Trouw
Severus Sneep knielde
neer aan de voeten van de man die hij al meer dan twaalf jaar niet
meer had gezien. Opkijken was verboden, dat wist hij, en dus staarde
hij naar de dikke laag stof die zich door de jaren heen op de houten
vloer had verzameld. Af en toe doorbrak de vage vorm van een voetstap
het eentonig grijswitte palet. De rest van het vertrek verkeerde in
dezelfde staat: de ramen waren zo vuil dat het licht van de volle
maan onmogelijk naar binnen kon schijnen en ware het niet voor het
getik van de regen, dan zou hij nooit geweten hebben dat het buiten
verschrikkelijk weer was. Ook de kandelaars die sinds lange tijd weer
kaarsen bevatten, schreeuwden verval uit en waren bedekt met dikke
spinnenwebben. Een muffe geur van stof en rottend hout doordrong zijn
neus en vulde ongewild zijn longen.
Woorden doken in zijn
geest op, maar hij onderdrukte de neiging om te spreken. Spreken zou
hem fataal kunnen worden. Alles wat hij op dit moment deed zou wel
eens het laatste kunnen zijn dat hij in levende toestand zou kunnen
doen. Zijn leven lag in handen van De heer van het Duister. Hij
haatte het om zo weinig controle te hebben over zijn toekomst, maar
hij had op voorhand geweten dat dit was hoe het zou zijn. Hij moest
dit doen en het beste hopen. Als hij niet naar haar gekomen was, zou
hij zeker ten dode zijn opgeschreven. Dit was de enige mogelijkheid.
Hij wist het en haatte het nog meer.
De seconden leken tergend langzaam
voorbij te kruipen. Hij voelde hoe de rode ogen van zijn meester elke
vezel van zijn lichaam in zich opnamen. De toverdrankmeester had het
gevoel dat ze veel dieper keken dan alleen zijn kledij of zijn huid.
Zelden had de andere man hem kippenvel bezorgd. Al die vorige
momenten stonden in zijn geheugen gebrand als een kaars die nooit te
doven was. Ook dit was één van die momenten die hij
nooit zou kunnen vergeten.
Een gesnuif was te
horen.
'Ik ruik
modderbloedjes. Je werkt nog altijd voor die seniele dwaas!' Het
was geen vraag, enkel een opmerking. Een antwoord was dan ook niet
nodig. Het zou het zijden draadje waaraan zijn leven hing alleen maar
dunner maken.
'Ik ben vier uur
geleden terug gekeerd. Waarom Verschijnsel je nu pas voor mij? Ik
dacht dat je vroeger één van mijn trouwste Dooddoeners
was.'
'Mijn trouw voor u heeft geen
seconde gewankeld, Mijn Heer,' bracht Sneep voorzichtig uit. Hij
speelde met vuur en dreigde meer dan alleen zijn vingers te
verbranden.
'Zwijg!' schreeuwde de kille
stem. 'Ik zal wel over jouw trouw oordelen.' Zelfs de wasachtige
huid van de lange tenen voor hem straalden woede en haat uit.
Het enige wat Severus kon doen was
nog dieper knielen en hopen dat de toverstok in die spinachtige hand
voorlopig naar de grond gericht zou blijven.
'Waarom verschijn je nu pas? Spreek
op!' siste zijn meester.
'Mijn positie als spion was voor
mij het allerbelangrijkste, Heer. Ik wilde dat, wanneer ik terug
kwam, ik u dezelfde diensten en informatie kon aanbieden als twaalf
jaar geleden. Indien ik meteen teruggekeerd zou zijn, zou Perkamentus
geweten hebben bij wie mijn trouw echt lag. Ik aanvaard elke straf
die u mij geeft en beschouw het als een onderdeel van mijn diensten
die ik u aanbied.' Voorzichtig selecteerde Sneep elk woord dat hij
zei. Als een strateeg wrong hij zich in bochten. Hij danste op de
koord van zijn eigen leven en bij de kleinste misstap zou hij
hulpeloos de diepte in vallen en verloren zijn.
Zijn meester had ten tijde van de
Eerste Oorlog zijn smoesjes en excuses geloofd. Nooit had zijn
meester getwijfeld aan zijn woorden. Hij was rotsvast overtuigd van
de onvoorwaardelijke trouw die hij steeds kon lezen in de ogen van de
toverdrankmeester.
Jarenlang was dat ook zo geweest.
Jarenlang had hij zijn meester met de grootste overgave gediend,
overtuigd dat hij het bij het rechte eind had toen hij sprak over
bloedzuiverheid. Tovenaars en Dreuzels moesten strikt gescheiden
worden. Als zijn moeder dat maar had geloofd; het zou haarzelf en
haar zoon een hele hoop ellende bespaard hebben. Het beetje hart dat
hij als baby gehad moest hebben, werd volledig verzuurd en langzaam
maar zeker stierf de echte Severus Sneep door de harde hand van zijn
vader.
Nooit was hij er in geslaagd om één
iemand lief te hebben. Tot hij haar ontmoette. Zij was de eerste die
verder keek dan zijn ongewoon grote neus en het gordijn van haar dat
hij voor zich had opgetrokken. Lily Evers deed hem voor de eerste
maal glimlachen en gaf hem het gevoel een persoon te zijn. Even leek
zijn haat voor Dreuzels te verdwijnen als wolken die moesten wijken
voor de zon, maar toen koos ze de kant van die James Potter. Het
weinige van zijn hart dat nog in leven was, werd harder dan de
hardste steen.
De idealen van de Duistere Heer leken
plots zo juist en aantrekkelijk. Vol haat koos hij de weg die leidde
tot aan de voeten van zijn meester. Nooit had hij getwijfeld aan zijn
woorden, daden of aan de acties die hij moest uitvoeren. Niet één
keer stelde hij zich vragen, tot het moment dat hij met opgeheven
toverstok in de groene ogen keek die hij al jaren uit zijn geest
probeerde te bannen. Haar bolle buik was duidelijk zichtbaar en was
de reden dat ze zou moeten sterven. Ze had zelfs zijn naam nog niet
gezegd toen hij wist dat hij haar nooit kwaad zou kunnen doen.
De haat die hij al die tijd gevoeld
had en de overtuigingen die hij voor waarheid hield, werden als een
ballon doorprikt en spatten uiteen. Het enige dat restte was het
vervloekte leven van een spion aannemen en hopen dat hij de blunders
die hij gemaakt had enigszins kon herstellen. Anderhalf jaar later
bleek dat al zijn moeite voor niets was geweest en was het zijn
meester zelf die zijn engel ten val bracht.
'Crucio!' De spreuk raakt hem
volledig onverwacht. Hij had zelfs de toverstok nooit zien bewegen of
de rode straal op hem zien afkomen. Vlijmscherpe messen leken zich
door zijn huid een weg te banen tot in zijn binnenste; zijn
ingewanden leken te smelten en zijn ogen leken uit te puilen. Hij
rolde over de grond van de pijn, maar weigerde om het uit te
schreeuwen. Schreeuwen was een teken van zwakte en hij was niet zwak.
Bovendien weigerde hij het om de man voor hem het genot te gunnen.
Het kon hem niet schelen dat de vloek daardoor langer zou duren. Hij
was niet zwak en wilde dat op geen enkele manier tonen.
Met nauwelijks kans om tussen twee
spreuken even naar adem te happen, volgden nog een tweede en derde
rode lichtstraal. Vaag proefde hij bloed; zijn tanden hadden zich in
zijn lippen geboord toen hij probeerde om een schreeuw te
onderdrukken.
Minutenlang bestond er Severus'
leefwereld niets anders dan de verscheurende pijn. Zijn hersenen
leken te koken en weigerden dienst. Een schreeuw ontsnapte zijn
lippen en schuurde door zijn keel.
Zodra zijn gegil de kamer had gevuld,
lag Sneep stokstijf op de grond. De pijn verdween, maar elke spier in
zijn lichaam weigerde dienst.
'Dat heb ik altijd het meest
bewonderenswaardig gevonden aan jou, Severus. Jij zal aan je meester
nooit de pijn tonen die je voelt. Jij ondergaat alles wat ik wil, jij
lijkt je gevoelens volledig uitgeschakeld te hebben. Ik sta versteld
van je vastberadenheid, maar uiteindelijk win ik toch altijd,
Severus.'
De torenhoge muur die hij altijd rond
zijn gedachten had opgebouwd, werd in één klap
gesloopt. Allerlei beelden overspoelden zijn geest: de eerste keer
dat hij aan de voeten van zijn meester knielde en hem trouw beloofde;
de eerste keer dat hij een Dreuzel van het leven ontnam en de trots
die toen zijn lichaam vulde; de haat voor Modderbloedjes, het gevoel
van opwinding toen hij het Zwarte Teken eerder die dag voelde
branden,… Even snel als het gekomen was, verdwenen de beelden. Zijn
hoofd bleef echter pijnlijk nabonken, maar hij wist niet of dat kwam
door de marteling of door de aanval op zijn geest.
Hij kreeg weer controle over zijn
lichaam, maar toch bleef hij uitgeput liggen. Hij wist zelfs niet of
hij de kracht had om zijn hoofd op te heffen. Elke spier in zijn
lichaam, elk botje schreeuwde het uit van de pijn.
Een kille lach die hij vroeger zo
aanbad, maar hem nu kippenvel bezorgde, vulde de ruimte.
'Gelukkig lijk je de waarheid
gesproken te hebben, Severus. Je trouw heeft inderdaad nooit
gewankeld.'
Sneep verbeet de pijn en krabbelde
terug overeind. Hij knielde weer voor de voeten van de Duistere Heer.
Hij had verwacht dat zijn leven over zou zijn toen zijn meester er in
slaagde om zijn geest binnen te dringen, op zoek naar aanwijzingen
van verraad. Gelukkig was de dertiger zijn plannetje gelukt.
Voorlopig toch.
'Ik heb nu nog een rekening te
vereffenen met een verrader. Jij keert nu terug naar Zweinstein en
laat Perkamentus geloven dat je nog steeds voor hem spioneert. Ik wil
dat je vanavond rapport uitbrengt van alles wat die seniele ouwe de
laatste twaalf jaar heeft uitgespookt.'
Severus Sneep stond recht, boog nog
één keer naar de grote man die voor hem stond en
verliet toen het vertrek. Zijn voetstappen werden gedempt door de
dikke laag stof en bij elke pas die hij zette werden er kleine
wolkjes van in de lucht gesmeten.
Nadat hij de halfrotte deur achter
zich had dichtgetrokken, herinnerde hij er zichzelf aan om
Perkamentus te bedanken voor de Hersenpan die hij jaren geleden met
Kerst van hem gekregen had.
AN: Dit was het tweede verhaal dat ik voor een wedstrijd op een Nederlandstalige Harry Potterforum geschreven heb (het eerste is 'Het Levenskristal'). De opdracht was om een one-shot te schrijven ten tijde van de boeken én met een reeds bestaand personage erin.
Dit is volgens mij alles behalve mijn beste verhaal: het idee van Sneep die terugkeert naar Voldemort op het einde van boek vier is niet meteen een heel originele inval. De manier waarop ik het geschreven heb, kan er wel nog door, zeker als je weet dat ik tegen een krappe deadline aan moest schrijven en dat ik het super druk had met school.
Laat me AUB weten wat jij vond van dit stukje.
Tot het volgende verhaal maar weer!
