Ik opende mijn ogen en trof mezelf in een plek dat ik niet eens herkende. Ik veerde langzaam overeind en keek rondom mij.

"Waar ben ik?" Mijn schorre stem weergalmde door de lege kamer.

Ik gooide voorzichtig mijn benen over de bedrand en schoof van het bed af, zodat ik op beide mijn voeten stond. Een aangename verrassing voor beide mijn voeten, de vloer was aangenaam warm.

Het geluid van een deur dat toeklapte haalde me uit mijn gedachten. Ik keek naar de deur en stapte voorzichtig ernaar toe.

Ik beet op mijn lip, toen ik de klink vasthad en ze naar beneden duwde.

"Oh God, ik hoop dat ik niet bij een of andere creep zit..." bad ik en duwde de deur open. Ik zag niemand in de hal, noch hoorde ik iemand.

Als ik rondom mij keek in de hal, merkte ik op dat het prachtig was gedecoreerd. Was ik beland in een huis van een of andere rijke familie?

"Hallo?" Mijn stem echode door de hal. Toen ik niets hoorde, besloot ik de trappen af te gaan en verder op onderzoek te gaan.

"Hallo?" riep ik weer eens. Plots werd ik ruw tegen de muur gedrukt. Ik kreeg geen woord of letter eruit en gillen lukte niet.

Ik stond oog in oog met een complete vreemdeling. Een vreemdeling met ambergouden ogen en zilver haar. Hij had twee rode strepen op beide zijn wangen en een paarse halvemaan op zijn voorhoofd. Hij was zeer rijkelijk gekleed, hij had een kimono aan en een soort van borstplaats dat hem beschermde.

"Wie ben je en wat doe je hier?" Zijn blik stond dreigend en de toon van zijn stem zei meer dan genoeg. Ik stond op zeer gevaarlijk terrein.

"Sesshoumaru! Haal je handen van het meisje!" Een vrouw, ook rijkelijk gekleed, voorkwam dat de man -Sesshoumaru- me levend op at.

Sesshoumaru liet me los, tegen zijn zin en wandelde dan heel arrogant weg. Wat is dat voor een eikel?

Ik keek de vrouw aan en zuchtte opgelucht.

"Be- bedankt.." mompelde ik zachtjes. Ze grinnikte en nam mijn hand vast.

"Maak je niet druk. Sesshoumaru is het niet gewoon om gasten thuis te hebben." vertelde ze en ik fronste. Gast? Ben ik wel degelijk een gast?

"Hoe.. Hoe ben ik hier eigenlijk beland? Ik herinner me echt niets meer.." vroeg ik zachtjes. De vrouw keek me aan.

"Kom, we gaan naar de woonkamer en daar leg ik je wel alles uit." antwoordde ze en greep mijn pols vast.

Ze bracht me naar de woonkamer en ze sloot de deuren.

"Inu youkai hebben scherpe oren en horen alles, ik ga een barrière maken, zodat niemand onze gesprek hoort." Een barrière? Van wat? En wacht.. Inu youkai? Waar in hemelsnaam ben ik?!

De barrière was er nu eenmaals en we zaten recht voor elkaar. De vrouw zuchtte en keek me aan met een serieuze blik.

"Ik weet dat je niet van hier bent," De vrouw pauseerde en dacht na voordat ze haar zin verder afmaakte."maar ik had je nodig." zei ze dan.

Ik fronste en keek weg.

"Waarvoor had je me nodig dan?" vroeg ik. De vrouw schudde haar hoofd."Laat dat nu maar even vallen, dat leg ik je vele later wel uit." antwoordde ze en stond op.

"Je.. Vraagt je zeker af waar je bent?" veronderstelde ze. Ik knikte en antwoordde "Ja". Ze lachte zachtjes.

"Je bent in het verre verleden van Japan, meisje. Je zit in de Sengoku Jidai." antwoordde ze. Met mijn mond open staarde ik haar aan.

"In de WAT?!" siste ik. Mijn handen vlogen beiden naar mijn haren."Hoe ben ik hier beland? Hoe ga ik terug naar huis? Dit is gestoord!" riep ik uit.

De vrouw stapte naar mij toe, zette zich voor mij en plaatste haar hand op mijn schouder. Beide mijn armen liet ik voorzichtig vallen en ik keek haar aan. Ik wou antwoorden en wel nu.

"Ik heb je hierheen gehaald voor bepaalde redenen. Terug naar jouw thuis gaan is onmogelijk en zal niet gebeuren. Je zal bij ons blijven en je toekomst hier verder maken." vertelde ze kalm.

Ik ademde kalm in en uit. Ik moest hieraan wennen, aan dit leven.

Vanaf nu ging ik leven in de Sengoku Jidai met inu youkai. Ik ga nooit naar huis kunnen wederkeren en ik zal hier mijn toekomst maken.

Dit is gek. Maar heb ik een keuze? Neen, allesbehalve.


Mijn moeder werkte me op de zenuwen. Godverdomme, ze heeft toch altijd van die bizarre plannen!

Eerst verdwijnt ze in het niets en keert ze terug met een vrouw dat niet eens bij ons hoort!

Mijn vuist knalde tegen de muur en ik gromde.

"Wat is ze van plan?" vroeg ik zachtjes en zette me neer op mijn bed. De vrouw die ik had tegengekomen zag er speciaal uit en had geen geur op zich. Ze rook niet menselijk, noch demonisch. Wat was ze? Een geest? Een ander soort demon dat ik nog niet eens ken?

Ik zuchtte en dacht er niet meer aan.

Het enige waaraan ik dacht was... Die vrouw.

"Wat wilt mijn moeder toch doen met die teef?!" Ik stond op en verliet mijn kamer.

"Ik ga erachter komen, ook al is het een van haar mooie geheimpjes.." gromde ik en ging meteen de trappen af.

Ik voelde mijn moeder haar youki. Ze had een barrière opgezet, zodat niemand hun zou horen. Wat zou ze haar vertellen?

"Sesshoumaru," Ik draaide me om en zag mijn vader, de Daiyoukai van het Westen."ikzelf weet niet wat je moeder bezig is, maar je moet haar vertrouwen." vertelde hij en zuchtte. Mijn vader vertrouwde het al helemaal niet.

"Ik vind hetzelf niet leuk dat er een onbekende hier in mijn kasteel is, zonder mijn toestemming. Maar wat kan ik doen tegen je moeder? Ze heeft haar eigen leven en haar eigen plannen. En waarschijnlijk is dit een van haar plannen." vertelde hij mij. Hiermee was ik niets.

"Weet je niet eens wat haar plannen zijn, vader?" vroeg ik hem voorzichtig."Neen. Ik vraag wel regelmatig wat haar plannen zijn, maar bij sommige zegt ze dat niemand ze mag weten." Ik fronste.

"Maar, hoe kan je haar dan vertrouwen?" vroeg ik. Mijn vader glimlachte."Je moeder is een slimme vrouw. Ik denk niet dat ze meteen van die achterlijke dingen gaat doen." Mijn vader draaide zich om, klaar om weg te stappen.

"Laat je moeder nu maar doen. Ze weet wat ze doet en hou jij je maar bezig met je eigen zaken, Sesshoumaru!" Ik knikte en wandelde zelf weg.

Ik opende de deur naar de tuin en wandelde er wat rond, tot ik mijn plekje vond. Ik sprong in mijn boom en zette me er neer op een tak.

Hier kon ik nadenken over vanalles en nog wat.

"Wie is zij? Wat doet ze hier en wat wilt ze van ons?" vroeg ik zachtjes en keek naar de heldere hemel."Ik ga het ooit wel te weten komen..."


De vrouw had haar barrière gestopt.

"Ehm, excuseer," begon ik zachtjes."Ja?" vroeg ze en keek me lief aan."wat is uw naam?" vroeg ik verlegen. Ze grinnikte.

"Ik ben de Vrouwe van het Westen, Yuuki." antwoordde ze. Ik keek haar met grote ogen aan.

"Dus, u bent eigenlijk een koningin of zo?" Yuuki lachte."Ja, je kan het zo bezien. En jij, lieverd, wat is je naam?" vroeg ze. Ik glimlachte en wou juist mijn naam zeggen, maar iets ontbrak. Ik schrok.

"Wat is er?" vroeg Yuuki. Ik liet mijn hand zakken."Ik weet mijn naam niet meer." zei ik kalm.

Yuuki zuchtte en naderde me.

"Een van de nadelen om via onze weg naar het verleden te gaan.. Geheugenverlies.." zei ze zachtjes. Ik bleef nadenken over mijn naam en steeds kwam ik er niet op.

Toen ik wakker werd, had ik er niet eens aan gedacht. Het enige waaraan ik dacht is waar dat ik was en hoe ik hier was geraakt. Mijn naam? Dat liet me toen koud.

"Wel, we kunnen daar altijd een oplossing voor zoeken, he lieverd." zei ze, om mij gerust te stellen. Ik knikte.

"Geef me wel een mooie naam dan he." zei ik en grinnikte, om het nog niet zo erg te maken probeerde ik het nog grappig te maken.

Yuuki glimlachte en knikte.

"Ik heb veel stijl en ik ben creatief, maak je daar om niet druk, lieverd!" zei ze en begeleidde me dan naar haar kamer.

We stonden dan in haar kamer en ik bekeek het.

"Het is hier echt mooi, Vrouwe Yuuki." zei ik beleefd. Yuuki glimlachte."Dankjewel, schat. Kom, zet je neer." Ik zette me neer op één van de kussens die op grond zat en Yuuki zette zich voor mij.

"Ik ga je eerst een mooie naam geven en erna ga ik je opmaken!" zei ze enthousiast. Ik glimlachte en knikte.

Het was één van de eerste keren dat ik me zo op mijn gemak voelde bij een vrouw. Ze was lief, charmant en iemand dat je perfect kon vertrouwen. Ze was een geweldige persoon en ik ben eigenlijk blij dat ik hier toch ben beland.

"Je bent echt mooi, lieverd." zei ze. Ik bloosde en bedankte haar bescheiden. Yuuki grinnikte.

"Je hebt prachtig haar, mooie ogen en zo'n schattig snoetje!" Als Yuuki een haarlok in haar hand had, zag ik dat mijn haar ook zilver was. Ben ik ook een inu youkai? Of niet?

"Je past perfect in onze roedel, lieverd. Je bent uniek, met je stralende paarse ogen." Aan mijn rechterkant zag ik een spiegel en ik bekeek mezelf. Ik had lang zilver haar en stralende paarse ogen. God, ik zag eruit als een Godin, een Prinses van een continent.

Mijn huidskleur was niet verandert, ik zag er nog steeds bleek uit. Positief bleek, niet ziekelijk bleek. Ik had de gedachte dat ik veel verandert was, maar hoe? Hoe was ik vroeger? Zag ik er altijd zo uit of... Niet? Ik wist het niet meer. Ik was verward, maar Yuuki hielp me altijd.

Ik keek Yuuki aan en ze glimlachte lief naar mij.

"Je bent een youkai, lieverd. Doordat je met mij via onze portaal bent gekomen, verander je meteen. Het ziet ernaar uit dat je toch wel de aura had van een inu youkai." vertelde ze me en hield mijn hand vast.

"Dus... Ben ik dan één van jullie roedel?" Yuuki knikte."Op uiterlijk is het zo, maar je moet nog veel leren over onze gewoontes." zei ze en ik knikte.

"Van welke seizoen hou je?" vroeg ze plots."Lente is mijn favoriet." antwoordde ik vlot. Waarom de lente?

"Ah, en waarom dat?" "Omdat ik geboren ben in de lente en omdat alles dan pas wakker wordt en begint te bloeien." antwoordde ik.

Vanwaar komt dat antwoord? Is het een antwoord van mij voordat ik door dat portaal ging? Waarschijnlijk wel...

"Dus je bent een lentekind?" Ik knikte en glimlachte."Okay, je hebt keuze tussen Harumi en Sakura, lieverd." zei Yuuki. Ik dacht na over de betekenissen van de namen en had dan mijn beslissing genomen.

"Harumi is een mooie naam en die kan je afkorten naar Haru." zei ik en Yuuki klapte enthousiast in haar handen."Ik wist het!" zei ze en glimlachte.

Ik grinnikte en ze nam mijn beide handen vast.

"Ik ben blij je te verwelkomen in onze roedel, Harumi!" zei ze en ik glimlachte.

Eindelijk ben ik ergens thuis... Had ik vroeger geen thuis? Mijn hart voelt zo leeg...