Een Harry Potter Kerstvertelling
Londen, 24 december.
Severus Sneep ergerde zich groen en geel aan het geklappertand van zijn boekhouder en dat waren kleuren die hem per definitie niet stonden. Hij wilde voorstellen dat de man zijn gebit eens passend zou laten maken in St. Holisto's, maar vreesde dat hij dan weer gezeur aan zou moeten horen over de lage ziektekostenvergoeding die hij betaalde.
Onzin! Wemel had zich niet zoveel moeten voortplanten, dan zou hij sowieso minder ziektekosten hebben.
Severus boog zich over de voorraadlijsten en probeerde in te schatten hoeveel toverdrankingrediënten hij nog moest bijbestellen. Op deze vierentwintigste december zouden de mensen enkel nog maar langskomen voor een 'noodgeval'; een takje salie om de kalkoen op te sieren, een tiental kruidnagelen voor de Glühwein.
Bah. Hij vond het een doodzonde als mensen kruiden met geneeskrachtige eigenschappen doodgewoon in hun kookpot stopten. Maar een Sikkel was een Sikkel, dus zolang ze die bij hem spendeerden, zou hij niet klagen.
Het kleine, eeuwenoude pand was niet centraal gevestigd aan de Wegisweg, maar aan het begin van de Verdonkeremaansteeg. Dat had als voordeel dat mensen hem nog wel eenvoudig konden vinden zonder dat ze afgeschrikt werden door de duistere zaken even verderop in het steegje, maar dat hij relatief weinig last had van alle kerstgekte die de toverwereld in zijn greep hield.
'Meneer Sneep, zou ik alstublieft een verwarmende spreuk mogen gebruiken? Mijn vingers zijn zo koud dat ik bijna mijn veer niet meer kan vasthouden,' vroeg Arthur Wemel op aarzelende toon.
Severus keek verstoord op van zijn tabellen. 'Wat, koude vingers? Bah! Onzin! Laat je vrouw een paar goede handschoenen voor je breien, Wemel.' Hij fronste naar de roodharige man. 'Je weet dat een teveel aan toverkracht een negatieve invloed heeft op sommige kruiden.' Hij boog zich weer over zijn perkament om aan te geven dat dat zijn laatste woord was terwijl hij Wemel probeerde te negeren die zuchtte en op zijn vingers begon te blazen.
Een uur later kondigde het belletje boven de deur aan dat hij bezoek had. Geen klant helaas, die had op z'n minst een paar Knoeten binnengebracht. In plaats daarvan kwam Remus Lupos binnen en die bracht nooit anders mee dan opgewekte glimlachjes en goedbedoelde praatjes.
Bah! Dat kreeg je als je je inliet met een Huffelpuf natuurlijk.
Lupos stampte de sneeuw van zijn laarzen en klopte wat vlokjes van zijn schouders.
'Een goedendag, Severus. Ik wil je graag gelukkige feestdagen wensen.
Pff, dacht ik het niet? Goedbedoelde praatjes.
'Ik zou gelukkiger zijn met klanten die meer kochten en minder kletsten,' reageerde hij chagrijnig. 'Ik weet niet wie die onzin heeft uitgevonden, maar het was ongetwijfeld een Dreuzel. Kerst! Onzin!'
'Tops en ik geven een kerstdiner voor wat vrienden en Ordeleden,' ging Lupos verder alsof hij niets gezegd had, 'en we zouden het leuk vinden als je ook zou willen komen.' Hij keek Severus aan alsof hij hem een groot genoegen deed.
Severus sneerde. 'Je denkt toch niet dat ik de zaak eerder sluit om naar een etentje te gaan?'
'Maar het is morgen eerste kerstdag,' protesteerde Lupos. Severus zag dat Wemel popelde om ook iets in te brengen.
'Ik vind het prima, leef je uit, maar laat mij met rust,' snauwde Severus. 'En leid mijn personeel niet af. Verdwijn als je geen zaken wilt doen.' Hij maakte een gebaar naar de deur, voor hij zich naar Wemel omdraaide.
'Als jij de kerstdagen niet werkeloos in dat Nest van je wilt zitten, zou ik maar snel aan de slag gaan. Niet alleen de maand, maar ook het jaar moet straks afgesloten worden.'
Wemel haastte zich weer aan het werk en Remus vertrok na een medelijdende blik op de roodharige boekhouder. Hij was echter nog amper vertrokken of het belletje rinkelde alweer.
Tot Severus' ergernis waren het een aantal studenten, Griffoendors en Huffelpufs aan hun dassen te zien. De voorste, Marcel Lubbermans, schudde met een metalen bus zodat een paar karige muntjes rammelden.
'Heeft u iets over voor de slachtoffers van de oorlog die niet meer kunnen werken door spreukenletsel?' vroeg Lubbermans braaf.
'Hmpf,' grauwde Severus zodat de meesten een stap naar achteren deden en de bel opnieuw klingelde. 'Hebben we daar St. Holisto's niet voor, en die nieuwe zieken- en gehandicaptenwet?' Hij blikte even naar Wemel en vroeg bot: 'Maakt een van die zoons van jou daar geen gebruik van?'
Er trok een pijnlijke uitdrukking over Wemels gezicht. 'Sommige tovenaars sterven liever dan dat ze hun kind uit huis zouden plaatsen om het in St. Holisto's onder te brengen,' zei hij rustig, maar trots.
Geïrriteerd door de hele discussie en alle onderbrekingen in de werkdag reageerde Severus: 'Dan moeten ze maar sterven zodat alleen de sterkste en gezondste tovenaars en heksen zich voortplanten.'
Hij draaide zich om, negeerde de geschokte kreetjes achter zich en verdween in de voorraadkamer om in alle rust de potten met kogelvisogen en de flessen met gordeldiergal te kunnen inventariseren.
Het was er doodstil en er was geen snipper kerstversiering te bespeuren. Hij kwam helemaal tot rust. En hij voelde zich absoluut niet schuldig naar Wemel toe.
Onzin!
Net voor het eind van de dag sprak Wemel weer tegen hem. 'Meneer Sneep,' begon hij op die halfsmekende, halfvastberaden toon, waar Severus altijd gek van werd. 'Ik zou morgen graag vrij willen krijgen om de kerstdag met mijn gezin door te brengen.'
Toen Severus niet gelijk antwoord gaf, zei hij: 'Volgens de nieuwe Arbeidswet heb ik recht op minstens één vrije feestdag, meneer.'
Severus stemde grommend in, al voegde hij er dreigend aan toe: 'Dan ben je hier overmorgen twee uur eerder ter compensatie, Wemel, of anders hoef je helemaal niet meer op te komen dagen.'
In de hoop zo min mogelijk kerstgezinde mensen tegen te komen, ging Severus pas laat naar huis. Hij ontweek een groepje volwassen heksen die uit volle borst een lied stond te kwelen over kersttakken en magische maretak en liep over de besneeuwde straten naar het statige pand dat van wijlen Heer Voldemort was geweest.
Severus had het grootste gedeelte van het huis verhuurd als kantoor en woonde zelf in een kleine kamer op de eerste verdieping.
Op het moment dat hij 'Alohomora' zei om de eikenhouten buitendeur te openen, veranderde de klopper op de deur in het slangachtige gezicht van Voldemort. Het duurde hoogstens een tel zodat Severus als versteend naar de klopper stond te staren, denkend dat hij het zich verbeeld moest hebben. Met zijn toverstok in zijn hand liep hij door de donkere gang naar de trap. Uitgaven aan kaarsen waren niet nodig als je Lumos kon gebruiken, vond hij.
Hij rilde toen hij zijn kamer binnenstapte, en besloot om voor één keer een blok hout in de open haard te branden. 'Het is tenslotte kerstavond,' dacht hij cynisch.
Elders in het huis hoorde hij een deur slaan. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Om deze tijd waren de kantoorruimten doorgaans verlaten, en op deze avond zouden de meeste mensen eerder naar huis zijn gegaan. Systematisch begon hij zijn tas uit te pakken om vervolgens de spullen voor de volgende dag klaar te leggen. Er is ten slotte geen reden waarom ik zelf niet aan de inventarisatie verder kan werken. Toen hij voor de kast stond om het boek uit te kiezen waarmee hij de avond wilde doorbrengen, hoorde hij het geluid van schuivende grendels. Behoedzaam stapte hij met opgeheven toverstok naar de deur en bleef daar gespannen staan luisteren. Het was weer stil. Hoofdschuddend liep hij terug naar de kast. Misschien moet ik ook een dagje vrij nemen, dacht hij sarcastisch. Om zichzelf te verwennen warmde hij een bord pompoensoep op. Het blok hout in de haard verspreidde een behaaglijke warmte en Severus voelde zich een beetje bijkomen toen hij genoot van de kruidige soep. Vanuit het niets verschenen twee rode lichtjes in zijn gezichtsveld. Geschrokken draaide hij zijn hoofd om en liet terstond het bord uit zijn handen vallen. Terwijl de oranje spetters alle kanten op vlogen, staarde Severus vol afschuw naar de spookachtige verschijning van Heer Voldemort.
'S-Severus,' klonk het sissend. 'Je s-siet er niet echt beter uit dan s-seven jaar geleden!'
'Heer Voldemort?' fluisterde Severus. Hij had het gevoel dat hij elk moment een hartaanval kon krijgen. Of flauw ging vallen.
'Je was me toch nog niet vergeten, S-Severus?'
Was dat maar mogelijk.
'Nee Heer, natuurlijk niet, wat kan ik voor u betekenen?' Hij veegde ongemerkt zijn bezwete handpalmen af aan zijn broek. Die zat echter onder de klodders pompoensoep. Het gevoel van de koude klodders tussen zijn vingers was echter lang niet zo afschuwelijk als de stem van Heer Voldemort toen hij uitbarstte in een gospel: 'Vraag niet wat jij kunt doen voor je Heer, maar wat je Heer komt doen voor jou.'
Severus' stem daarentegen weigerde volledig dienst.
'Wil je drie keer raden?' stelde de vroegere meest duistere, maar nu doorschijnende tovenaar voor.
Severus schudde zijn hoofd.
Zalazar dit kan niet waar zijn.
'Niet? Jammer, ik probeerde wat tijd te rekken, maar goed, ik kom je waarschuwen, S-Severus. Als je niet verandert, eindig je net zoals ik.'
Nu wist Severus het opeens; dit was een droom. Hij moest voor de open haard in slaap zijn gevallen. Oké, hij zou maar meedoen. Tegen een droom kon je weinig beginnen tenslotte.
'Wat bedoelt u, Heer?' vroeg hij dus.
'Als je niet verandert, zul je na je dood, net als ik veroordeeld worden om voor altijd over de aarde te zwerven als boetedoening voor het gebrek aan naastenliefde.' Severus hield met moeite zijn gezicht in de plooi. Gebrek aan naastenliefde? Heer Voldemort? Dat was hetzelfde als een Galjoen een Knoet noemen.
'Zie je deze ketting, S-Severus?' vroeg Voldemort, en hij wees met een benige vinger naar beneden waar een zware ketting aan een al even benige enkel was geketend. Aan de ketting waren zware, metalen voorwerpen bevestigd; waardoor het leek alsof iemand een Engorgio over een bedelarmbandje had uitgesproken. Hij zag een beker, een diadeem, een boek, een ring, en een slang.
'Het zijn s-symbolen, Severus,' legde Voldemort uit. 'S-Symbolen van mijn marteling. Jouw ketting is inmiddels even lang als die van mij, al zul je daar na je dood, geldkisten, sleutels, rollen perkament en dergelijke aantreffen.' Ondanks het feit dat hij droomde, schrok Severus hier toch van.
'Wees echter niet bang,' zei de meest afschrikwekkende persoon van de toverwereld, 'je hebt nog een kans om aan dit lot te ontkomen.'
Severus keek hem afwachtend aan.
'Je krijgt vannacht bezoek van drie geesten, die één voor één langs zullen komen.' 'Drie geesten?' reageerde Severus. 'Zijn ze toevallig nog broers ook?'
Het zoeken naar de Zegevlier was Heer Voldemort duidelijk niet in de koude kleren gaan zitten. Severus kreeg echter geen antwoord, want net zo plotseling als hij was opgedoken, Verdwijnselde Voldemort weer, Severus achterlatend in de donkere, koude kamer, terwijl de koude soep opdroogde tussen zijn vingers.
Verdwaasd bleef hij zitten. Hij twijfelde er toch enigszins aan of hij gedroomd had, maar misschien was het wel een hallucinatie? De soep was erg gekruid geweest. Misschien zat er toevallig een takje van het één of ander in dat daar niet thuishoorde. Het idee dat Heer Voldemort kwam spoken om hem goede raad te geven, was tenslotte te gek voor woorden. Duidelijk een kwestie van overwerkt zijn.
Severus besloot dat wat extra nachtrust hem goed zou doen. Hij verkleedde zich in zijn lange nachthemd, een paar geitenwollen sokken en zijn slaapmuts en kroop tussen de klamme lakens.
Wordt (morgen) vervolgd.
