Proloog
Mijn opengesperde ogen volgen de verzameling bomen. In zekere zin hebben ze iets griezelig over zich. Eigenlijk doen ze me denken aan het bos waar Sneeuwwitje in verdwaald, enkel ontbreken de enge gezichten. Ik draai een rondje en bekijk elke optie. Waarom ging ik nu toch van het pad af? Wanneer je geen enkel gevoel voor coördinatie hebt, dan wijk je niet van het pad af. Mijn moeder wijst me zo vaak op dit feit. De schemering treedt in en een naar gevoel knaagt aan me. Een ijzig briesje laat mijn haren in mijn gezicht vallen. Op mijn lip bijtend weeg ik mijn opties af. Het soort van pad naar rechts zag er enger uit dan het pad naar links. Maar kwam ik wel van links?
Er waait nog een ijzig briesje voorbij. Ik zucht en werp gefrustreerd mijn hoofd naar achteren. Optie links dan maar, op goed geluk.
Met mijn ogen op de grond - om niet te vallen - stap ik goed door. De schemering verdwijnt en de nacht treedt in. Hoe laat zou het zijn? Had ik nu maar mijn gsm meegenomen, zo kon ik minstens mijn moeder verwittigen.
Wat was dat?
Ik kijk geschrokken naar rechts, maar zie niets. Een onbehagen overvalt me. Mijn adem stokt in mijn keel. Hoorde ik iets achter me? Ik versnel mijn pas door het bos. Was het enkel mijn verbeelding?
Iets rent vlak naast me, ik zie een schim. Ik hap naar adem en begin te rennen.
