De wolken pakten zich dreigend samen boven een verlaten dorpje. Er was geen levende ziel te bekennen tussen de half vergane huizen en de smalle straten, afgezien van de paar raven die er rondvlogen.

Ze krasten. Het geluid schalde over het plein waar ooit vele markten werden gehouden, maar in deze tijd was er niemand meer die zich eraan kon storen. Het geluid van de raven stierf langzaam weg toen de wind de vogels naar volgende dorpje droeg. Havermouth.

Maar ook daar was niet veel voedsel voor de hen te vinden. Eveneens een verlaten dropje, waar het zachtjes regende en de struiken er verdord uitzagen. Men vond er doorgezakte bankjes op eenzelfde soort plein, waar ooit vrolijke kinderen hadden gespeeld en koopmannen om het hardst hadden geschreeuwd om hun producten aan te prijzen. Waar ooit honden werden uitgelaten, voor hun baasjes naar hun werk gingen. Of waar peutertjes de vogels leerden voeren en waar 's avonds naar de sterren gekeken werd. Dat was bijna dertig jaar geleden.

Nu huisden er alleen nog raven, want de aanhoudende winterse kou dwong andere vogels weg te blijven van het ongure, kille oord. Maar deze sfeer, deze kou had de halve wereld in zijn macht. De vogels hadden nergens nog een goed onderkomen.

Velen stierven.

Slechts een paar kilometer van de twee uitgestorven dorpjes kwamen de landweggetjes bij elkaar in een stadje. Daar stonden de huizen nog overeind, al waren er genoeg andere aspecten die voor een luguber uiterlijk zorgden. De ingegooide ruitjes waren slordig dichtgetimmerd, en mistroostige gaten tussen de bakstenen herinnerden aan de ramp die zich nog niet zo lang geleden had voltrokken. Een enkeling waagde zich in het stadje, het stenen plein op dat minstens twee keer zo groot was als die van de dropjes. Als er al tovenaars waren liepen ze dicht op elkaar, minstens met zijn vieren, met haastige passen die iets van onophoudelijke angst verrieden. Er mochten dan nog mensen wonen, ze lieten zich niet graag zien.

Dus bleven ook die straten verlaten en uitgestorven en raakten ook die prullenbakken en bankjes in verval. Zwerfhonden vroren dood, bij gebrek aan hulp van mensen die het niet te druk met zichzelf hadden. Vogelnestjes vielen uit de kale bomen, vergeten door hun gevluchte moeders. Verdorde tuintjes werden overheerst door onkruid dat zo snel groeide dat voordeuren en ramen al gauw van een afstandje niet meer te zien waren. Een krant, gedragen door de wind, fladderde door wat ooit de drukke winkelstraten waren. De letters die het nieuws vertelden waren uitgelopen door de constante regen. Ze leken zo op hun manier mee te treuren met allen die ooit in deze stad hadden gewoond. Alles huilde. De wolken, de mensen, de donkere ruimtes achter de ramen en de bomen die steeds meer bladeren verloren. Een hond jankte omdat hij op het randje van leven en dood balanceerde, maar niemand luisterde er echt naar. Het geluid, dat het verdriet van de laatste inwoners hardop uitsprak, leek te hard voor de stilte en verontruste de inwoners dat er ongewilde bezoekers op af zouden komen. Bezoekers met bloeddorstige ogen en kille haat openlijk in hun houding.

En alles verkeerde in deze staat. Elk stadje, elk dorpje, elk gehucht. Overal waaide het, gleden regendruppels langs vuile ramen naar beneden. Overal blies de wind de griezelige raven vooruit, of duwde ze vergeten wandelwagens omver waar ooit een kind in had gelegen.

Ooit durfde men nog te hopen. Vóór de dood van de leider van de Orde van de Feniks, de leider die de dromen op zijn schouders droeg en de kracht had ze waar te maken. De leider die Voldemort elf jaar geleden tot een gevecht dwong met als inzet zijn leven. Maar geen van beiden won. Voldemort werd geholpen door onbekende krachten en overleefde de dood, terwijl Perkamentus zijn geheime wapen ongewild in de schoot geworpen kreeg. Liefde.

Rubeus Hagrid gaf zijn leven voor dat van Perkamentus en diende als levend schild. Hij vond de dood, maar het gevecht was niet voor niets geweest. Er volgden zes jaar waarin de Orde zich beter kon organiseren terwijl Voldemort noch een lichaam had, noch een leven.

Vijf jaar terug vlogen de uilen als gekken door de lucht om de wereld op de hoogte te brengen van het laatste nieuws. Het sloeg in als een bom en veroorzaakte een golf van angst, paniek en woede over de hele wereld. Nu was het een kwestie van wie het eerst opgeeft, en het lijkt erop dat de Orde geen moed meer over heeft.

Want volgens al die kranten was Voldemort terug, en had hij zijn eerste moord alweer gepleegd.

Deze keer was het Albums Perkamentus.

De oude Lupus nam de leiding over de Orde, maar het was anders. Er werd niet meer op alle kracht terug gevochten. Waarom vechten als je weet dat níemand ooit de naderende doodsvloek heeft overleefd?

Er was hen verteld dat het zoontje van de Potters dat zou kunnen, maar toen zijn moeder vroegtijdig een miskraam kreeg was alle hoop definitief verloren.

Anno 1997