De zeventienjarige Eve Regan' lichaam veranderd enorm, en de directrice van het weeshuis, Janine, belt een oude vriend, Carlisle Cullen. Hij wil haar onderzoeken, op voorwaarde dat ze bij de Cullens gaat wonen. Eve is stil, verantwoordelijk en beleefd en zorgt graag voor anderen. Ze heeft al haar hele leven in het weeshuis gewoond en is nooit geadopteerd.
ZONDER ALICE, VOOR BELLA!!!
First Chapter
"Het komt allemaal goed, meis!" snikte Janine, meer om zichzelf gerust te stellen dan mij. De vrouw van middelbare leeftijd met amberkleurige ogen leek me te willen wurgen in haar knuffel, maar ik kon het niet in mij opbrengen om haar te vragen mij ademruimte te geven. Toen we de trein aan hoorde komen liet ze me pas weer los. Het leek of ze haar tranen in wilde houden, iets wat me diep raakte. Janine was de directrice van het Weeshuis waarin ik van jongs af aan was opgegroeid. Hoewel ze daar de directrice was, zag je haar amper. De meeste kinderen meende dat ze nog nooit een woord hadden gesproken met de lieve vrouw. Ik kon mij niet inbeelden dat Janine niet tegen mij zou praatte. Ik had altijd tot in de late uurtjes met haar gepraat en met klusjes geholpen. Ik kon goed tegen afscheidt nemen, hoewel dit mij ook behoorlijk zwaar viel. Als er één persoon dicht in de buurt zou komen voor een eventuele moeder, dan zou dat Janine wel zijn. Ze kende mij door en door.
"Ik moet nu echt gaan, hoor. Anders rijdt straks de trein nog zonder mij weg!" zei ik met een geforceerde lach. Ze kneep me liefkozend in mijn rechterwang, die gelijk roodgloeiend werd, en keek me even recht in de ogen aan. "Ze zullen goed voor je zorgen in Forks, dat kun je van mij aannemen, meis." Ze omhelsde me nog één keer, en toen moest ik me echt losrukken en sprong ik snel de train in met mijn koffer. Ik ging bij een plekje bij het raam zitten en schoof die open.
"Vergeet me niet te schrijven, Eve Regan!" gilde Janine over het station heen, terwijl de trein in beweging kwam.
"Elke week!" schreeuwde ik terug. Ze leek weer even diep ontroerd te zijn, maar hervond zichzelf snel weer terug en begon weer heftig te zwaaien. Terwijl de trein zijn snelheid opvoerde, bleef ik naar haar zwaaien, totdat ik niks meer van haar kon zien dan een zwart stipje...
Mismoedig keek ik naar de regen die van het treinraampje stroomde, terwijl ik luisterde naar mijn Ipod. Een rustig nummer leek perfect bij mijn humeur te passen. Ik probeerde nergens aan te denken, maar mijn hersenen bleven maar malen. Ik was nu zeventien jaar, en het leek wel alsof ik vastzat in die leeftijd. Ik had de laatste tijd niet veel trek meer en kon niet meer dan een paar uur slapen. Je zou kunnen zeggen: 'Dat komt wel goed hoor', maar dat was niet het geval. Janine had het vanaf het begin af aan gemerkt, een halfjaar terug. Ik had gezegd dat het wel over zou gaan, maar dat was niet het geval. Overbezorgd als dat Janine was, had ze vorige week contact gezocht met een oude vriend van haar, Dokter Carlisle Cullen. Ik had geen idee wie het was, maar hij had gezegd dat hij mij zou onderzoeken, op de voorwaarde dat ik een tijdje bij hem en zijn familie zou inwonen. Ik had ze nog nooit ontmoet, ik had zelfs nog nooit een foto van hun gezien. Het enige wat ik wist, was dat ze vier pleegkinderen hadden en dat ze in Forks woonde, een gat in Washington DC met overvloed aan regen en groen. Ik zat niet echt op regenachtig weer te wachten. Om mijn gedachten op iets anders te zetten, pakte ik mijn schetsblok en een potlood uit mijn koffer en begon wat te tekenen, hopend dat dat me zou helpen wat kalmer te worden.
"Het volgende station is Port Angeles." Ik schrok op van de automatische stem die door de trein galmde. Ik had intens naar mijn lege schetsblok zitten staren. Ik had niks op papier kunnen zetten, te zenuwachtig om me te concentreren. Ik pakte mijn schetsblok en potlood weer in terwijl de trein het station binnenreed. Het miezerde nog steeds een beetje, en de meeste mensen die wachtte op vrienden of familie stonden onder een klein afdakje. Ik stapte uit de trein met mijn koffer achter mij aan en keek rond. Ik had geen idee wie mij op zou halen. Lang hoefde ik me dat niet of te vragen, omdat er een jonge man op mij af liep. Ik kon er niks aan doen, maar mijn mond zakte open van verbazing. Ik had een man van middelbare leeftijd verwacht met een snor of zoiets. Ik had er nog nooit zover naast gezeten. Dokter Carlisle Cullen was knapper dan een filmster. In zijn volle blonde haar glinsterde druppels van de regen, en zijn gezicht was scherp gelijnd met een vriendelijke uitdrukking. Desondanks dat hij er knap uitzag, zag ik kringen onder zijn ogen en was zijn gezicht bleek.
Hij stopte voor me en stak zijn hand uit. "Eve Regan? Ik ben Carlisle Cullen." Ik hervatte mijzelf weer enigszins en schudde zijn hand die koud aanvoelde. Zelfs zijn stem klonk mooi.
"Leuk u te ontmoeten," stamelde ik. Ik voelde me een idioot, doordat ik zo van mijn stuk was gebracht.
"Zullen we snel naar de auto gaan? Het weer is allesbehalve prettig." Hij lachte vriendelijk en ik knikte stram. Ik had nog nauwelijks door dat de regen me doorweekte.
We liepen richting een duur uitziende zwarte mercedes, die heftig opviel tussen de bijna-uit-elkaar-vallende auto's op de parkeerplaats. Carlisle hield de passagiersdeur voor mij open en ik stapte in de leerbeklede auto. Ik durfde amper te gaan zitten, bang dat ik de bekleding vies zou maken. Carlisle stopte ook in en deed de verwarming aan op een lekker temperatuurtje. Uit de radio kwam een rustig achtergrondmuziekje waardoor ik me wat meer ontspande. Zelfs de auto rook lekker naar bloemen, in plaats van leer.
"Was de treinreis comfortabel?' vroeg Carlisle met een rustige stem.
"Ja, het ging wel." Godzijdank klonk mijn stem weer iets normaler, zonder een hysterische ondertoon.
"Dat is fijn om te horen. We keken allemaal uit naar je aankomst, met name mijn vrouw, Esmé. Ze zal het fijn vinden je eindelijk te ontmoeten," lachte hij zachtjes. Ik zag dat zijn ogen schitterde terwijl hij over zijn gezin praatte. Ik voelde een steek van heimwee door mij heen gaan, hoewel ik niet wist naar wat. Ik had immers nog nooit een familie gehad. Ik was opgegroeid in het weeshuis. Janine had mij ooit verteld dat ik als baby, nog geen week oud, ouderwets op de stoep voor het weeshuis was gelegd met een kladbriefje:
"Zorg goed voor mijn Eve Regan"
Dat was het enige wat erop had gestaan, in zwarte krulletters. Ik had altijd gefantaseerd over mijn ouders, maar toen ik rond de acht jaar was, was ik daarmee gestopt. Het had alleen maar voor onnodige pijn gezorgd. Ik was nooit geadopteerd, hoe ik ook had geprobeerd. Ik was beleefd, verantwoordelijk en zwijgzaam. Na een tijdje had ik het opgegeven om geadopteerd te worden, en was ik de verzorgsters in het weeshuis gaan helpen. Door mijn leeftijd kon ik makkelijker nieuwe wezen opgevangen. Ze waren vaak bang en boos, en leken beter tegen mij te praten dan tegen de verzorgsters. Algauw hadden de verzorgsters mij als hun gelijken gaan zien. Ik had mijn eigen bijzondere plekje gekregen daar.
De rit naar Forks ging vlekkeloos. Ik voelde me redelijk op mijn gemak bij de doktor, die mijn gedachten niet had onderbroken. Ondanks de stilte die in de auto had gehangen, had ik het wel fijn gevonden. Carlisle was een geduldig man, had ik opgemerkt. Stilte was voor hem geen probleem.
Hij sloeg af in een bijna onzichtbaar onverharde weg tussen de bomen die niet aangegeven was. We reden midden door nevelige bossen, totdat na een paar kilometer het bos dunner werd en we ons opeens in een weiland bevonden, of een gazon? er stonden zes prehistorische cipressen met enorme takken die het gazon verduisterde. In het midden stond een tijdloos en elegant huis, waar de takken tot de muren reikte. Het huis had drie verdiepingen en was geschilderd in een ivoorwitte kleur. Het leek alsof het huis bij het bos hoorde, hoe idioot het ook klonk.
Er ging een garage deur open en Carlisle parkeerde de auto. Achter ons sloot de garage zich weer en bevonden we ons in een hypermoderne garage. We stapte uit de auto en ik keek rond. Er stonden welgeteld nog vier andere auto's en een motor. Ze zagen er zo snel en duur uit dat ik ze amper aan durfde te raken. Ik was zo'n persoon die werkelijk alles kapot kon maken door er alleen maar naar te kijken. Ik slikte en keek weer naar de doktor die bij een deur was gaan staan. Hij glimlachte en wachtte totdat ik weer in staat was te functioneren.
"Het is tijd dat je mijn gezin ontmoet."
Het is mijn eerste verhaal. Ik weet dat Jasper in Eclipse pas zijn motor kreeg van Edward, maar hier heeft hij hem al...
Sorry als ik veel te snel ga met mijn verhaal...
Graag reacties!! 3
