Disclaimer: Alle karakters, plaatsen en gebeurtenissen uit Twilight behoren toe aan Stephenie Meyer en haar officiële uitgevers. Dit verhaal is puur en alleen voor vermaak geschreven, kopiëren en/of verspreiden van de tekst is niet toe gestaan.
Epiloog:
I can feel you all around me,
thickening the air I'm breathing.
Holding on to what I'm feeling,
savoring this heart that's isn't healing.All around me – FlyeafNova.
Terwijl ik de laatste doos dichtdeed werd ik overspoeld door een enorme wroeging, alsof ik nu pas besefte dat ik hier wegging. Ik richtte mezelf in de volle lengte op en liet mijn ogen langzaam maar grondig door de ozo vertrouwde kamer gaan. De herinneringen stroomde mijn hoofd binnen, onbelangrijke en lachwekkende herinneringen van de afgelopen vier jaar.
Terwijl ik voor de laatste keer op mijn bed ging zitten dacht ik aan de verschillende emoties en fases die ik hier had mee gemaakt; paniek en geruststelling, verwarring en verbazing,
geluk en pijn, verdriet in overvloed...
Ik schudde mijn hoofd bij dat laatste, hou daarmee op Bella sprak ik mezelf streng toe.
Het is al meer dan twee jaar geleden, vergeet het, vergeet hem!
Ik bleef een paar minuten stil zitten, voor ik opstond en de doos oppakte. Geruisloos liep ik naar de deuropening, wierp nog een laatste blik in mijn vanaf nu ex-kamer en deed de deur achter me dicht. Ik wierp een blik op de klok nadat ik de achterbak van mijn pick-up dicht had weten te krijgen, het was bijna vijf uur, Jayden kon hier elk moment zijn.
Charlie zat stil aan de keukentafel, zijn ogen stonden mistroostig, alsof hij elk moment in huilen uit kon barsten. Pijn bewoog zich door mijn lege aderen, en het voelde als een fatale messensteek in mijn borst, ik zou hem zo missen. Er ronkte een motor in de verte, ik herkende het geluid als de auto van Jayden.
Nog geen 3 minuten erna zag ik inderdaad zijn auto tot stilstand komen,
Charlie stond op bij dat geluid en ik volgde hem naar de gang waar we ongemakkelijk stil bleven staan. 'Ha Bella, ben je er klaar voor?'
Jaydens heldere stem maakte me er altijd van bewust dat het bestond; perfectie.
'Huh, klaar waarvoor ? Waar heb je het over Jay?' plaagde ik terwijl ik mijn jas ter gewoonte van de kapstok pakte, Jayden rolde met zijn ogen en ik grinnikte.
Ik draaide me om naar Charlie, weer in de ongemakkelijke houding. 'Nou Bells, eh...'
ik zag zijn ogen vochtig worden, ik wist zeker dat – als ik het kon- de tranen nu over me wangen zouden stromen. Ik sloeg mijn armen om Charlie heen,
'Ik ga je missen pap, zorg je goed voor jezelf?' fluisterde ik, hij snoof wat ik als een 'ja' beschouwde. We maakte ons los uit de omhelzing en ik kuste hem voorzichtig op zijn vochtige wang,
het ontroerde me dat ik en Charlie zo naar elkaar toe gegroeid waren in die vier jaar tijd.
Niet dat we alles deelde wat ons lief was, het was eigenlijk meer zwijgen dan spreken met Charlie. Hij was totaal anders dan Renee die mij de oren van mijn hoofd af kon praten,
maar de stiltes die er meestal waren tussen mij en Charlie voelde normaal aan, vertrouwd.
Ik ben nog meer op hem gesteld geraakt dan ik al was, en ik wist ook dat dit afscheid niet voorgoed was.
Het was gewoon een nieuwe wending, het einde van iets fijns, maar het begin van iets onbekends.
Jayden en Charlie schudde elkaar de hand, nadat Jay hem ervan overtuigd had goed voor mij te zorgen,
ik onderdrukte een minachtende grom terwijl hij dat zei, hij wist namelijk dondersgoed dat ik voor mijzelf kon zorgen.
We liepen de deur uit onder een luid 'Bel me als je aangekomen bent' van Charlie,
ik wuifde naar hem terwijl ik in mijn pick-up stapte.
Jayden had zijn motor al aangezet, lage ronkende geluiden vulde de in de schemer gehulde straat. Net toen ik mijn sleutel omgedraaid had in het stopcontact hoorde ik een grom,
ik draaide me vliegensvlug om en zag Jacob aankomen hollen, ik voelde een glimlach over me gezicht trekken terwijl ik uit de auto sprong.
'Je wilde toch niet weg gaan zonder afscheid te nemen hé?' zijn ogen trokken beschuldigend samen, ik grijnsde terwijl hij me stevig omhelsde.
De vriendschap tussen mij en Jacob was sterk geworden sinds het vertrek van Edward, maar de afgelopen maanden stond het op een laag pitje.
Ik heb Jacob het hele we-horen-vijanden-gedoe uit zijn hoofd weten te praten, maar toch had hij moeite om elkaar net zo vaak te zien als voorheen,
zeker omdat ik Jacob's pogingen mijn idee de kop in te drukken gewoonweg genegeerd had. Ik voelde mijn ogen prikken, alsof er tranen wildeden komen,
maar ik wist dat dat onmogelijk was. Ergens, en ik besefte het me zonder dat ik het hardop zei, ergens was ik dolgelukkig dat Jacob afscheid kwam nemen.
Als hij er niet was geweest dan...dan weet ik niet wat er uiteindelijk van me geworden was, ik zag Jake als mijn redder,
degene die mij opgepakt heeft en bij elkaar heeft weten te houden, iemand die mijn leven minder somber maakte op de momenten dat ik niks anders dan verstikkende duisternis zag.
'Vergeet niet om me te bellen Bell, als ik morgenavond nog niks van je gehoord hebt kom ik je opzoeken,' ik lachte en voelde dat Jacob een kus op mijn hoofd gaf.
Ik snoof voor de laatste keer diep, en deed alsof ik de geur rook die ik als mens altijd rook, naar bos, met een vleugje muskaat erdoorheen.
Ik stapte weer in mijn pick-up, draaide me een kwartslag en zag dat Jacob naast Charlie stond, zijn arm op Charlie's schouder geslagen.
Ik wuifde naar ze, wierp nog een laatste blik op het lieflijke huis, -het huis wat per definitie mijn thuis was geworden-
en met brullende motor liet ik Charlie,Jacob,Forks, maar vooral, en hopelijk, het verleden achter me.
**
We waren een uur onderweg, lieten Forks en La push ver achter ons toen we stopte bij een verlaten parkeerplaats aan de snelweg.
Jayden stapte uit zijn auto en ik voegde me gauw bij hem, ondanks de ingevallen duisternis konden mijn ogen prima alles onderscheiden.
'Ik dacht, eerst wat eten voor we verder gaan? Ik sterf van de dorst' mompelde Jayden terwijl hij het stukje bijgelegen bos afspeurde met zijn ogen.
Ik knikte en maakte een nietszeggend geluidje, vol overgave concentreerde ik me op de bomen voor ons, ik spitste me oren en snoof diep, probeerde elke geur op te slaan,
vluchtig opzoek naar iets wat aantrekkelijk was. Na een paar nanoseconde namen mijn oren wat waar, zachtjes gegaloppeerd, hoeven die in een ritmisch geluid op de bosbodem neerkwamen.
Ik snoof nogmaals diep, een heerlijke geur zweefde mijn neus in, ik hoorde hun bloed door hun aderen stromen, hoorde meerdere harten kloppen.
Ik zag Jayden van houding veranderen en nam aan dat hij ze ook gesignaleerd had. Ik luisterde en snoof nogmaals aandachtig,
probeerde hun verblijfplaats nauwkeurig te bepalen, zodra ik wist waar ze zich ongeveer bevonden begon het.
Dit was het makkelijke gedeelte, opwindend, iets waarvan ik wist dat ik er goed in was.
Ik schakelde als vanzelfsprekend mijn gedachtes uit, liet me leiden door de dorst die ik altijd onderdrukte, ik voelde het branderige gevoel opwellen achter in mijn keel,
ik voelde verlangen, verlangen om me te voeden. Ik boog mijn rug, een grom ontsnapte door mijn tanden, Jayden maakte een gebaar en ik zette me af van de grond.
We rende de weg over, vlogen eerder. Zonder moeite te doen vlogen we door het bos, de geur achterna die ons tot het uiterste dreef.
Behendig ontweken we de bomen en obstakels, ik weet nog dat ik, -in een erg ver verleden- eerder zo door het bos gevlogen had, op de rug van mijn grootste en enigste liefde.
Ik wist hoe bang en misselijk ik ervan was geworden, vreugdeloos liet ik een lach over mijn lippen rollen, het was lachwekkend hoe dingen konden veranderen.
Ik nam het groepje levende wezens waar, ze stonden iets meer dan honderd meten verderop, het was een groep van zeven á acht rendieren. Ik hield mijn pas in en
naast mij deed Jayden hetzelfde, langzaam slopen we dichterbij, de dorst was overweldigend, ik boog door mijn knieën, wachtte even en sloeg toe.
Ik vloog naar het eerste beest en klemde mijn armen om zijn hals, duwde hem moeiteloos in een vloeiende beweging op de grond. Met mijn tanden boorde ik een opening,
voedde me terwijl ik de hartslagen langzaam hoorde afnemen, tot het tot stilstand kwam. De dorst was enigszins gelest, maar toch besloot ik om een tweede te vangen.
Ik snoof weer en volgde de geur van de andere, die op de vlucht waren geslagen. Binnen een paar seconden had ik ze gevonden en ik stortte me op de tweede,
toen ook dit beest levenloos aan mijn voeten lag kwam ik overeind, streek mijn sweater glad en fatsoeneerde mijn haar.
Ik rende terug naar de auto's en trof daar een triomfantelijke Jayden aan.
'Ik was al bang dat je weer gestruikeld was en ik je moest gaan zoeken. Ben je klaar om te gaan?' Geïrriteerd draaide ik met mijn ogen,
Jayden kon het niet laten, nooit. Het was vlak nadat mijn droom eindelijk in vervulling was gegaan gebeurd. We zouden samen gaan jagen.
Terwijl we, net als net, door het bos vlogen lette ik niet op en bleef haken achter een onbekend obstakel. De opmerkingen die ik daarna en nu nog steeds te verduren krijg zijn uitermate irritant,
hij kan maar geen genoeg krijgen van 'S'werelds eerste onhandige vampier.' Ik moest toegeven dat het ergens wel komisch kon zijn, maar het was vooral erg triest.
De contrast tussen mijzelf van hoe ik nu ben en hoe ik was is lachwekkend, maar toch zat het me dwars dat ik nog steeds struikelde als ik niet oplette,
daarbij deden Jaydens opmerkingen me denken aan de pesterige dingen die Emmet altijd naar mijn hoofd slingerde.
Emmet vond het geweldig om mij in verlegenheid te brengen, of te lachen om mijn onhandigheid, gewoon omdat hij dat uitermate komisch vond,
maar mij deed het pijn om daar elke keer weer aan terug te denken als Jayden zoiets zei. Ik nam plaats in mijn vertrouwde pick-up en volgde Jaydens koplampen in de duisternis.
Jayden irriteerde zich mateloos aan de snelheids limiet van mijn pick-up,
hij had zelfs voorgesteld om mijn auto achter te laten in Forks, een voorstel wat ik meteen afgewezen had.
De tijd kroop traag vooruit terwijl we naar het zuidoosten reden, een compleet nieuwe wereld voor mijn gevoel.
Jayden en ik hadden lang overlegd over de plaats waar we heen zouden gaan
- nadat we het erover eens waren om te vertrekken uit Forks -. Jayden zag het wel zitten om in Washington te blijven, maar ik wilde dat beslist niet.
Als ik weg ging, dacht ik me nijdig terwijl ik het gaspedaal verder indrukte, dan het liefst zo ver mogelijk van Forks vandaan.
Uiteindelijk zijn we gestuit op het stadje Mobile, liggend in de staat Alabama. Het heeft een redelijk hoog neerslag percentage,
wat betekende dat we ons niet vaak zouden hoeven te verschuilen tegen eventuele zonnestralen. Ik zag Jayden een gefrustreerde blik naar mij werpen via zijn achteruitkijk spiegel
toen ik was gas terug nam, niet gauw daarna rinkelde mijn telefoon. Behendig klapte ik hem open en hield hem tegen mijn oor,
'Bella' gromde Jayden met een stem waar irritatie van afdroop, 'het is misschien iets wat geheel buiten jouw principe ligt, maar het doel van een auto is dat je snéller bent dan als je lopend of fietsend zou moeten. Dus welk onderdeel heb je verdomme niet begrepen tijdens je rijlessen over gas geven?.'
'Het onderdeel 'mijn auto gaat naar de klere als ik teveel van hem verwacht', antwoordde ik kalm.
Er werd een diepe zucht geslaakt aan de andere kant van de lijn. 'Serieus Bella, waarom breng je dat ding niet naar de schroot en koop je iets...iets fatsoenlijks.'
Mijn ogen rolden zo hard door hun kassen dat het me verbaasde dat hij het niet hoorde, 'Omdat mijn auto karakter heeft Jayden. Dat kan ik van die ultramoderne Europese gevallen niet zeggen' legde ik uit alsof ik een kleuter probeerde duidelijk te maken dat éen plus éen twee was.
Hij gromde iets onverstaanbaars en ik schoot er spontaan in de lach van, je kon gewoon niet niet vrolijk worden als Jayden gefrustreerd raakte.
'Kop op Jay, is er nog meer? Gooi het eruit zal ik zeggen, niks voelt beter dan alles wat je dwars zit uit te schreeuwen,' ik hoorde hem vloeken en de verbinding werd verbroken,
achteloos gooide ik me telefoon op de stoel naast me en keek naar Jayden zijn achteruitkijk spiegel.
Ik zag dat hij expres niet terug keek en weer vond ik dit op de een of andere manier uiterst komisch.
Ik wist dat hij niet echt boos op me was, Jayden werd niet zo gauw echt boos, hij was alleen vreselijk koppig, en met koppig bedoel ik ook écht koppig,
ik dacht dat ik met Jacob het toppunt had bereikt.
Toch zou ik niet zonder Jayden kunnen, hij was een van mijn beste vrienden. Jacob had ervoor gezorgd dat ik bij elkaar bleef,
dat ik niet zou opgeven; dat ik het nut van mijn bestaan zou blijven inzien. Maar Jayden, Jayden had ervoor gezorgd dat ik hoop kreeg,
de eerste keer dat ik hem zag was ik zo erg overspoeld met hoop dat ik bang was dat ik ter plekke uit elkaar zou barsten.
Ik glimlachte terwijl ik aan die herinnering dacht, het was een van de weinige gelukzalige momenten die ik beleefd had nadat de Cullens vertrokken waren.
**
Ik staarde met nietszeggende ogen naar de boom voor me, nauwelijks beseffend dat ik al minstens tien minuten in dezelfde houding zat. **
Het was onmogelijk, ik durfde niet te bewegen, durfde niet mijn hoofd om te draaien en de plek waar ik nu weer beland was in me op te nemen,
omdat ik wist dat ik dan net zo goed meteen mijn hart eruit kon rukken, de pijn zou hetzelfde zijn. Ik verweet het mezelf dat ik hier beland was, het leek wel alsof ik mezelf dóod wilde hebben of iets dergelijks, waarom zou ik mezelf anders uitgerekend naar deze plek toe sleuren?
Tegelijkertijd wist ik dat dat onzin was, ja ik had mijzelf misschien laten leiden door een overvloed aan wanhoop, maar ik kon ook niet weten dat ik deze plek ooit nog terug zou kunnen vinden. Het was immers maanden geleden dat ik hier voor het laatst was geweest, en ik kon en mocht daar niet aan denken van mijzelf. Minuten verstreken en ik bleef roerloos zitten, verschillende opties overwegend. Ik kon blijven zitten tot het donker werd, dan kon ik,
-zonder iets duidelijk te zien- terug lopen naar mijn pick-up en naar huis gaan, naar Charlie, en dit alles gewoon vergeten.
Maar meteen verwees ik mijzelf erop dat, als het echt donker werd, ik waarschijnlijk zou verdwalen in het bos en Charlie hoogstwaarschijnlijk een hartaanval zou bezorgen als ik niet thuis zou komen. Dan is er nog mijn andere optie, mijzelf vermannen en deze plek onder ogen komen..., wat zou het eigenlijk uitmaken?
Veel meer pijn dan dit kon het toch niet doen. Ik bleef beide opties overwegen, al wist ik dat ik eigenlijk geen keus had.
Ik ademde ritmisch in en uit, nam diepe teugen lucht zodat mijn longen vol met zuurstof stroomde. Zonder het echt te beseffen was ik opgestaan, mijn ogen angstig dicht geknepen. Ik hoorde een klapperend geluid, nieuwsgierig spitste ik mijn oren, tot ik besefte dat ik het zelf was, trillend en klappertandend van angst.
Ik probeerde me te bewegen, mijzelf een kwartslag te draaien, maar alles ging uitermate sloom.
Het leek alsof ik in zo'n slechte horrorfilm was beland, zo eentje waarin je wilde bewegen maar iets in jezelf weerhield je ervan, omdat het zoveel veiliger was om te blijven staan met je ogen dicht. Mijn knieën knikte tegen elkaar, mijn adem gierde in en uit me borst, een rauwe wond ergens bij mijn hart begon te branden.
Ik negeerde het, mijn handen tot vuisten gebald, ik wist dat ik binnen een paar seconden met de pijnlijke realiteit geconfronteerd zou worden. Langzaam, heel langzaam, gluurde ik door me wimpers heen. Ik zag vage onderscheidingen van groene hopen, een grijsachtig licht dat alles verlichtte.
Beetje bij beetje opende ik mijn ogen, tot ze helemaal opengesperd waren en ik de plek der onheil zag. Ik stond in een weiland, een perfect symmetrisch rond weiland.
Het hoogpolige gras was een diepgroene kleur, hier en daar groeide er nog wat laatbloeiers; de prachtige bloemen uit mijn herinneringen waren verdwenen.
Parelgrijs licht vulde het weiland met iets magisch, ik hoorde in de verte het vertouwde geluid van een kibbelend beekje.
Dit weiland, deze plek, het was gewoon weg bijna perfect, maar toch ontbrak er iets cruciaals. De pijn in mijn wond nam toe toen ik besefte wat het was, deze plek was lang niet zo mooi zonder hem;
het had geen inhoud nu de afwezigheid van mijn persoonlijke wonder me toe leek te schreeuwen vanaf elke vierkante meter.
Ik zakte half door mijn knieën en sloeg me armen stevig om me heen, een snik ontsnapte uit mijn keel en de tranen drupte langzaam over mijn wangen.
Minuten gingen voorbij terwijl ik mijzelf tot bedaren probeerde te brengen, ik wist dat dit zou gebeuren, maar ik wist ook dat het niet meer pijn deed dan normaal.
Was dit niet gewoon net zo erg als alle andere dingen waarmee ik geconfronteerd was sinds hun vertrek? Was dit echt erger dan de eerste dag op school na die avond , toen ik in huilen uitbarstte toen ik de lege kantinetafel zag? Was dit echt erger dan de altijd aanwezige afwezigheid op mijn kamer, mijn bed die kil en leeg voelde nu er
niemand was die me vasthield en me in slaap zong. Was dit echt erger? Nee...zei een resolute stem in mijn hoofd, dit is niet erger, dit is even erg. Het kwaad is al geschied, je word er alleen steeds weer aan herinnerd; maar de pijn word niet erger, je word je er alleen op bepaalde momenten enorm bewust van. Het was stil, te stil, een onaangenaam gevoel bekroop me.
Langzaam liet ik mijn armen zakken en probeerde weer recht te gaan staan, iets in mijn ooghoek trok mijn aandacht. Ik draaide me langzaam, -met ledematen die stijf stonden van de adrenaline- om, en mijn mond viel letterlijk open van verbazing. Daar, op nog geen 5 meter afstand, stond een jongen, een ongelooflijke aantrekkelijke jongen. Hij was langer dan mij, maar torende niet boven me uit.
Zijn donker bruine krullen zaten door de war op een natuurlijke manier, zijn bleke huid werd ontsierd door donkere kringen onder zijn ogen.
Hij had een opmerkelijk vriendelijk gezicht, een gezicht met perfecte gelaatstrekken en een beeldschone uitstraling.
Ik liet mijn ogen langzaam naar de zijne dwalen, een onbekend gevoel stroomde door me heen, iets wat ik lang niet gevoeld had.
Zijn ogen waren...waren de mooiste ogen die ik in tijden had gezien. Ze waren goudkleurig, leken te schitteren in dit parelgrijze licht. Het gevoel dat door me heen stroomde nam toe, raasde door mijn aderen op het moment dat ik besefte dat ik wist wát hij was, iets wat ik namelijk geweten had zodra ik hem zag staan. Dit moest ongetwijfeld een vampier zijn, een vegetarische nog wel aan zijn oogkleur te zien. De onbekende vampier keek mij aan, met een lichte nieuwsgierigheid, maar vooral een goedheid die ik lang niet gezien had, niet in zo'n oprechte vorm. Ik leek uit elkaar te knallen van het gevoel dat ik nu een naam kon geven; hoop. Hoop dat het bewezen was dat ik niet alles verzonnen had, -iets wat natuurlijk onmogelijk was, maar soms was ik de wanhoop zo nabij dat ik me begon af te vragen of het niet allemaal éen grote grap moest zijn geweest.- Ik was me ervan bewust dat, op de een of andere manier, het lot besloten had dat mijn leven verwikkeld moest blijven met de wereld van de mythes en legendes. Die gedachte leek onzinnig, ik geloofde eerst namelijk maar met éen ding in het lot, en juist dat belangrijke punt, datgene wat mijn leven kleur gaf, was van me af genomen. Ik hoorde weer het gierende geluid, snikken gierde in en uit mijn borst, maar het waren geen tranen van pijn of verdriet; het waren tranen van puur geluk. De onbekende vampier liep langzaam op me af, sloeg aarzelend zijn arm uit, en zonder op een teken te wachten wierp ik mijzelf in deze onbekende armen, met het gevoel dat alles vanaf nu af aan wel eens heel veel beter zou kunnen worden.
hij bood alleen een troostende arm waar ik graag gebruik van maakte. Nu, twee jaar later was ik hem dankbaarder dan ooit. Ik was nieuwsgierig geweest naar zijn verleden, had er uitgebreid naar gevraagd, er viel echter niet veel te vertellen. Jayden is zo'n 180 jaar geleden getransformeerd, in het jaar 1829. Veel details waren het niet, hij vertelde dat het avond was geweest,
hij was op weg naar de boerderij. Halverwege had hij iemand hartverscheurend horen snikken; hij was gestopt en nog op het zelfde moment verscheen de onbekende vampier.
Hij vertelde dat de vampier waarschijnlijk voor iets gevlucht is, het was gewoon een mislukte jaagpoging. Jayden was het maïsveld ingekropen en heeft daar 3 dagen liggen kronkelen van de pijn, toen hij besefte wat hij was, in wat voor –naar zijn mening 'monster'- hij verandert was, is hij weggegaan.
Hij heeft jarenlang van plek tot plek gereisd, joeg gewoon op mensen, zijn vegetarisme is pas later gekomen.
Ik heb daar nooit problemen mee gehad, Edward had immers ook mensen gedood, al waren dat niet willekeurige...Edward zou nooit een onschuldige pijn doen.
Ik voelde een pijnlijke steek oplaaien in mijn borst, want ik wist dat dat een leugen was. Was het niet zo dat hij mij immers ook pijn had gedaan?
Mijn leven was verandert in éen groot zwart gat sinds hun vertrek, en al kon ik er nu misschien beter mee leven; ik zou altijd gebroken zijn, een wrak,
met een schrijnende lege plek van binnen waar Edward gezeten had.
Zijn woorden hebben me ervan weerhouden om naar hem op zoek te gaan zodra ik veranderd was, wat heeft het voor zin om iemand op te zoeken die niet om je geeft,
geen liefde meer voor je voelt? Niet meer althans, want dat waren zijn woorden geweest, hij wilde me niet meer, en al was het een vreselijk moeilijke opgaven,
ik zou mijn gezelschap niet opdringen. In plaats daarvan koos ik treuren, iets wat ik altijd zou blijven doen, want hoe je het ook wende of keerde,
ik zal altijd blijven treuren om mijn eeuwige verloren liefde.
Ik werd uit mijn gepeins gewekt door een luide claxon, ik keek op en zag dat het licht begon te worden aan de horizon.
Maar dat was niet de reden dat Jayden mijn aandacht getrokken had, het was het grote bord dat vlak voor ons opdoemde uit de schemer duister.
'WELKOM IN MOBILE, ALABAMA. WIJ WENSEN U EEN PRETTIG VERBLIJF.'
Ik voelde een flauwe opwinding door me heen trekken, en wist dat we er bijna moesten zijn. Ik volgde Jayden door de nog slapende stad,
hij nam een afslag en algauw hobbelde ik over zandweggetjes die omringd werden door bomen. Ik had echt geen flauw idee waar we heen reden,
Jayden had expres een huis wat van de stad af gekozen, zodat we geen last zouden hebben van eventuele opdringerige buren.
Net toen ik me begon af te vragen wanneer we er eindelijk waren zag ik een opening in de verte, ik dwong mijn pick-up over de 90 en hobbelde een paar honderd meter verder.
Algauw zag ik onze plaats van bestemming, een groot donker huis doemde op. Zodra ik uitgestapt was kon ik het huis beter in mij opnemen.
Het huis was groot, van donkere stenen, een brede veranda stak uit aan de voorkant, met aan weerzijden klimop dat tegen de muur op groeide.
Het huis had grote brede ramen die afwezigheid uitstraalde, en op nog geen twintig meter afstand schitterde een rivier.
Ik zuchtte, het was prachtig, en –zoals ik verwacht had- belachelijk groot en waarschijnlijk ook hartstikke duur.
Jayden stond al voor de deur ongeduldig op zijn voeten een en weer te wippen,
'Bella kom je nog, of ben je van plan daar te blijven staan?.' Ik draaide me om en haalde mijn koffers uit de auto, volgestouwd met kleding,boeken, en andere persoonlijke bezittingen.
Binnen een paar tellen stond ik naast Jayden, hij rommelde even aan het slot, en maakte vervolgens een officieel wijd armgebaar terwijl de deur openzwaaide.
Ik stapte naar binnen en nam de ruimte in me op.
We stonden in een grote hal, het opkomende ochtendlicht dat door de grote ramen scheen verlichtte het vertrek zwak.
De muren waren van donkere lambrisering, aan weerzijde van de muren zaten vier openingen die naar de andere vertrekken leidde.
Aan het eind van de hal liep een prachtige trap van twee kanten af naar boven. Ik voelde me ergens een tikkeltje ongemakkelijk terwijl ik hier, in deze prachtige hal stond.
Ik was niet gewend aan dit soort prachtige huizen, het voelde alsof ik hier niet hoorde, zelfs in mijn diepste dromen zou ik dit nooit hebben durven hopen.
Ik zag dat Jayden zijn ogen recht op mij gericht hield, mijn reactie afwachtend. 'Vind je het niet mooi?' ik staarde hem ongelovig aan, elk normaal denkend persoon zou deze hal,
- dit huis, schitterend vinden. 'Jayden het is... prachtig' mompelde ik. Ik zag hem glunderen, hij pakte me bij mijn pols en trok me de eerste opening in aan de rechterkant.
'Dit is de woonkamer' jubelde hij, ik zag grote lichtkleurige banken, het contrast schitterde in mijn ogen, een grote brede openhaard versierde het vertrek.
Het geval was zo groot, dat ik er met gemak in kon gaan staan bedacht ik me.
Er stond ook een tv, een van de grootste exemplaren die ik ooit had gezien, voor ik er tegen kon protesteren trok Jayden mij alweer mee naar het andere vertrek.
'Dit is de keuken, het is, nja, wij gebruiken hem natuurlijk niet, maar het is om de schijn op te houden.'
Ik schudde ongelovig mijn hoofd terwijl we verder liepen naar iets wat Jayden de 'Bibliotheek' noemde.
Er stonden rijen en rijen hoge boekenkasten die tot het plafon reikte, ik zag het stof dwarrelen in het licht dat door de kamer scheen.
Weer eenmaal in de hal maakte ik me los en keek Jayden met opgetrokken wenkbrauwen aan.
'Wat?' onschuldig keek hij me aan, ik schudde me hoofd.
'Jayden, dit kan écht niet. Wat moeten wij met al die ruimte?!' ik zag hem op topsnelheid nadenken.
'Bell, het is geweldig, kom op dat vind jij ook. Oke het is een tikkeltje aan de grote kant' voegde hij er gauw aan toe omdat ik sceptisch gekeken had.
'Maar waarom ingewikkeld doen als het simpel kan?'
'Omdat, Meneer 'we doen het simpel', dit je hartstikke veel geld gekost moest hebben ! Ik wil niet dat je alles voor me betaald en en.'
Jayden onderbrak me al voor ik alles goed en wel kon zeggen,
'Bella luister' begon hij gedecideerd, 'Het is niet jou zaak wat ik voor je betaal en wat niet. Ik vond dit huis geweldig om in te wonen,
en je moet echt een keertje je trots opzij zetten en accepteren dat wat van mij is, ook van jou is. Ik sta nog behoorlijk bij je in het krijt, en daarmee vergeleken is dit niks,'
ik begon er tegen in te gaan maar hij stak zijn hand op.
'Nee Bella, ik wil er niks meer over horen. Je doet weer hartstikke moeilijk, zoals altijd. Nou, ik stel voor om alles naar onze kamers te brengen? Die van jou is in de eerste gang derde deur rechts'
en hij was al verdwenen voor ik nog meer bezwaren naar zijn hoofd kon slingeren.
Mopperend tilde ik mijn koffers op, de kracht was iets waar ik soms nog echt aan moest wennen. De eerste paar dagen had ik voortdurend van alles en nog wat op getild, gewoon, voor de lol.
Helaas dwong Jayden me om er mee te stoppen toen ik mijn pick-up met twee handen optilde, me erop wijzend dat, als iemand het zou zien, diegene een rolberoerte zou krijgen.
Ik nam een kort sprintje en vloog de trap op, de deur door die naar mijn slaapkamer leidde. Jayden had hier zo te zien ook al enige inrichting geplaatst.
Er stonden boekenkasten, een grote brede bruine bank -waar je gemakkelijk met ze tienen op kon,- ook was er een tv aanwezig, een muziek installatie, en alles was in dezelfde donker en lichte bruintinten. Ik liep naar de grote ramen, het kozijn ervoor was speciaal met kussens belegd zodat je erin kon zitten. Ik snoof, Jayden was echt over-de-top gegaan.
Ik probeerde er niet aan te denken hoe belachelijk dit allemaal was terwijl ik mijn kleding in de kast legde
–die ook belachelijk groot was, en dat terwijl Jayden wist dat ik niks om grote kasten gaf- , na dat gedaan te hebben pakte ik een spijkerbroek en een sweater en kleedde me vliegensvlug op. Beneden trof ik Jayden aan in de woonkamer, hij was druk in de weer met de afstandsbediening.
Ik schudde ongelovig mijn hoofd, soms snapte ik jongens echt niet.
Het ochtendlicht was al halverwege de kamer, een bewolkte hemel schitterde ons tegemoet. Ik gokte dat we over een klein halfuur richting school moesten,
en besloot daarom maar om alvast naar buiten te gaan. Eenmaal buiten snoof ik de geur van bos op, samen met de geur van tientallen dieren die erin versopt waren.
Ik sprintte naar de rivier en bleef een paar seconden de vissen in me opnemen die onder het wateroppervlak zwommen.
Vervolgens boog ik door mijn knieën, zette af, en belande aan de andere kant van de metersbrede rivier.
Het gaf me een bevrijdend gevoel, van de ene naar de andere kant te springen, en gretig ging ik ermee door.
Ik hoorde vogels fluiten, bladeren ritselen en Jayden mompelen in de woonkamer. Het voelde vredig om hier te zijn, op het begin van een nieuwe start, zo ver van Forks verwijdert.
Het hielp beter dan ik gedacht had, nu ik niet overal op plaatsen was die besmeurd waren met herinneringen die meer pijn deden dan dat ze me blij maakte.
Na een klein halfuur hoorde ik Jayden naar buiten komen, ik stopte met mijn spring spel en sprintte naar binnen om mijn tas te pakken en nam naast hem plaats in zijn auto.
We reden weer terug over de hobbelige wegen en namen een andere afslag die zo te zien meer richting het centrum gingen.
Ik voelde een gevoel door me heen stromen wat ik geen naam kon geven, ik had het gevoel dat er meer ging veranderen dan ik gedacht had.
Jayden reed een ruime parkeerplaats op, veel en veel groter dan die bij Forks High school. Ik kon aan de auto's alleen al zien dat hier meer leerlingen waren,
in Forks reed iedereen in een wat ouderlijke wagen, hier zag je verscheidene Mercedes en Peugeot staan.
Tot mijn ongenoegen ving ik een glimp op van een glanzende zilveren Volvo, het voelde alsof er een baksteen in mijn maag was beland. Ik deed alsof ik het niet zag,
maar ik zag Jayden zijn ogen bezorgd naar mij flitsen toen hij ook de auto in het kielzog kreeg.
De auto kwam tot stilstand en ik zag verschillende leerlingen de school binnengaan. Het was anders om nu hier te zitten, om zometeen dit gebouw binnen te lopen met al die leerlingen.
Het voelde haast bedrukt, ergens miste ik Forks vreselijk, het kleine vertrouwde schoolgebouw waar iedereen elkaar kende....
Ja het was vaak irritant geweest dat iedereen altijd alles wist, maar je wist tenminste waar je aan toe was. Dit was het onbekende, en ik wist niet goed hoe ik me precies moest gedragen.
Vooral omdat ik geen idee had of de reacties op mij en Jayden positief of negatief zouden uitpakken. Jayden opende mijn portier en stak behulpzaam zijn hand uit,
'Oh kom op Jay, ik kan heus wel zelf een auto uit stappen' mompelde ik, hij grinnikte en trok me zonder pardon omhoog waardoor ik tegen zijn massieve borst opknalde.
'Jay' klaagde ik, hij luisterde niet en trok me het bordes op. Ik zag verschillende leerlingen elkaar aantikken, staren en wijzen naar de voor hun prachtige onbekende vreemdelingen.
Het voelde raar, ik was het niet gewend om zo aangekeken te worden. Ja, thuis had ik ook blikken gekregen, verwondering om de veranderingen die ik ondergaan was,
maar niemand die er wat achter gezocht had. Waarschijnlijk dachten ze dat het gewoon met het 'ouder' worden te maken had, niet wetend dat ik nooit een dag ouder zal worden dan 19.
Alhoewel, ik was op mijn 19e verjaardag getransformeerd, maar officieel was ik nog 18,een paar uur verwijderd van de 19. Of zal dat niks uitmaken?
Telde het pas als het voltooid was en was ik toch negentien? Ach een dag meer of minder maakte ook niks uit....
Jayden leidde me een wirwar van gangen door, tot we voor een deur stonden waar 'Secretariaat' opstond. Ik duwde de deur open en we stonden in een kleine bedompte ruimte.
Er hingen prikborden vol met folders,posters en flayers aan de muren. Achter de balie zat een ietwat tengere oude vrouw met een bos grijze krullen.
Er stonden rijen klapstoeltjes tegen de muren en de bureaus achter de vrouw lagen vol met papieren en mappen, een –wat zo te zien een archiefkast was- puilde ook uit.
De vrouw keek op, ik zag dat ze een fractie van een seconde keek voor haar gezichtsuitdrukking veranderde.
Van verwarring veranderde het in verbazing, toen in herkenning en vervolgens probeerde ze professioneel te kijken, al had ze duidelijk ontzag in haar stem toen ze sprak.
'Ah jullie moeten' ze rommelde even in haar papieren, vond kennelijk wat ze zocht en tuurde er aandachtig naar,'Isabella Swan en Jayden Lew zijn?' en ze keek ons vragend aan.
Ik knikte terwijl Jayden op een heldere toon antwoord gaf.
'Ja Mevrouw, we komen onze roosters en plattengrond ophalen' de vrouw knikte, begon weer te rommelen en haalde toen twee stapeltjes papier eruit.
'Nou meneer Lew, dit is uw rooster en een plattengrond. Uw eerste les is Scheikunde van Meneer Grant in lokaal GI 08, dat is hier de gang uit, de trap op, en dan de tweede deur links.'
Hij knikte terwijl ze hem zijn spullen gaf. 'En dit, juffrouw Swan, zijn uw rooster en plattengrond. U begint de dag met' ze wierp een blik op mijn nieuwe rooster,
'Wiskunde van Meneer Reynolds in lokaal B 02, dat is de vleugel naast de kantine,' ook mij overhandigde ze de papieren.
'Ik wens jullie een fijne dag en veel succes' en ze lachte bemoedigend. Ik glimlachte, Jayden stak zijn hand op en we liepen de deur uit in de nu bijna verlaten gang.
'Nou Bell, ik zie je over 2 uur bij eh' hij wierp een blik op zijn rooster, verfrommelde het en liep de andere kant op,
'Engels in BD 9, en gedraag je.' Ik keek hoe zijn rug de hoek om verdween, zuchtte en zette voort naar het Wiskunde lokaal.
Ik keek hoe zijn rug de hoek om verdween, zuchtte en zette voort naar het Wiskunde lokaal.
Op het moment dat ik het lokaal binnenliep ging de bel, ik zag dat alle leerlingen me aanstaarde, en ik wist zeker dat, -als ik nog mens was geweest -
het bloed naar me wangen gestroomd zou zijn en ik waarschijnlijk gestruikeld was. Al kon dat laatste natuurlijk altijd nog gebeuren, dus ik lette extra op mijn voeten terwijl ik naar de docent toe liep. Ook hij leek versteld te staan van mijn verschijning, hij schudde mijn hand, ik voelde zijn warme hand iets verstrakken toen hij mijn ijskoude huid voelde.
Hij mompelde vervolgens iets als 'Welkom,' gaf me mijn boeken en wees me een plaats bij het raam aan. Ik ging zitten en zag tot mijn genoegen dat er
niemand naast me zat, dat maakte voor mijn mede leerlingen niks uit, ze bleven me aanstaren.
Ik zag twee jongens –eentje met warrig blond haar en een gebruinde huid, en de andere met donker haar en een gezicht vol sproeten
- elkaar aantikken en naar mij wijzen, kennelijk te verbaasd om iets te zeggen. Ook zag ik een meisje, die me verschrikkelijk veel deed denken aan Lauren,
-een van mijn weinige 'vijanden' thuis- mij een vernietigende blik toewerpen. Ik draaide met mijn ogen, sommige dingen zouden nooit veranderen.
De les verliep rustig, ik maakte netjes aantekeningen van opgaves die ik al een keer behandelt had, ik moest lachen bij het vooruitzicht dit over en over te doen,
misschien zou ik dit vak zelfs leuk gaan vinden.
Zodra de bel ging dat het uur afgelopen was, sprong ik op en griste vlug mijn boeken naar elkaar.
Ik zette voort naar het tweede lokaal en mijn tweede vak van die dag; Spaans. Spaans werd gegeven door een klein vrouwtje met donker haar en grote vriendelijke ogen,
ze bleef mijn hand wel tien minuten vasthouden, steeds kermend dat ik een prachtige naam had.
Ik lachte vriendelijk en was maar al te blij toen ik mocht gaan zitten, dit keer naast een meisje met blond-bruine krullen tot over haar schouders, en heldere groene ogen.
Ze zei niks toen ik plaatsnam, en ik had ook niet echt de behoefte om een gesprek te beginnen; mijn verlegenheid had ik mee genomen naar het vampierenleven.
Spaans was net zo simpel als wiskunde, de werkwoorden die we behandelde wist ik allemaal al lang en breed,
toch maakte ik netjes aantekeningen en deed de opdrachten braaf, zoals alle andere.
Toen Mevrouw Archer aankondigde dat we op mochten gaan ruimen, draaide het meisje dat naast me zat zich om zodat ze me recht aan keek.
Ik zag dat ze me in zich opnam voordat ze zich voorstelde. 'Hoi, ik ben Jennifer. Jij moet eh, Isabella zijn toch?' haar stem klonk vriendelijk, een tikkeltje nieuwsgierig.
Zoals altijd verbeterde ik, 'Bella, ja dat klopt' ik voelde dat ik verlegen werd.
Ondanks alles hield ik nog steeds niet van starende nieuwsgierige mensen, zelfs niet als het allemaal heel komisch was. Ik zag haar begrijpend knikken.
'Hoor je bij de andere ?,' vroeg ze. Ik keek haar even vragend aan voor ik besefte dat ze hoogstwaarschijnlijk Jayden had zien lopen.
'Oh ja dat klopt, daar hoor ik bij ja' het kwam er een beetje onbeholpen uit, straks dachten mensen nog dat ik en Jayden wat hadden ofzo....
De bel ging en ik pakte mijn tas terwijl Jennifer haar spullen bij elkaar pakte.
'Wat heb je nu voor les?' vroeg ze mij, ik dacht een fractie van een seconde na.
'Eh, Engels in BD 9 van Mevrouw Creek' ze knikte,
'Ik ook, kunnen we mooi samen naar het volgende lokaal lopen' en ze ging me voor de gang op.
Het was veel en veel drukker op de gangen hier, ik hoorde elk geluid. Leerlingen die lachten, elkaar stompte, zachtjes fluisterde, en overal hoorde ik hetzelfde.
'Ja twee, ja ik zag ze ook.'
– 'Ja die jongen, echt een engel gewoon. Zou het familie zijn? Of zouden die ook al wat hebben?'
– 'Ze is belachelijk knap, hoe zouden ze dat toch doen? Chirurgie misschien?'
Ik schudde zachtjes mijn hoofd, het was zo raar dat ik om mijn úiterlijk onder andere het gesprek van de dag was.
Ik zag Jayden aankomen lopen en ik zwaaide, hij lachte naar me en kwam naar ons toe lopen. Ik hoorde Jennifers hart flink toe nemen en beet op mijn massieve lip om niet in lachen uit te barsten. 'Eh Jay, dit is Jennifer. Ze heeft Spaans met mij en ook Engels met ons samen' , Jayden begroette haar en ik trok plagerig mijn wenkbrauwen naar hem op,
gaf hem een speels klap op zijn arm en volgde hun het klas lokaal in. De docent begroette ons hartelijk, gaf ons onze boeken en boekenlijst en maande de klas tot stilte.
'Eh meneer Lew u kunt hier zitten, ja daar vooraan. En eh, Juffrouw Swan, u kunt daar gaan zitten, naast Meneer Cullen'.
Met een ruk draaide ik me bij de naam 'Cullen' om en staarde naar de persoon achterin de klas.
Het voelde alsof ik spontaan weer een werkend hart had gekregen, het pompte nu alleen tien keer zo snel en het leek alsof ik elk moment flauw kon vallen.
Daar, achterin de klas, zat een prachtige gedaante. Hij was lijkbleek, zijn bronskleurige haar zat op door de war, hij had donkere kringen onder zijn goudgeel kleurige ogen, en zijn ogen
– zijn ogen waren de mooiste die ik ooit gezien had. Zelfs nu ze versteld stonden, met een schimmige afdruk van pijn erin gegroefd waren ze prachtig.
Dit gezicht, deze gedaante, was de reden voor de pijn van de afgelopen jaren, voor al het verdriet waar mijn hart mee overspoeld was.
Ik had nooit verwacht dat ik hem ooit nog zou zien, ik had de hoop al opgegeven. Mijn geest was zich van nog maar éen ding bewust,
en het drong tot elk vezel in mijn lichaam door;
Edward Cullen.
