Hoofdstuk
1
Het
raadsel
Het
was donker in de Ligusterlaan, een kille wind woedde door de straat.
Harry Potter lag in zijn bed, hij hoopte op een wonder.
Waarom
zou je denken, om daar achter te komen moeten we terug in de tijd,
naar de eerste week nadat Harry terug van Zweinstein (de hogeschool
voor hekserij en hocuspocus) kwam voor weer een verschikkelijke
vakantie bij de Duffelingen.
'Harry!'
Het
was weer eens zover Dirk Harrys vette neefje, had zijn geklutste
eieren op de grond gegooid omdat hij gefrustreerd achter een nieuw
computer spel zat.
'HARRY', schreeuwde Dirk en hij gooide het
computer spel tegen de muur.
'Jij weer he Harry altijd jij'.
'Waarom gaf je mij een schop onder de tafel?'
Harry keek Dirk
verbaast aan en zag aan zijn ogen dat hij weer eens glunderde van
genot.
Oom Herman keek Harry verbauwereerd aan, 'wat heefd dit te
betekenen Harry?'
'Niks' zei Harry.
'Nee niks dat is het
juiste woord', zei oom Herman.
'Je gaf mijn Dirkmans gewoon een
schop omdat jij geen dure aparatuur van je vader zou krijgen',
'simpelweg omdat hij jou niet wou'.
'Hij liet je niet voor niets
stikken'.
Harry hield het niet meer en begon als een tirade tegen
oom Herman te schreeuwen.
'Als ik nu niet verplicht was niet te
toveren had ik u opgeblazen met de gruizelvloek!'
Met een
laatste blik op Dirk die luid zat te grinniken stormde hij naar
boven.
Nadat
Harry de hele dag op bed had gelegen na denkend over wat hij gezegt
had kreeg hij uiteindelijk de moed om naar beneden te gaan voor het
eten.
Toen oom Herman Harry zag kreeg hij een eigenaardige blik
in zijn ogen.
'Als jij mij zonodig op wil blazen doe dat dan
maar', 'alleen heb jij dan geen onderdak meer en dan word je van die
lompe school van je af getrapt'.
Hoe graag Harry had willen
zeggen dat hij oom Herman liever dood dan levend had, hij hield zich
in.
Die
avond lag Harry in zijn bed toen er opeens op het raam werd getikt.
Harry keek uit het raam en zag een vaag gezicht voor het raam
zweven.
Even twijfelde hij maar toen deed hij het raam open.
Het
was niemand minder dan Hermelien Griffel, een van Harrys beste
vrienden op Zweinstein.
Op een splinternieuwe bezemsteel vloog ze
de kamer in en viel met een luide bonk op de grond.
'Kijk uit',
fluisterde Harry, 'straks horen de Duffelingen je nog'.
Harry
keek verbaast naar Hermelien en toen naar de bezemsteel, 'wat doe je
hier?', vroeg hij.
'Ik kom je dit laten zien', zei ze.
'Ik
kon het niet per post versturen omdat ik bang was dat het dan in
verkeerde handen zou vallen'.
Harry keek naar het rafelige stuk
perkament dat Hermelien hem in zijn handen duwde.
Het was een
vreemd soort formule die alleen maar uit rare streepjes en haakjes
bestond.
'Wat is dat?', vroeg Harry.
'Dat is spijker
schrift', zei Hermelien.
'Ik weet niet wat er staat maar het zat
tussen een oud toverdrank boek'.
'Hou jij dit exemplaar maar
Harry ik heb al een copie gemaakt voor mezelf'.
'Maar wat moet ik
ermee?' vroeg Harry.
'Ontcijferen', zei Hermelien.
'ONTCIJFEREN', 'ik wist nog niet eens wat voor schrift het was
laatstaan hoe ik het moet ontcijferen'.
'Hier gebruik dit
boekje', Hermelien pakte een bruin boekje met het opschrift "leer
der oude runnen nivau 1".
Met een raar laatste handgebaartje
vloog Hermelien snel het raam weer uit en verdween in de duisternis.
De
rest van de week heeft Harry zich alleen maar bezig gehouden met het
perkament.
Waarom wou Hermelien dat hij het ontcijferden wat is er
zo belangrijk aan dat perkament, wat zou er op staan dat Hermelien zo
graag wou weten?
Iedere nacht lag Harry in zijn bed starend naar
het perkament, en steeds weer het boekje erbij pakken en kijken wat
dit rare tekentje nou weer betekende.
Eindelijk een week later
wist Harry met veel moeite het eerste woord te ontcijferen "voeg"
stond er.
Wat een raar woord voor een titel dacht hij, hij bekeek
de tekst beter en zag toen dat er geen rare tekentjes meer boven de
eerste zin stonden, dit betekende dat de tekst dus eigenlijk geen
titel had.
Opeens kwam er iemand Harrys kamer binnen, het was
oom Herman.
'Nu ben je erbij jongen', 'wat ben je aan het doen'.
Oom Herman trok Harrys dekens weg en ontbloote het vel perkament
dat Harry stevig in zijn handen had.
'Geef hier', zei oom Herman
en scheurde het perkament doormidden.
'NEE!', schreeuwde Harry.
'Dit zal je leren', zei oom Herman.
En hij liep met een paars
hoofd van woede de kamer uit en liet een bedroefde Harry achter.
En
daar lag hij dan in zijn bed hopend op een wonder.
Hij wou dat de
rol perkament op magische wijze weer heel werd.
Maar aangezien
hij niet mocht toveren in de vakantie kon hij ook het vel perkament
niet maken.
Hedwig zat in haar kooi zacht snerpende geluidjes te
maken en Harry dacht dat het tijd werd om te vertellen aan Hermelien
wat er gebeurt was.
Hij schreef in de brief dat oom Herman het
perkament had verscheurd en dat de stukjes zo klein waren dat hij ze
onmogelijk allemaal nog zou kunnen vinden.
Harry wist dat
Hermelien een copie had van het perkament, dus hij schreef ook nog in
de brief of hij ook een copie kon krijgen.
Want wat er op het
perkament stond is nogsteeds een raadsel.
