Dag 1: Een Vreemdeling
Het is een zonnige dag in het dorpje Resemdool. Demi is met haar zusje Lyla over de markt aan het lopen. Hun moeder is ziek en ze moesten even wat medicijnen halen. Ze lopen op de terugweg naar huis. Even later zien ze dat het donkerder wordt. De wolken trekken samen en het lijkt wel alsof er iets zwarts naar beneden valt. Alle mensen op de markt kijken verbaasd naar de lucht. Demi en haar zusje horen dan een vrouw schreeuwen:
'Er valt iemand naar beneden! Vanuit de lucht! Vang hem op!'
Als Demi beter kijkt naar de zwarte gedaante ziet ze inderdaad dat het niet een iets is, maar een iemand. Ze geeft Lyla de papieren zak met boodschappen en medicijnen en rent naar de plek waar de persoon valt.
'Demi! Wat ga je doen!?' Gilt haar zusje haar nog na.
'Wat ik kan.' Antwoord Demi terug.
Een paar mannen zien dat Demi hem probeert op te vangen en gaan haar helpen. Als de persoon steeds dichterbij de grond komt, lopen Demi en de mannen steeds kleine stapjes een andere kant op. Uiteindelijk vangt een grote man de persoon op. De lucht klaart op en iedereen klapt vanwege de vangst van de man. Demi rent naar de man toe om hem te helpen. Hij legt de persoon neer en Demi ziet dat het een jongen is. Hij heeft een lange bruine jas aan en witte handschoenen. Voor de rest heeft hij ook een bruine broek aan met bruine schoenen. Hij heeft ook lang blond haar. In een paardenstaart. Zijn ogen zijn dicht en hij ligt stil op de grond. Demi is bij hem geknield en Lyla rent naar haar zus toe.
'Hoe is het met hem?' Vraagt ze.
Als ze geen antwoord krijgt van Demi stoot ze haar zus aan en vraagt het nog een keer.
'Hoe is het met hem? Hallo?' Demi kijkt op met een geschrokken gezicht.
'Ik… Ik weet niet of het wel gaat met hem.' Lyla zucht en zegt:
'Maak je geen zorgen. We brengen hem naar het hospitaal in de buurt en gaan naar huis. Mam wacht op de medicijnen hoor.'
'Nee Lyla. We nemen hem mee naar huis en gaan hem verzorgen. Maakt niet uit wat Vader zegt. Of de rest.' Je hoort een paar mensen druk met elkaar mompelen.
'Zal ik je helpen?' Vraagt de man aardig. Demi knikt en zegt:
'Bedankt meneer, en ook bedankt dat U hem heeft opgevangen.'
'Graag gedaan hoor meisje. Ik hoop dat alles goed met hem komt. Maar ik weet zeker dat jullie goed voor hem zullen zorgen.' Ondertussen tilt hij de jongen op en loopt met de gezusters naar hun huis.
'Als jullie hem goed hebben verzorgd, mogen mijn vrouw en kinderen samen met mij eens op bezoek komen? Als ik thuis kom, zullen ze het nooit geloven wat ik hun vertel!' Lyla knikt heftig van ja en Demi zegt:
'Tuurlijk. Dan kan hij ons allen ook gelijk vertellen hoe het kan dat hij uit de lucht kwam zetten.' Eenmaal thuis aangekomen bedankt Demi de man nog een keer en de man rent gauw naar huis om het grote nieuws te vertellen. Demi en Lyla leggen hem op de bank terwijl Moeder de keuken uit komt.
'Wie heb je bij je, schat?' Vraagt ze nieuwsgierig,
'Hij kwam zomaar uit de lucht vallen, mam! Het was echt heel eng. Demi en een paar mannen hebben hem opgevangen. Demi wou hem per se mee naar huis nemen om hem te verzorgen.'
'Lyla! Dat wou ik zeggen!' Snauwt Demi.
'Ohw echt waar?' Vraagt Moeder terwijl ze naar de bank loopt waar de jongen op ligt. Ze bekijkt hem eens goed en zegt dan:
'Leg hem maar even onder een laken. Ik bel dalijk meneer Yukitoma wel even om te kijken of alles goed met hem is. Het was zeker een hele smak die hij maakte, niet waar?' Zo gezegd, zo gedaan. De jongen ligt zonder jas en schoenen onder een dun laken dat Lyla mee naar beneden had genomen.
'Zolang jullie vader niets van hem weet, komt alles goed. Jullie weten hoe gewelddadig hij kan zijn hé?' Demi en Lyla weten het maar al te goed. Hun vader heeft in het leger gezeten als een generaal. Iedereen vond hem wel aardig, maar de overheid heeft hem toch ontslagen. Zonder enkele reden. Sindsdien is hun vader erg gewelddadig. Als ze niet luisteren of hem tegenspreken, slaat hij met zijn vuist. Enkele uren later zit Demi nog steeds naast de bank op haar knieën te bidden dat hij snel wakker word en dat alles goed komt. Dan klopt er iemand op de deur. Demi schrikt wakker uit haar gebed en doet de deur open.
'Ohw, goedendag, meneer Yukitoma. Ik verwachtte u al. Komt U binnen. Het is erg koud in deze tijd van het jaar hé?'
'Ja. Ja inderdaad, mijn meisje. Ik heb van je moeder gehoord dat jij en je zusje iemand uit de lucht zag vallen en hem mee naar huis hebben gebracht om hem te verzorgen. Is dat correct?' Vraagt de man nieuwsgierig.
'Ja, dat is inderdaad wat ik heb gezegd.' Moeder komt de keuken uit met nog een theedoek in haar handen.
'Hij ligt op de bank. Kijkt U maar even.' Demi roept Lyla dat de dokter er is en met zijn drieën gaan ze op de andere bank zitten. Meneer Yukitoma kijkt naar zijn reflexen, zijn oren, tong en ogen. Als hij naar zijn ogen kijkt, schrikt hij wel een beetje op.
'Ohw, wat is dit uitermate bijzonder.' Zegt hij dan.
'Wat, dokter?' Vraagt Lyla, die er meteen bovenop zit.
'Hij heeft goudkleurige ogen. Wisten jullie dat niet?' Demi schudt van nee en haar moeder bevestigd dat.
'Hij had zijn ogen steeds dicht, dan kunnen we toch moeilijk zien wat voor kleur ogen hij heeft, toch?' Vertelt Lyla nogal bijdehand.
'Ja. Ja, dat is inderdaad waar ja. Hmmm.' Hij zet zijn hand onder zijn kin en denkt goed na.
'Ik heb het! Zijn wonden zullen erg snel gaan genezen. Want: Hij is een Fallen Angel.' Zegt hij dan met veel zekerheid in zijn stem.
'Een Fallen Angel?' Demi weet niet wat hij bedoelt. Als ze hem vragend aan kijkt, snapt Dokter Yukitoma wat Demi wil gaan vragen.
'Ja. Een Fallen Angel is een engel die uit de hemel des heren is gevallen. Hij is of zijn vleugels verloren, of er is een onschuldige levende vermoord door zijn fout. Dan vallen de engelen soms uit de lucht. Dan worden ze weer mens of gaan ze naar de Hel. Gelukkig is de Heer zo vergevend genoeg geweest om hen terug naar de aarde des levende te sturen. Kijk.' Eindigt de man zijn verhaal.
'Hij heeft een ovalen wond op de linkerkant van zijn nek. Dit betekend dat hij linkshandig is.'
'Ohw, dokter, hoe komt het toch dat U zoveel weet van die engelen?' Vraagt Moeder nieuwsgierig.
'Ach ja, ik heb tamelijk veel contact met Monnik Archibalt. Hij heeft mij alles van deze schepsels verteld.' Legt hij triomfantelijk uit.
'Dus, U beweerd dat dit geen mens is, maar een schepsel?' Vraagt Lyla weer. De man knikt weer.
'Nou, hij ziet er dan wel menselijk uit voor een Fallen Angel. Dat moet ik U wel vertellen. Maar dat is mijn menig.' Ratelt Lyla maar door.
'Ach Lyla, hou toch je mond. En laat die wijze man eens zijn verhaal doen.' Probeert haar moeder haar stil te houden. Alledrie zijn ze erg nieuwsgierig en lopen ze naar de bank toe. Demi kijkt naar de jongen en Lyla kijkt hoe haar zus naar hem kijkt. Eigenlijk is ze eigenlijk wel jaloers dat zij hem niet gevangen heeft. Maar ze gunt het haar wel.
'Kan ik U even spreken, mevrouw?' Vraagt dokter Yukitoma.
'Tuurlijk, meneer.' En samen lopen ze even de keuken in. Lyla merkt dat ze het over haar en haar zus hebben. Soms kijkt haar moeder even naar haar en glimlacht dan. Demi merkt het niet. Ze blijft naar de jongen kijken met gefascineerde ogen. Dan voelt Lyla plots een elleboog stoot van Demi in haar zij. Ze kijkt haar boos aan en wilt net vragen waarom ze dat deed als ze ziet dat Demi's gezicht helemaal vrolijk wordt.
'Kijk nou eens.' Zegt Demi zacht en blij. Lyla kijkt naar de jongen en ziet inderdaad dat zijn ogenleden bewegen.
'Hij probeert wakker te worden, denk ik.' Zegt haar zus weer. Lyla blijft kijken met grote ogen en ze ziet dat de jongen zijn ogen langzamerhand open gaan.
'Mam! Hij wordt wakker!' Gilt Demi naar de keuken. Gelijk komen meneer Yukitoma en moeder aangestormd.
'Mag ik eens zien?' Vraagt de dokter. Demi gaat opzij en knielt bij het hoofd van de jongen. Meneer Yukitoma legt zijn hand op het voorhoofd van de jongen.
'Hij is warm. Heeft u ook een glaasje water en een aspirine voor hem?' Vraagt hij beleefd.
'Jawel. Ik pak het even.' Zegt moeder beleefd terug en loopt weer naar de keuken. Ze komt terug met een glas water en een aspirine. De jongen heeft nu zijn ogen open en kijkt verbaasd. Omdat hij het erg warm heeft, puft hij. Ondertussen zegt hij steeds twee namen. Al en Winry. Demi vind het grappig maar lacht niet. Ze is erg opgewonden over het idee dat ze een engel heeft gered. Ze buigt over hem heen En hij schrikt op. De hand van meneer Yukitoma valt van zijn voorhoofd en de jongen zit nu omgedraaid rechtop op de bank.
'Wie zijn jullie?' Vraagt hij verward. Lyla begint te giechelen. Ze kruipt op haar knieën naar haar zus toe en fluistert:
'Wat een leuke stem hé?' Demi wordt helemaal rood. Dat wordt ze altijd als haar zusje zoiets zegt. Dan is ze namelijk bang dat iemand dat hoort. Maar zo te zien aan het verwarde gezicht van de jongen heeft hij het gelukkig niet gehoord.
'Wat doe ik hier? Waar ben ik? En nog belangrijker, wie zijn jullie?' De dokter kijkt hem raar aan.
'Welke dag is het vandaag, jongeman? Weet je dat?' Hij kijkt hem heel indringend aan.
'Donderdag. Hoezo?' Antwoord de jongen. De dokter knikt goed keurend en zegt tegen de meiden:
'Over twee dagen kom ik terug voor controle. Ik denk dat hij zo weer kan vliegen als een vogeltje.' Hij lacht om zijn eigen grap, staat op en loopt met zijn koffertje naar de deur. Hij zwaait en loopt naar buiten. Het is nog geen minuut later of er word aangebeld. Moeder doet open terwijl de jongen Demi raar aankijkt.
'Winry? Ben jij dat?' Vraagt hij. Lyla begint te grinniken en Demi wordt rood.
'Nee, Ik ben Demi. En jij? Hoe heet jij?' Vraagt ze blozend. Hij wilt net gaan antwoorden als moeder iets zegt terwijl er mensen binnen stappen. Het is dezelfde man die hem heeft opgevangen met zijn gezin.
'Kijk eens wie er is, Demi?' Moeder glimlacht naar haar dochter en Lyla en Demi zien dat de jongen een beetje geschrokken is.
'Hoe gaat het met hem?' Vraagt de man aan Demi.
'Goed. De dokter komt over twee dagen terug voor controle.' Ze kon haart zin nog net afmaken of drie kleine kinderen klimmen op de bank en springen bij de jongen. Ze stellen allemaal tegelijk vragen aan hem.
'Hé! Doe eens niet! Hij is net wakker!' Roept Demi erdoor heen.
'Het is al goed, Demi.' Zegt de jongen opeens. Hij pakt een van de kinderen op en zet haar op de grond. Dan kietelt hij de andere twee. Het meisje klimt weer op de bank en wilt ook meedoen. Het lijkt wel alsof ze elkaar heel lang kennen. Ze stoeien maar een beetje. Maar het geeft Demi toch een bekend gevoel.
'Hoe heet je?' Vraagt een van de drie opeens. Hun moeder reageert erop.
'Dat is erg onbeleefd, schat. Zoiets vraag je niet aan een vreemde.' Zegt ze een beetje boos. De jongen glimlacht naar haar en zelfs de drie hun moeder wordt een beetje rood.
'Mijn naam is Edward.' Antwoord de jongen triomfantelijk. De andere jongen van het drietal staat achter de Edward zijn rug en trekt aan zijn staart terwijl hij vraagt:
'Waarom heb je zolang haar? Je bent toch een jongen?'
'Hé! Rustig aan jij, rakker! Dat is omdat ik nou eenmaal lang haar heb.' Hij pakt de jongen van achteren op en zet hem voor zich. Demi ziet dat hij lacht en speelt met de kinderen. Ze ziet ook dat de wond in zijn nek weg is. "Hij geneest wel snel, ja." Denkt ze dan.
Die avond blijft het gezin met de drieling eten en ze praten met elkaar over wat er allemaal gebeurd is die dag. Edward beantwoorde allemaal vragen die ze omstebeurt stelden en in ruil van zijn antwoorden mocht hij zelf ook veel vragen stellen. Toen het gezin naar huis ging lag Edward weer op de bank. Met het deken over hem heen. Hij had het tamelijk koud en Demi kwam naast hem knielen.
'Heb je het erg koud?' Vroeg ze aardig. Edward knikte zachtjes. Zijn ogen waren dicht. Hij was moe. Dat kon Demi maar al te goed begrijpen. Lyla en haar moeder lagen al te slapen. Het was stil in de kamer. Je koon alleen het tikken van de klok nog duidelijk horen. Het was 10 uur. En het werd 12 uur. De tijd ging snel, vond Demi. Maar ze was wel blij dat alles in die tijd toch goed is gekomen met hem. Als ze ook naar bed wilt gaat, staat ze op en buigt ze zichzelf over hem heen.
'Wat ben je voor een eigenaardige leuke jongen?' Vroeg ze zachtjes. Geen antwoord. Ze gaf een klein kusje op zijn voorhoofd waardoor hij omdraaiden in zijn slaap. Demi glimlachte en liep naar boven. Ze was ook moe en wou naar bed. Haar vader was nog niet thuis gekomen. Gelukkig maar, dacht ze. Anders was het een chaos hier. Ze viel langzaam in slaap. En de nacht ging langzaam voorbij.
