A/N: Dit zijn korte fragmenten die bij bepaalde gebeurtenissen in het zevende boek horen. Omdat het nogal verwarrend is, zal ik het uitleggen. Het eerste fragment beschrijft Harry's bezoek aan de tombe van Perkamentus, het tweede fragment gaat over Harry die de dood tegemoet komt in het bos, het derde fragment verhaalt Harry's bezoek aan het slagveld, en ten slotte vertelt het vierde fragment over Harry die het slagveld met zijn kinderen bezoekt.
-----
-----
Tijd vliegt. Soms niet.
*
Je probeert hem zo veel te geven. Zo veel te doen. Maar je kunt niet alles, je bent niet onsterfelijk (zoals dat gedrocht) maar je kunt niet alles, want je bent Perkamentus niet, je stok is soms alleen van hout en feniksveer gemaakt – verder niets. Maar bij de tombe die zo wit oplicht – alsof het uit de hemel is neergedaald – moet je wegkijken en toch je woorden zorgvuldig kiezen.
'Het geeft niet. Ik vergeef het je.'
Luister, Harry. Magie. De wind fluistert geschiedenis: 'Het doel heiligt de middelen.'
Maar je vergeet het niet.
*
Soms, soms wilde je dat je de tijd kon terug draaien. Had je maar dieper adem gehaald, had je maar vaker naar de lucht gekeken, had je maar geluisterd, alleen maar geluisterd, dan was alles misschien nog…
Je zult in je leven een bepaald punt bereiken waarbij je denkt: 'Het is al te laat.'
En de tijd valt niet terug te draaien. ('Na dat fiasco op het Departement van Mystificatie?' spotte Hermelien. Ron haalde zijn schouders op.)
Maar soms, als iedereen rent, als drie vrienden scheiden, als de broer van je vriend met een lach sterft, als een baby een wezen en jij peetvader wordt en je de oorlogskreten achterlaat en in plaats daarvan de stilte van de dood volgt, leer je dieper ademen, de kleuren fleuriger, levendiger zien – en al leef je korter… het lijkt beter, mooier. Gelukkiger. Misschien, denk je, is dat wat ze bitterzoet noemen.
*
Wanneer de aarde te vochtig is, te veel bloed heeft opgezogen, te vaak het gehuil en geschreeuw gedempt heeft en te veel stenen lichamen heeft gedragen, zul je een jaar later terugkeren en de paardenbloemen in je handen op haar laten vallen als betuiging van je dank voor haar moed omdat ze zoveel heeft moeten doorstaan en toch nog… er is.
En wanneer de wind waait, wanneer het zaad van de paardenbloemen zich verspreidt – wanneer de wind zaad zaait over de aarde, zal zij (de aarde) haar kinderen baren over twee jaar als je op dezelfde dag, op hetzelfde tijdstip terugkomt voor een bezoek.
Twee jaar later en je staat op de plek waar de aarde tot roest was verkleurd, maar nu tuur je alleen naar de bloemen die her en der opsteken en met het zonlicht spelen. Sluit je dan je ogen?
Je luistert. Die stilte, de stilte na oorlog zegt: 'Vrede.'
Tijd maakt oorlog, oorlog maakt vrede, vrede maakt rust.
Je loopt; de zon blijft schijnen, de wind waaien en zaaien en de aarde blijft bloemen baren.
*
Zeven jaar later breng je kinderen erheen. Ze hurken neer, samen met je, en bundelen de aarde in hun handen. Hun nagels zijn zwart, hun handpalmen iets donkerder dan voorheen. (Niet rood of dood, gewoon… zwart. Bruin. Groen. Leven. Leven.)
'Het glijdt niet als zand,' klaagt één van hen.
'Het is ook geen zand,' lach je. (Zeven jaar later kun je lachen.)
Je kinderen rennen en jagen elkaar na.
Jij staat met beide voeten op de grond te luisteren met gesloten ogen.
Tien jaar geleden lag iedereen op de grond. Kermend, fluisterend, huilend. (Lachend? Waar? Mondhoeken konden niet omhoog gekruld worden, lippen werden getrokken en vormden strakke, dunne lijnen.)
Je opent je ogen en je hoort je kinderen lachen; je ziet ze rennen en bewegen.
Niets staat stil. Tijd niet. Pijn niet. Zelfs jij, tien jaar later, niet.
Geen profetie, Harry.
Het doel heiligt de middelen. Soms niet.
Harry… Wat ben je ongelooflijk moedig geweest. Tijd vliegt.
Tijd vliegt. Soms niet. Maar wat is een seconde, wat is een jaar, wat is een heel leven als je weet dat de toekomst voor je ligt?
