Disclaimer: Ik bezit de rechten van Narnia niet en / of karakters
Veel plezier met lezen! Ik hoor graag wat jullie er van vinden :)
Langzaam kwam de zon op, haar eerste zonnestralen vielen over het dichtbegroeide landschap. Het landschap ontwaakte, de bomen rekten zich uit en lieten zich verwarmen door de zon. De vogels in de bomen knipperden met hun ogen, strekten hun vleugels en ze vlogen de heldere lucht in. Er was geen wolkje aan de hemel te zien. Na een paar vleugelslagen streken de vogels weer neer op de takken en begonnen opgetogen aan hun ochtendlied. Over het hele landschap klonken de zoetgevooisde liederen van de vogels in Narnia.
Een paar kilometer verderop kwam het kasteel tot leven, lichten gingen overal aan en er was beweging te zien achter de ramen.
Langzaam maar gestaag kwam houten brug van de hoofdingang omlaag en kwam met een zachte plof op de stenen brug neer. De burgers die in het kasteel verbleven liepen de brug over om aan het werk te gaan in de omliggende landerijen.
Een uur verstreek en alles was rustig, iedereen was aan het werk tot er ineens een leeuw op de brug verscheen. De leeuw zette koers naar het bos, zijn zachte voetstappen lieten de bladeren twee centimeter boven de grond opwaaien. De bomen volgden de leeuw met hun onzichtbare ogen. De majestueuze leeuw trok zich nergens van aan en liep in een rustig tempo verder. Langzaam verdween hij in de schaduwen van het woud. Na een paar seconden werd het bos weer rustig en het was net alsof er niks was gebeurd.
'Uwe Hoogheid?' ergens ver weg klonk het tot Caspian door. Langzaam kwam hij uit zijn droomtoestand en merkte dat zijn dienaar hem aarzelend probeerde wakker te maken. Soms schudde hij hem voorzichtig heen en weer en stopte er toen weer mee.
'Wat is er, Will?' Caspian kwam op één schouder overeind en keek in het gezicht van Will.
'Gelukkig, U bent wakker.' Het was duidelijk dat Will over zijn toeren was, Caspian zuchtte en kwam helemaal overeind. De dekens gleden omlaag en landden zachtjes op zijn schoot. Zijn dienaar schoot gelijk weg en kwam nog geen twee seconden later terug met Caspian's kleren. Eerbiedig hield hij ze voor en richtte zijn blik omlaag. Caspian graaide naar de kleren en trok ze zelf aan. Hij kon nog net zien hoe ontsteld het gezicht van Will stond, maar als snel trok Will zijn gezicht weer in een plooi. Will moest Caspian overal bij helpen, op het verzoek van de eerste minister van Narnia.
'U wordt verwacht in de vergaderzaal, Uwe Hoogheid,' begon Will maar Caspian kapte hem af. 'Ik wil liever eerst wat eten,' zei Caspian.
Will slikte moeizaam. 'Ze waren erg duidelijk, Uwe Hoogheid,' stamelde Will, bang om tegen de koning in te gaan. Caspian haalde zijn schouders op en liep richting de eetzaal. Will volgde hem met snelle, zachte pasjes.
'Hoogheid..'
Caspian zuchtte geërgerd, 'Will, je hebt toestemming om mij te verlaten en de leden van de raad te vertellen dat ik eerst ga ontbijten. Ik mag dan wel koning zijn maar dat betekent niet dat ik almachtig ben, een mens heeft eten nodig.' Caspian keek Will streng aan toen Will weer wilde gaan proberen om hem tegen te spreken.
'Tot uw orders, Hoogheid,' zwichtte Will uiteindelijk en maakte dat hij uit de voeten kwam om de leden van de raad op de hoogte te stellen.
Caspian's voetstappen maakten een galmend geluid iedere keer dat zijn voeten de stenen vloer raakten en bij elke voetstap schoot een andere gedachte van dezelfde herinnering door hem heen.
Susan, Susan gekleed in de mooiste jurk van Narnia, Susan die afscheidt van me neemt, Susan die me kust. Hij zuchtte vermoeid, waarom kon hij haar niet uit zijn hoofd zetten. Hij wist dat hij haar nooit meer zou zien maar toch bleef hij hopen. En wanneer Lucy en Edmund terug zouden komen was nog maar de vraag en of dat nog in zijn tijd was? Hij hield zich er liever niet mee bezig, maar aan Susan bleef hij maar denken.
Eindelijk bereikte hij de eetzaal en de bedienden sprongen in de houding om de deuren voor hem open te doen.
'Uwe Hoogheid,' mompelden de bedienden eerbiedig. Hij knikte naar ze en hij had nog geen twee stappen gezet of drie andere bedienden kwamen aangesneld.
'En wat wenst Uwe Hoogheid als ontbijt?' vroeg de middelste bediende.
'Hetzelfde als altijd, Geoffrey.' antwoordde Caspian.
'Weet u het zeker, Hoogheid? We hebben net verse vis en..'
Caspian stak zijn hand op. 'Hetzelfde, Geoffrey.'
Geoffrey maakte een buiging en de andere twee bedienden snelde weg naar de keuken om twee broodjes te halen met ham en kaas voor de koning. Geoffrey ging Caspian voor naar het hoofd van de tafel waar hij bij de stoel ging staan om Caspian aan te schuiven.
Niet veel later kwam een van de twee bedienden terug met een zilveren bord waarop de twee broodjes lagen. De bediende liet alles bijna vallen toen de deur open zwaaide en met een harde knal tegen de muur sloeg. Will kwam naar binnen gerend en kwam slippend tot stilstand aan de zijde van Caspian.
Wat nu weer, vroeg Caspian zich af.
'Hoogheid, de raadsleden verwachten uw aanwezigheid nu. Het gaat om belangrijke staatszaken,' zei Will. Caspian pakte rustig een broodje van het bord dat eindelijk voor zijn neus stond.
'Vertel me eens, Will. Wanneer is dat het niet en als ik er eindelijk ben blijkt dat het om een één of ander akkefietje te gaan met een burger?' Hij nam een hap van zijn broodje en keek geïnteresseerd toe hoe Will een antwoord probeerde te bedenken.
'Ik.. Nou ja.. Ik weet zeker dat het nu niet zo is, Hoogheid.' kon hij uiteindelijk uitbrengen.
'Goed dan.' Caspian stond op en volgde Will naar de raadszaal.
Na een paar minuten stonden ze eindelijk voor de deuren voor de raadszaal en Will deed de deuren voor Caspian open.
'Leden van de raad, ik vernam van mijn persoonlijke dienaar dat deze bijeenkomst belangrijker is dan dat ik dacht.' zei hij terwijl hij ondertussen naar zijn troon liep.
'Inderdaad, Hoogheid,' zei Heer Santino toen Caspian zat en hij alle raadsleden goed kon zien. Caspian schoof een hand onder zijn hoofd en tikte ongeduldig met zijn andere hand tegen de troon aan.
'Deel de urgentie van deze bijeenkomst dan met me,' sprak hij formeel.
'Jawel, Hoogheid. Wij hebben vernomen uit betrouwbare bronnen dat Aslan naar de kampementen is gegaan waar nog trouwe aanhangers van Miraz zitten,' antwoordde Heer Santino.
Caspian stopte met tikken en rechtte zijn rug. Hij begon steeds bozer te kijken terwijl het antwoord meer en meer tot hem doordrong.
'Oftewel,' begon hij met een zware stem, 'ik ben hierheen geroepen, mijn ontbijt overgeslagen omdat jullie naar geroddel luisteren van "betrouwbare bronnen"? Mag ik dan vragen wie die "betrouwbare bronnen" zijn? Bakkers? Burgers die op de landerijen werken en achter alles wel wat verzinnen?' Hij zag hoe zijn vraag doel trof toen de raadsleden kleur wegtrokken.
'Maar het is waar, Hoogheid, Aslan is vertrokken richting de bossen. Verscheidene mensen hebben Aslan daarheen zien gaan.'
Caspian wierp een strenge blik op Heer Santino. 'Richting de bossen betekend niet richting de kampementen van de aanhangers van Miraz.'
'Maar de kampementen zitten in die bossen, Hoogheid.'
'Ik weet zeker dat Aslan een reden had om richting de bossen te gaan.'
'Dat had ik inderdaad,' klonk ineens de zware leeuwenstem van Aslan vanuit de deuropening.
Caspian en de raadsleden sprongen verschrikt op.
'Aslan,' zei Caspian en liet zich vallen in een buiging. De raadsleden volgden zijn voorbeeld en knielden voor de majestueuze leeuw die zich in de richting van het midden van de raadszaal begaf.
Caspian richtte zijn blik van de grond af en merkte een andere gestalte op die in de deuropening stond. Hij knipperde even met zijn ogen en voordat hij het wist was de gestalte alweer weg. Aslan merkte Caspian's verbaasde gezicht op.
'Is er iets?' vroeg hij aan hem.
Caspian wendde zijn blik af van de deuropening en keek in de goudgele ogen van de leeuw. 'Ik dacht.. Nee, laat maar,' antwoordde Caspian.
Aslan keek hem nog even met een diepe frons aan maar wendde al snel zijn blik op de raadsleden.
'Heren, over een ding hadden jullie gelijk. Ik was inderdaad in het bos, vlakbij de kampementen. Ik moet iets met jullie bespreken.'
