. Hij schreeuwde tegen me, maar ik kon het niet verstaan.
"Help me!" schreeuwde ik "Help me! Alsjeblieft! Ik weet niet waar ik ben! Wat gebeurd er? Help me toch!" vaag drong tot me door dat ik aan het huilen was.
Een hevige pijn scheut in mijn nek. Ik voelde mijn ogen naar achter rollen. Toen werd alles zwart.
