Proloog.
Nina Twinkel lag languit op het pleintje voor het weeshuis. Ze was diep in haar gedachten verzonken, zo diep dat ze geen reactie gaf op de twinkeling die door het hoge gras schoot. De twinkeling vertraagde en sloop langzaam dichterbij.
'Ik heb je al lang gezien hoor, Poeka.' Lachte Nina. Het kleine katje kwam verslagen tevoorschijn. Wat ze ook probeerde, ze kon haar baasje niet onmerkbaar besluipen.
Nina nam Poeka bij haar op schoot en het katje vleide zich tegen haar aan.
'Dit konden we een week geleden niet doen hé.' Ze keek naar de lucht.
Af en toe vlogen een paar uilen voorbij. Nina zuchtte diep.
'Je zou denken dat ze wat voorzichtiger zouden zijn. Na wat de afgelopen jaren gebeurt is… Arme Harry Potter, ik heb gehoord dat hij bij dreuzels moet wonen.' Fluisterde ze. 'Dat jongentje is amper een jaar oud en heeft zijn ouders al verloren. Hij is niet veel ouder dan Lisse.' Ze keek naar het kleine meisje dat naast haar lag te slapen. 'Ik denk dat ze maar een paar maanden verschillen. Ik snap niet dat de meeste geloven dat Hij echt weg is. Een klein jongetje kan Hem heus niet tegenhouden. Hij heeft waarschijnlijk een zware klap gehad en zijn ego zal ook wel een flinke deuk gekregen hebben, maar… Ik weet gewoon dat Hij niet dood is. Jammer genoeg, ben ik één van de weinigen die dat beseft.' Ze keek naar Poeka. Haar ogen die normaal groen waren, hadden nu een zilveren glans en het glazen bolletje dat aan haar halsband hing glinsterde gevaarlijk.
'Poeka! Nee!' Nina schudde het katje heen en weer. Twee groene ogen keken haar verbaasd aan. 'Niet hier Poeka, niet waar dreuzels je kunnen zien!' Nina keek vlug naar Lisse.
'Gelukkig is ze niet wakker geworden.' Zuchtte Nina. Ze richtte zich terug naar Poeka.
'Als je me iets wil zeggen, moet je wachten tot we terug in de tovenaarswereld zijn.' Siste ze.
Een uil vloog naar haar toe. 'Ook dat nog.' Nina keek vluchtig rond, geen dreuzels te zien. De uil liet een brief aan haar voeten vallen. Voor een meisje van zestien heb ik wel veel verantwoordelijkheden, dacht Nina. Ze raapte de brief op en herkende onmiddellijk het logo van Zweinstein. Hoe weten zij dat ik hier ben, dacht ze geschrokken. Ze opende de envelop.
Beste juffrouw Twinkel,
Ik besef heel goed dat u samen met uw kleine zusje gevlucht bent uit de tovenaarswereld. Daarom klinkt mijn aanbod om u naar Zweinstein over te plaatsen vast raar. Maar ik weet heel goed waarom u bent gevlucht en aangezien Voldemort verdwenen lijkt te zijn,
Dus hij gelooft ook niet dat Hij dood is, dacht Nina. Ze las verder.
…Wilt u misschien op mijn aanbod ingaan. U hebt maar drie maanden les op Beauxbattons gemist, dus ik zie niet in waarom u niet gewoon in het zesde jaar kunt beginnen. Als u instemt wordt u geplaatst in Griffoendor, aangezien u beide ouders daar ook hebben gezeten. U hebt tot morgen de tijd om te beslissen. Uw kleine zusje zal wel in het weeshuis moeten blijven. Maar u kunt haar altijd opzoeken tijdens de grote vakantie.
Vriendelijke groeten,
Hoogachtend,
Albus Perkamentus.
Nina was door verstomming geslagen. Lisse achterlaten, dacht ze verschrikt. Ze keek even naar Lisse, maar die was nog steeds in dromenland en zich van geen kwaad bewust.
'Morgen al. Wat moet ik doen Poeka?' Het glazen bolletje glinsterde even en kleurde groen.
'Denk je echt? Misschien heb je gelijk, ik kan me niet eeuwig blijven verstoppen. Ik moet mijn studies afmaken en een volleerde heks worden.' Nina pakte voorzichtig Lisse op en wandelde terug naar het weeshuis met Poeka in haar kielzog.
