Titel: Koude herinneringen
Writer: Dinnee
Pairing: Harry/Draco
Disclaimer: I don't own, JK does.
Warning: slash/ PG (may change later)

Het was koud die nacht. Harry zat voor het raam van Grimboudplein 12 en keek naar buiten. De mist krulde zich laag tussen de bomen door en rijp vormde zich op het gras. Als Harry zijn ogen samen kneep en in de verte tuurde leek het alsof er een persoon op de heuvels in de verte stond. Soms stelde hij zich voor dat het Sirius was die in de verte op hem wachtte. Andere dagen stelde hij zich voor dat het zijn vader of moeder was. En op heel slechte dagen was het Malfidus.

Hij had de angst op Malfidus' gezicht kunnen lezen die avond op de toren. Hij had hem wakker willen schudden en willen schreeuwen dat hij op moest houden. Dat hij niet zo was als zijn vader, zijn vader die in Azkaban zat, zijn vader die misschien niet eens meer leefde.

Abrupt stond Harry op en trok het raam open. De koude lucht stroomde naar binnen en Harry voelde de kou langs zijn benen naar beneden de kamer in zakken. Hij rilde, maar het kon hem niets schelen. Hij voelde hoe zijn keel zich dichtkneep bij de gedachte aan die avond. Hij wilde het zich niet meer herinneren hij wilde een manier vinden waardoor alles weer terug ging naar het oude. Hij balde zijn vuisten en snoof zijn adem uit.

Wat voor recht had Malfidus om zomaar iemand van het leven te roven? Hoe wanhopig moest je zijn als je de dood in de ogen keek en niet tot een beslissing kon komen? Hoe veel gevaar moest je trotseren als je de bescherming van de geweldigste tovenaar nog niet voldoende was? Iemand moest wel heel erg in het nauw zitten als hij geen andere uitweg meer zag dan de sterkste tovenaar van zijn tijd te willen vermoorden.

Harry had Malfidus' gezicht gezien, vol afgunst, trots en later vol angst. Ergens begreep hij het niet. Waarom had hij Perkamentus niet laten leven? Wat stond er op het spel? Malfidus' had toch niets meer te verliezen?

"Harry."

Hij draaide zich om en keek in de bezorgde ogen van Hermelien.

"Ik wil niet meer…" Zijn stem klonk angstig ver weg en het leek of hij niet bij zijn lichaam hoorde.

Haar ogen vulde zich met verdriet. Ze ging naast hem staan en keek naar de zelfde heuvel als waar hij eerder naar had zitten staren. Hun handen vonden elkaar en zacht kneep hij in haar vingers. Ze beet op haar lip.

"Nog even…" Fluisterde ze en deed zachtjes het raam dicht.

Malfidus lag op de koude harde grond. Hij voelde zijn gekneusde ribben in zijn zij duwen en zijn rug voelde niet veel beter aan. Zijn spieren waren stijf en koud van het liggen op de kale grond en in zijn haar kleefde opgedroogde modder. Hij voelde zich als een gewond dier en probeerde voorzichtig zijn been te bewegen. Een scheut van pijn schoot door zijn lichaam en hij kon met moeite een schreeuw onderdrukken.

Het was twee weken geleden dat hij gevlucht was samen met Sneep. Wat er daarna gebeurd was, was gehuld in een zwarte roes die Draco niet kon doorbreken. Hoe meer hij zich concentreerde op de gaten in zijn geheugen, hoe minder hij zich leek te herinneren. Vage dromen plaagde hem in de koude nachten, als het angstzweet van zijn rug droop en hij schreeuwend wakker werd.

Waar hij was, wist hij allang niet meer. De laatste keer dat hij fatsoenlijk gegeten had leek te behoren tot een ver een vreemd verleden. Een verleden dat niet bij hem hoorde. Het was alsof hij in een akelige nachtmerrie terecht gekomen was, waar gespeeld werd met de tijd en met zijn geheugen en hoe heviger hij wenste wakker te worden, hoe bedrukkender de waarheid van de nachtmerrie werd.

De enige gedachte die op een helder moment door zijn hoofd rond spookte was: 'Potter'. Als een mantra had het woord zich in zijn hoofd genesteld waar het op de meest vreemde momenten op stak als een donderslag bij heldere hemel. De betekenis van het woord was hem ondertussen ontgaan en het gezicht dat bij de naam hoorde was een schim in zijn hoofd geworden. Zijn gedachten hingen als los spinnenrag aan elkaar en het enige wat er nodig was om ze te breken was een klein zuchtje wind.

"Sta op!"

Hij werd bij zijn arm gegrepen en met een snelle, ruwe beweging opgetild. Zijn pijnlijke been kon zijn gewicht niet houden en trillend van de pijn struikelde hij achter de persoon aan die hem vast had gegrepen. De man die hem vast had was sterk en hiel geen rekening met hoe Draco was toegetakeld. Sneller dan Draco bij kon houden werd hij door de donkere gangen gesleurd.

Donkere gangen die af en toe verlicht waren met een enkele fakkel. Het tochtte en vocht drupte langs de muren en van het plafond. De gangen leken eindeloos door te lopen in een onontkoombaar netwerk. Het was donker en muf. De man opende een zwarte deur en smeet Draco naar binnen. Met een harde klap belande hij tegen de muur en bleef trillend liggen, te zwak om te denken, te koud om te bewegen.

Een sissend geluid klonk van achter een houten paneel, als of er een ventiel leeg liep, of er stoom ontsnapte uit een fluitketel die nog net niet kookte. Draco keek op en zag dat deze kamer verlicht was, hij knipperde met zijn ogen die niet meer gewent waren aan licht. Het brandde achter zijn oogleden en hij kneep zijn ogen weer dicht. Het licht gaf hem hoofdpijn en op een of andere manier kon hij niet meer stoppen met trillen. Met zijn handen schermde hij zijn gezicht af in een verwoede poging de pijn tegen te gaan die het licht veroorzaakte.

Het sissen stopte even abrupt als het was begonnen en voorzichtig keek Draco tussen zijn vingers door. Zijn ogen wende langzaam aan het licht, maar de pijn in zijn hoofd bleef bonken als een hamer op een aambeeld.

Een in zwart gehulde figuur stapte langzaam op hem af en lachte schamper. "Het is tijd."

De laatste gedachte die bij Draco op kwam voor hij zijn geheugen verloor was een angstkreet naar Potter.