Hoofdstuk 1
---------------------------------
Sake
---------------------------------
Ritmisch waaiden mijn haren met de wind mee. Omhoog, de lucht in, en weer omlaag, om op mijn schouders te rusten. Zachtjes streek de wind in mijn gezicht en droogde het mijn tranen. Langzaam bracht ik mijn hand omhoog, om de volgende traan van mijn natte wang te vegen. Ik stond in de Uilenvleugel, van Zweinstein Hogeschool voor Hekserij en Hocus-pocus. Mijn blik gleed naar mijn andere hand, die trillend een rolletje perkament vast hield. De inktletters waren hier en daar wat gevlekt, door mijn tranen. Terwijl ik tegen een muur leunde en weer voor me uit staarde, kwamen alle herinneringen weer in me boven. Een schuldgevoel vulde mijn hart en mijn gedachten. Ik was zomaar weggegaan, ben nooit meer teruggeweest. Ik wist zeker dat ze mij hier de schuld van zouden geven. Toen ik tussen de regels door las, leek het ook wel zo te zijn. Vreemd, hij had er zelf voor gekozen dit te doen en ik kon dan ook niet begrijpen waarom ik daarop werd aangekeken. Achter mij hoorde ik de deur open gaan. Voetstappen volgden en ik hoorde de deur met een zachte klap weer in het slot vallen.
"Jij hier? Ik had niet verwacht dat een modderbloedje als jij post zou moeten versturen. Nu ik erover nadenk... Dat zal vast ook wel niet het geval zijn. Jij hebt geen vrienden."
Die ijzige stem die deze woorden spraken, de intonatie die zo stekend en kwetsend was. In andere omstandigheden had ik allang geweten wat ik terug moest snauwen, maar ik had er geen zin in. Niet nu, niet op dit moment. Ik was in de war, gekwetst en verdrietig. Iemand als hij kon ik er nu niet bij gebruiken. Langzaam draaide ik me om en keek ik in zijn kille ogen. De schrik bij het zien van mijn betraande gezicht was duidelijk in die ogen af te lezen, maar vlug werd die blik weer even hatelijk en kil als altijd.
"Houd je mond, Severus.", snauwde ik. Ik beende weg, trok de deur open en trok die niet veel later hard achter me dicht. Alleen maar omdat ik van Griffoendor was en hij van Zwadderich, dacht hij dat hij me altijd mocht beledigen en kwetsen. Eerst liet ik hem zijn gang maar gaan, wat kon mij het nou schelen? Ik liet het over me heen komen, schudde het van me af en het was klaar. Maar langzamerhand kreeg ik er steeds meer genoeg van dat Severus telkens weer op me zat te vitten en beledigende opmerkingen naar mijn hoofd slingerde. Ik was niet de enige die hier zo over dacht. James en zijn trouwe volgelingen dachten er net zo over en lieten het hem dan ook altijd maar al te graag weten. Hoe vaak had Severus nu wel niet ondersteboven in de lucht gehangen? Ik was de tel kwijtgeraakt, en ondanks het feit dat ik het al zo vaak had zien gebeuren, verveelde het me niet. Verre van. Ik stond op de eerste rij en lachte. Het was bevredigend te zien dat hij beledigende opmerkingen naar zijn hoofd kreeg geslingerd, dat hij telkens weer te grazen werd genomen. Zoals hij altijd bij mij deed.
Mijn voeten veerden zacht in het gras toen ik het veld bij het meertje op liep. De zon brandde op mijn huid en was warm. In de schaduw zitten, dan maar. Bij de bomen liet ik me zacht op de grond zakken en leunde ik tegen de boomstam aan. Het rolletje perkament rolde ik weer uit. Mijn ogen schoten voor de zoveelste keer over de regels en de woorden heen. Het leek niet tot me door te willen dringen. De woorden stonden op mijn netvlies gebrand, maar ik wist er de betekenis niet van. Nog niet. De tranen die ik zo-even in de uilenvleugel had gelaten waren tranen van woede en verdriet. De echte klap zal morgen komen, als ik mijn vader in Zweinsveld zou treffen. Hij zal er vast geen doekjes om winden en met zijn priemende vinger naar mij wijzen, om de schuld aan mij toe te wijzen. Geroezemoes om me heen haalde me uit mijn gedachten, een welbekende lach deed me opkijken. Twee meiden van mijn leeftijd kwamen aangelopen, gearmd en allebei blond. Met een brede glimlach kwamen ze bij me zitten.
"Hey.", groette de langste van hen, Sharon.
"Hey.", mijn begroeting was vergezeld met een zucht en een emotie.
"Wat scheelt er?", de kleinste van het stel, Mindy, ging aan de andere kant naast me zitten en keek me vragend aan. Ze hadden al van een afstand gezien dat er iets was, en nu ze allebei naast me zaten konden ze duidelijk zien dat ik had gehuild. Ik stak het rolletje perkament in de lucht.
"Familie problemen.", was het enige wat ik zei.
Meteen werd het perkament uit mijn handen gerukt door Sharon. Ze rolde het uit en keek op toen ze de vlekken zag.
"Hoe wil ik nu kunnen lezen wat er staat?", grijnsde ze. Een kleine glimlach van mij, gevolgd door een schouderophaling.
"Ik kan het jullie ook wel vertellen."
"Doe maar niet.", zei Mindy. "Dan zit de kans erin dat je gaat huilen en moeten wij ingespannen luisteren voordat we snappen wat je zegt."
Ik schudde even lachend mijn hoofd.
"Zo... Dus je ontmoet morgen je vader.", Sharon had de brief gelezen en gaf deze aan Mindy.
"Ze geven mij de schuld."
"Dat dacht ik al."
Er viel een stilte en ik keek Sharon even aan.
"Ik wil niet. Mijn vader hoeft me niet aan te wijzen met dat vingertje en mij verwijten te gaan maken. Ik weet al wat zij denken en wat zij hiervan vinden."
"Kom op, Sake, alsof het jou schuld is dat zijn geliefde vriendinnetje hem verlaten heeft!"
Mindy was altijd recht voor z'n raap, zo ook nu.
"Het gaat me ook niet om háár, Min.", zei ik. Ik had een hekel aan die Dreuzelvrouw, maar ze was nou eenmaal het vriendinnetje van mijn vader en mijn vader was niet van plan zijn relatie met haar te beëindigen omdat ik haar totaal niet mocht.
"Het gaat mij erom dat de hele familie mij hier de schuld van geeft, dat ze vinden dat ik haar de hele zomervakantie heb geterroriseerd!"
"Die neefjes van jou konden dat anders ook goed.", merkte Sharon op.
Ik haalde mijn schouders op. Sharon had een punt, en ook al wist ik niet waarom mijn vader me zo graag wilde spreken morgen, ik had er geen goede gedachte bij.
"Wees niet bang, Sake, jij gaat morgen niet alleen.", zei Mindy, die een arm om me heen sloeg en me tegen zich aan trok. Sharon legde haar hand op die van mij en kneep er even zachtjes in.
"Precies.", zei ze. "Wij gaan samen."
"Samen staan we sterk.", glimlachte Mindy.
Samen staan we sterk. Maar uiteindelijk moest ik de klappen wel opvangen die mijn vader uit zou gaan delen met zijn scherpe tong en zijn verwijten. Gelukkig had ik twee geweldige vriendinnen die me hier door zouden helpen en me zouden steunen. Door dik en dun, zoals we elkaar plechtig hadden beloofd toen we elkaar in het eerste jaar op Zweinstein leerden kennen.
