"Verdwaald?", vroeg een kille stem uit het duister. Sybilla draaide zich
met een ruk om en zag uit de duisternis een lange gedaante verschijnen.
"Severus, wat doe jij hier?" vroeg ze geschrokken. Sneep kwam dreigend,
althans zo kwam het op haar over, op haar af. Ze vond hem intimiderend
overkomen en uit reactie daarop deinsde ze terug, maar kwam al gauw tot
stilstand. Ze stond nu met haar rug tegen de muur en kon niet meer verder.
In het licht van haar lantaarn was Sneep goed zichtbaar. Hij keek haar
strak aan met zijn gitzwarte ogen. Wat deed hij daar, en wat moest hij in
godsnaam van haar?
Terwijl hij haar bleef aankijken, kwam hij nog enkele stappen dichterbij. Sybilla voelde zich opeens heel klein worden en de blik in zijn ogen zorgde er ook niet voor, dat ze zich erg op haar gemak voelde. Sneep hield uiteindelijk halt en liet zijn priemende ogen over haar heen gaan. Heel rustig, van boven naar beneden en toen weer naar boven. Even leek het, zo dacht ze, bleef zijn blik hangen op haar decolleté. Door de kou in de verlaten gangen waren haar tepels weer opgezwollen. Sybilla voelde zich nu helemaal niet op haar gemak en wilde het liefst zo snel mogelijk verdwijnen. Het was jammer dat ze zich alleen met Waarzeggerij had beziggehouden, anders had ze nog wel kunnen Verdwijnselen. O nee, dat kon niet op Zweinstein. Dus had ze er nu evengoed niks aan gehad. Wat moest ze nu doen? Ze voelde dat ze een beetje paniekerig werd, maar was absoluut niet van plan om dit aan Sneep door te laten schemeren.
Het was ijzig stil in de donkere gang. Alleen de wind maakte geluid en dat betekende dus ook, dat ze ver van het bewoonde gedeelte van het kasteel waren. Dus geen mens in de buurt die haar wellicht te hulp kon schieten...
"Liep zomaar wat rond", antwoordde Sneep na een lange stilte. "Je weet nooit wat voor spannende dingen je tegen kunt komen." De blik in zijn ogen was doordringender dan ooit. Sybilla wilde nog een stap achteruit doen, maar ze stond al met haar rug tegen de muur. Sneep begon te glimlachen, op een ijskoude manier. Kennelijk leek hij hier van te genieten, van zijn machtspositie. Het was overduidelijk dat hij altijd graag de touwtjes in handen had. Maar opeens hield hij op met glimlachen en greep haar linker bovenarm beet en trok haar naar zich toe. "Je moet niet meer naar hem toe gaan", siste hij in haar oor. "Dat is levensgevaarlijk!"
Sybilla schrok van deze situatie en probeerde zich los te rukken, maar Sneep hield haar stevig in zijn greep. "Luister nou eens naar andermans advies: ga niet meer naar hem toe!" brieste hij nogmaals. Maar Sybilla wilde niet naar hem luisteren, ze wilde alleen maar weg. Weg uit die greep, weg uit deze enge gang. Ze begon harder aan haar arm te trekken, maar Sneep gaf zich niet zo snel gewonnen. Maar uit een reflex beet ze Sneep in zijn hand en gaf hem een schop tegen zijn been. Sneep slaakte een gil van pijn en liet haar abrupt los. Het bloed stroomde over zijn arm.
Sybilla zag haar kans schoon en trok zich uiteindelijk los uit de greep van Sneep. Ze was vrij en zetten het op een lopen. Maar doordat ze wat roekeloos weg rende, sloeg ze per ongeluk met haar lantaarn tegen de muur. Het was nu aardedonker, maar toch zetten ze het op een lopen. Ze wilde alleen maar weg van die plek, bij Sneep vandaan! Ze holde met haar armen recht voor uit gestrekt, op de tast. En in de verte hoorde ze nog een laatste pijnkreet van Sneep...
Tastend liep ze langs de muur... het was gewoon aardedonker in dit gedeelte, zou hier ooit wel iemand komen ? En zo ja, waar was ze eigenlijk ? In de verte dacht ze een beetje licht te zien en opgelucht snelde ze ernaar toe. De gang leek af te buigen, en plotseling zag ze de contouren van een deur, helder verlicht. Ze wist niet hoe snel ze er moest komen... ze probeerde de deur en die was open... voor haar lag een verlichte gang. Hoe meer ze de gang inliep, hoe bekender het haar voorkwam... hier was ze eerder geweest. Na een lange tocht stond ze eindelijk voor de deur van de kamer van Remus. Sneeps waarschuwing klonk nog in haar hoofd : "je moet niet meer naar hem toegaan...dat is levensgevaarlijk". Waarom dan ? Wat had Sneep eigenlijk te verbergen ? Nee, het was Sneep die wilde dat ze iets niet zou ontdekken. Nou, ze zou die hatelijke collega van haar, ze ging dus wel naar binnen. Ze haalde even diep adem en opende de deur.
Niets. Te weinig licht weer om goed te kunnen zien (wat dom van haar lantaarn!). Ze hoorde ook niets nu, of toch ? Ja, in de verte klonk het geluid van een torenklok... 12 slagen telde ze. En ze hoorde een zacht gekreun, dat dit keer van het bed kwam, of tenminste, waar ze dacht dat het bed had gestaan, want het was nog altijd te donker om iets te onderscheiden. Op de tast liep ze naar het bed. Ze knielde neer en stak voorzichtig haar hand uit. Ze voelde iets behaards....even aarzelde ze of ze verder moest gaan, maar de nieuwsgierigheid won het van haar verstand, dat uitgilde dat Sneep haar gewoon wilde beschermen, waar dan ook tegen deed er niet toe, ze moest de kamer uit. "Krijg het heen en weer", dacht ze, "ik sta op het punt hier te vechten voor mijn laatste kans om gelukkig te worden en dan moet je weer zo nodig voorzichtig zijn.. nou, vandaag even niet". En ze liet haar hand verder glijden. Ze voelde nu duidelijk een dierenhoofd... een herdershond! Jeetje, was dat Remus' geheim? Dat hij stiekem een hond had? Tuurlijk, honden waren dreuzel-dieren pur sang, niets magisch aan, zoals bij katten, ratten, uilen en al die andere dieren. Maar daar hoefde hij zich toch niet voor te schamen ? Er waren wel meer tovenaars met een voorliefde voor Dreuzelzaken. Bovendien kon ze zich niet voorstellen dat Albus hem zou weigeren een afwijkend huisdier op Zweinstein te houden, niet na zijn ervaringen met de voorgaande leraren Verweer tegen Zwarte Kunsten. Gossie, dat was een ramp geweest. Eerst die Krinkel, die een handlanger van Je-weet-wel bleek te zijn, en daarna die kwal van een vent, die ijdeltuit, die... huh, ze kreeg er de rillingen van als ze alleen al aan hem dacht, die Gladianus Smalhart... nou ja, het was ook niet al te denderend met hem afgelopen, hij had, zo ging het gerucht tenminste, totaal zijn verstand verloren en wist niet eens meer wie hij was.... hij was nu in het Magisch Academisch Ziekenhuis, op de afdeling mentaal onbekwamen... nou ja, of dat waar was wist ze eigenlijk niet, Professor Stronk had haar dat verteld, maar dat was een kletstante van het eerste uur. In ieder geval, hij gaf geen les meer. Toen had Remus lesgegeven, een verademing, maar helaas kon hij het daaropvolgende jaar niet aanwezig zijn. In zij plaats kwam Dolleman, die eigenlijk Bartho Krenck junior bleek te zijn........ Gelukkig was Remus dit jaar weer terug en hadden ze eindelijk weer een bekwaam iemand voor de post verweer gevonden. Bovendien werd hij door zowel de leraren als de meeste leerlingen op handen gedragen. Nee, Perkamentus zou hem beslist een paar vrijheden toegestaan hebben...
Ze aaide de hond en voelde hoe die in zijn slaap kreunde, en af en toe met zijn poten trok, alsof hij droomde. Ze gaapte. Het was een rare avond geweest. Maar het voelde heel prettig om de hond te aaien, ze werd er heel loom en ontspannen van... vroeger hadden ze ook een hond gehad, toen ze nog een klein meisje was. Nou ja, haar ouders waren ook dreuzels geweest. Het was lang geleden dat ze een hond had geaaid.... vreemd, hoe Sneep zich had gedragen... en dat alles om haar te verhinderen dat ze erachter zou komen dat Remus stiekem een hond had.... Hé, nu ze erover nadacht, was het vast ook die hond geweest die haar besprongen had toen ze hier eerder gekomen was.. jeetje.... ze bloosde bij de gedachten die ze toen gehad had... maar evengoed, als Sneep de hond kennelijk verzorgde (met een of ander toverbrouwsel? gilde een klein hoekje in haar brein, maar daar besloot ze geen aandacht aan te schenken. Ach ja, ze was altijd al heel goed geweest in het zich van de buitenwereld afsluiten) waar was Remus dan? Op een of andere missie misschien? Ha, maar dan zou ze hier voortaan slapen, net zolang hij op een dag terugkwam. Of misschien wel op een nacht... dan zou hij haar vinden, fantaseerde ze, en...
Maar die gedachte maakte ze niet meer af, omdat ze in slaap viel.
Toen het eerste ochtendlicht de kamer verlichtte, werd ze langzaam wakker. Nou, het was geen aanbeveling om op je knieën in slaap te vallen, ze was zo stijf als een plank. Ze rekte zich uit en wreef toen in haar ogen. Uit haar ooghoek keek ze naar het bed....Daar lag Remus zelf... helemaal naakt. Goh, ze had nooit van hem verwacht dat hij in zijn blootje zou slapen, ze had veel eerder een ouderwetse streepjespyjama bij hem verwacht... Ze stond op, wat een beetje moeilijk ging, omdat haar onderbenen een beetje sliepen. Gauw wreef ze ze, om zo de circulatie te bevorderen. Toen ze eindelijk met fatsoen kon staan, keek ze om zich heen... Op de kast (in een hoek achter de deuropening, ze had die nog niet eerder gezien) lagen wat dekens. Ze besloot er een af te pakken, aarzelde toen en pakte er uiteindelijk twee. Ze liep moeizaam terug naar het bed, en sloeg heel voorzichtig een deken om Remus' naakte lichaam heen. Ze wikkelde zichzelf in de andere, en hervatte haar wake. Niet lang daarna hoorde ze Remus een paar keer zwaar zuchten. Ze legde haar hand op zijn, nu met een deken bedekte, schouder. Hij reageerde onmiddellijk door zijn ogen op te slaan - en vervolgens wagenwijd open te sperren. "Sybilla...wat doe jij hier?" . Hij kwam overeind in een half zittende houding en sloeg de deken wat steviger om zich heen. "Ik maakte me ongerust over je, dat je alweer ziek was, dus ik besloot je op te zoeken", zei ze zacht. "Heeft niemand je dan tegengehouden? ", vroeg hij, een eindje uit haar richting schuivend. "Ja, Sneep, hij zei dat het levensgevaarlijk was...je hebt toch niets besmettelijks of zo ?" Remus lachte kort, een verbitterd lachje. "Nee, besmettelijk zou ik het niet willen noemen", antwoordde hij droogjes. "Waar is je hond?", vroeg ze. Remus zuchtte. Het was een diepe zucht.
Na een moment van stilte, die wel haast eeuwig leek te duren, vermande hij zich en zei tenslotte " Jij leeft ook echt in een totaal andere wereld dan ik hè?" Hij schudde zijn hoofd. "Als jij dit al niet begrijpt, wat verwacht je dan van mij ? Wat jij vannacht hebt gezien, is mijn kern, is mijn wezen - en als je dat niet kunt of wilt inzien, dan denk ik dat het beter is dat je gaat. Als jij nu nog niet doorhebt wat ik, en Sneep, voor jouw hebben geprobeerd te verbergen...". "Ja, maar Perkamentus weet er toch van, waarom ik dan niet?" Remus zuchtte "Sybilla, ik weet niet hoe ik dit moet zeggen zonder jou te kwetsen - er is niets tussen ons en dat zal er ook niet zijn. Niet alleen voel ik niet voor jou wat jij voor mij voelt, maar jij hebt gewoon geen idee wie - of wat - ik ben. Ik wil niet zeggen dat je dom bent, maar je leeft in een hele andere wereld dan de andere tovenaars - en misschien is het tijd dat je weer naar die wereld teruggaat. Ik kan niets met je, ik wil niets met je en verdorie, je zou het niet eens begrijpen als ik voor je neus veranderde". "Remus, waar heb je het over?" "Ja, dat je dat niet snapt is me nu wel duidelijk. Je wilt toch niet echt dat ik het je uitleg? Sybilla, ik wil je niet kwetsen maar ik kan jou niet geven wat jij van mij wilt". "Zeg het me, asjeblieft". Ze lag weer op haar knieen en smeekte hem nu echt om een antwoord. Remus begroef zijn hoofd in zijn handen, bleef even zo zitten, maar stond toen op en begon te ijsberen. "Ok, je zult het weten ook. Maar zeg me nooit dat je niet gewaarschuwd bent - en wat voor begrip je ook voor mijn situatie zou mogen hebben, er is geen hoop voor ons". Sybilla knikte. Goed, ze werd afgewezen, maar toch... waar had hij het over? Haar nieuwsgierigheid was gewoon nog groter dan haar verlangen naar deze man. Ze volgde hem met haar ogen.
Toen Remus in het verste puntje van de kamer was aangekomen, sprak hij eindelijk de verlossende woorden : "Dat was geen hond, vannacht. Dat was ik. Ik ben een weerwolf". "Oh", zei ze flauwtjes en voelde heel even de neiging om van haar stokje te gaan. Weerwolven waren immers gewelddadige monsters, ook in mensengedaante. Toch? Zo was het haar geleerd op Zweinstein, nota bene. Remus een weerwolf? "De reden dat ik je niets gedaan heb, komt omdat Severus een speciaal brouwsel heeft gemaakt. Ik verander nog wel, maar ben in principe ongevaarlijk. Echter, het is beter als niemand mij zo tegenkomt. Maar misschien is dit wel goed voor jou. Dan weet je tenminste dat je niet langer je liefdespijlen op mij hoeft te richten. Ik ben niet geschikt voor jou, en vannacht heb je bewezen dat je niet geschikt bent voor mij". "Weet... weet..". "Ja, Perkamentus weet dit. ... Sybilla, luister".... maar ze hoorde het al niet meer, want ze was snikkend weggerend. Niet de onthulling dat hij een weerwolf was (al was ze behoorlijk stom geweest dit niet door te hebben, vond ze zelf) maar vooral zijn woorden over haar ongeschiktheid hadden haar te diep getroffen....
Ze rende sniffend naar de bibliotheek en vond daar een paar standaard werken over weerwolven. Goed, de meeste op de verboden afdeling, maar die restrictie gold alleen voor de leerlingen, niet voor de docenten. Ze droogde haar tranen en liet de boeken registreren bij Madame Rommella, die haar zeer onderzoekend aankeek, maar gelukkig geen opmerkingen maakte over haar behuilde gezicht. Ze sloot zich op in haar kamer in de Noordertoren en begon te lezen. Twee dagen later was haar duidelijk wat ze moest doen. Ze zette haar haardvuur op de hoogste stand en begon haar juwelenkistje leeg te ruimen. Een deel legde ze apart en het andere deel liet ze smelten in de kleine ketel, waarin ze normaal haar thee zette. Toen alles gesmolten was, goot ze het voorzichtig in een vorm, die ze eerder gemaakt had. Daarna ging ze heel beheerst naar Zweinsveld, waar een antiekzaakje zat vol met exotische dreuzelspulletjes. Daar kocht ze wat ze van plan was, en keerde terug naar Zweinstein. Op weg naar haar kamer kwam ze Sneep tegen. Hij keek haar alleen zeer doordringend aan. "Doe geen domme dingen!", waarschuwde hij.
Ze keek hem niet aan maar holde naar haar vertrouwde plekje. Het diner sloeg ze, zoals bijna gebruikelijk, over. Vijf dagen lang vastte ze en staarde in haar kristallen bol. Uiteindelijk stond ze op en hoewel ze merkte dat ze stond te zwaaien op haar benen, was ze vastbesloten. Ze pakte haar dreuzelapparaat en het zilveren voorwerp en begaf zich op weg naar Remus' privé-vertrek.
Daar aangekomen klopte ze een keer, maar wachtte niet op antwoord, ze duwde gelijk de deur open. Remus keek op van zijn boeken. Zijn gezicht vertoonde een mengeling van irritatie en verwondering. "Sybilla?", vroeg hij. "Doe nou niet of je mij niet herkend", snauwde ze, en richtte het antieke dreuzelapparaat op zijn keel. "Wat heeft dit te betekenen?", vroeg hij haar. Hij stond kalm op en liep op Sybilla af, niet in het minst verontrust door haar bedreiging, of tenminste, zo kwam het op haar over. "Blijf staan!" gilde ze. "Geen beweging meer of ik schiet!". Uiterlijk onaangedaan liep Remus naar haar toe, en net toen hij haar arm pakte, haalde ze de trekker over…
Niets. Remus glimlachte en schudde zijn hoofd. Hij pakte het pistool uit haar hand en maakte het open. "Twee vergissingen, Sybilla", zei hij, de zilveren kogel in zijn hand bekijkend. "Of eigenlijk drie, als ik zo vrij mag zijn." Ze kon hem alleen maar verbijsterd aanstaren. "Ten eerste : ja, een weerwolf kan gedood worden door een zilveren kogel…als hij op dat moment een weerwolf is. Zoals ik nu ben kan ik natuurlijk ook door een kogel gedood worden, maar zilver is niet echt het meest geëigende materiaal, het is tamelijk week en zal wel verwondingen veroorzaken, maar meer ook niet. Lood had verstandiger geweest. Ten tweede…als je gaat schieten, haal dan eerst de beveiligingspal eraf. Kijk, dit dingetje moet je omzetten." Hij demonstreerde het. Waarom bleef hij zo koel?
Remus draaide zich om en liep weer naar zijn bureau. Hij ging zitten en wreef even met zijn handen over zijn gezicht. "Ten derde", zei hij, met de rug naar haar toe, "mij doden biedt geen oplossing voor jezelf. Je komt er niet verder mee, integendeel, je zult je leven lang de last hiervan meedragen. Niet dat dat lang zal duren, want ik ben bang dat je niet opgewassen bent tegen het onvriendelijke klimaat in Azkaban." Hij zuchtte en draaide zijn stoel om. "Sybilla, vergeet wat er hier gebeurd is, dan doe ik het ook. Ga terug naar je kamer en als je besluit dat je hier niet verder kunt, zoek dan een andere baan. Als je mij niet meer ziet dan kom je hier vanzelf overheen. Ze zeggen dat de tijd alle wonden heelt en heus meisje, over een paar maanden lach je om wat je nu wilde doen. Dat is het enige wat ik je als advies kan meegeven. Ga, voor ik me bedenk en naar Perkamentus stap!" Zijn bruine ogen keken ernstig in de hare. Ze wist zich absoluut geen houding te geven. Ze rende weg, op de vlucht voor haar eigen schaamte.
Om twaalf uur 's nachts klonk in de Noordertoren een voor de meeste bewoners van Zweinstein onbekend geluid. Enkele leerlingen van dreuzelouders wisten het uiteindelijk te definiëren als een pistoolschot, maar toen was het al te laat.
Sneep had uiteindelijk gelijk gekregen.
- einde -
Terwijl hij haar bleef aankijken, kwam hij nog enkele stappen dichterbij. Sybilla voelde zich opeens heel klein worden en de blik in zijn ogen zorgde er ook niet voor, dat ze zich erg op haar gemak voelde. Sneep hield uiteindelijk halt en liet zijn priemende ogen over haar heen gaan. Heel rustig, van boven naar beneden en toen weer naar boven. Even leek het, zo dacht ze, bleef zijn blik hangen op haar decolleté. Door de kou in de verlaten gangen waren haar tepels weer opgezwollen. Sybilla voelde zich nu helemaal niet op haar gemak en wilde het liefst zo snel mogelijk verdwijnen. Het was jammer dat ze zich alleen met Waarzeggerij had beziggehouden, anders had ze nog wel kunnen Verdwijnselen. O nee, dat kon niet op Zweinstein. Dus had ze er nu evengoed niks aan gehad. Wat moest ze nu doen? Ze voelde dat ze een beetje paniekerig werd, maar was absoluut niet van plan om dit aan Sneep door te laten schemeren.
Het was ijzig stil in de donkere gang. Alleen de wind maakte geluid en dat betekende dus ook, dat ze ver van het bewoonde gedeelte van het kasteel waren. Dus geen mens in de buurt die haar wellicht te hulp kon schieten...
"Liep zomaar wat rond", antwoordde Sneep na een lange stilte. "Je weet nooit wat voor spannende dingen je tegen kunt komen." De blik in zijn ogen was doordringender dan ooit. Sybilla wilde nog een stap achteruit doen, maar ze stond al met haar rug tegen de muur. Sneep begon te glimlachen, op een ijskoude manier. Kennelijk leek hij hier van te genieten, van zijn machtspositie. Het was overduidelijk dat hij altijd graag de touwtjes in handen had. Maar opeens hield hij op met glimlachen en greep haar linker bovenarm beet en trok haar naar zich toe. "Je moet niet meer naar hem toe gaan", siste hij in haar oor. "Dat is levensgevaarlijk!"
Sybilla schrok van deze situatie en probeerde zich los te rukken, maar Sneep hield haar stevig in zijn greep. "Luister nou eens naar andermans advies: ga niet meer naar hem toe!" brieste hij nogmaals. Maar Sybilla wilde niet naar hem luisteren, ze wilde alleen maar weg. Weg uit die greep, weg uit deze enge gang. Ze begon harder aan haar arm te trekken, maar Sneep gaf zich niet zo snel gewonnen. Maar uit een reflex beet ze Sneep in zijn hand en gaf hem een schop tegen zijn been. Sneep slaakte een gil van pijn en liet haar abrupt los. Het bloed stroomde over zijn arm.
Sybilla zag haar kans schoon en trok zich uiteindelijk los uit de greep van Sneep. Ze was vrij en zetten het op een lopen. Maar doordat ze wat roekeloos weg rende, sloeg ze per ongeluk met haar lantaarn tegen de muur. Het was nu aardedonker, maar toch zetten ze het op een lopen. Ze wilde alleen maar weg van die plek, bij Sneep vandaan! Ze holde met haar armen recht voor uit gestrekt, op de tast. En in de verte hoorde ze nog een laatste pijnkreet van Sneep...
Tastend liep ze langs de muur... het was gewoon aardedonker in dit gedeelte, zou hier ooit wel iemand komen ? En zo ja, waar was ze eigenlijk ? In de verte dacht ze een beetje licht te zien en opgelucht snelde ze ernaar toe. De gang leek af te buigen, en plotseling zag ze de contouren van een deur, helder verlicht. Ze wist niet hoe snel ze er moest komen... ze probeerde de deur en die was open... voor haar lag een verlichte gang. Hoe meer ze de gang inliep, hoe bekender het haar voorkwam... hier was ze eerder geweest. Na een lange tocht stond ze eindelijk voor de deur van de kamer van Remus. Sneeps waarschuwing klonk nog in haar hoofd : "je moet niet meer naar hem toegaan...dat is levensgevaarlijk". Waarom dan ? Wat had Sneep eigenlijk te verbergen ? Nee, het was Sneep die wilde dat ze iets niet zou ontdekken. Nou, ze zou die hatelijke collega van haar, ze ging dus wel naar binnen. Ze haalde even diep adem en opende de deur.
Niets. Te weinig licht weer om goed te kunnen zien (wat dom van haar lantaarn!). Ze hoorde ook niets nu, of toch ? Ja, in de verte klonk het geluid van een torenklok... 12 slagen telde ze. En ze hoorde een zacht gekreun, dat dit keer van het bed kwam, of tenminste, waar ze dacht dat het bed had gestaan, want het was nog altijd te donker om iets te onderscheiden. Op de tast liep ze naar het bed. Ze knielde neer en stak voorzichtig haar hand uit. Ze voelde iets behaards....even aarzelde ze of ze verder moest gaan, maar de nieuwsgierigheid won het van haar verstand, dat uitgilde dat Sneep haar gewoon wilde beschermen, waar dan ook tegen deed er niet toe, ze moest de kamer uit. "Krijg het heen en weer", dacht ze, "ik sta op het punt hier te vechten voor mijn laatste kans om gelukkig te worden en dan moet je weer zo nodig voorzichtig zijn.. nou, vandaag even niet". En ze liet haar hand verder glijden. Ze voelde nu duidelijk een dierenhoofd... een herdershond! Jeetje, was dat Remus' geheim? Dat hij stiekem een hond had? Tuurlijk, honden waren dreuzel-dieren pur sang, niets magisch aan, zoals bij katten, ratten, uilen en al die andere dieren. Maar daar hoefde hij zich toch niet voor te schamen ? Er waren wel meer tovenaars met een voorliefde voor Dreuzelzaken. Bovendien kon ze zich niet voorstellen dat Albus hem zou weigeren een afwijkend huisdier op Zweinstein te houden, niet na zijn ervaringen met de voorgaande leraren Verweer tegen Zwarte Kunsten. Gossie, dat was een ramp geweest. Eerst die Krinkel, die een handlanger van Je-weet-wel bleek te zijn, en daarna die kwal van een vent, die ijdeltuit, die... huh, ze kreeg er de rillingen van als ze alleen al aan hem dacht, die Gladianus Smalhart... nou ja, het was ook niet al te denderend met hem afgelopen, hij had, zo ging het gerucht tenminste, totaal zijn verstand verloren en wist niet eens meer wie hij was.... hij was nu in het Magisch Academisch Ziekenhuis, op de afdeling mentaal onbekwamen... nou ja, of dat waar was wist ze eigenlijk niet, Professor Stronk had haar dat verteld, maar dat was een kletstante van het eerste uur. In ieder geval, hij gaf geen les meer. Toen had Remus lesgegeven, een verademing, maar helaas kon hij het daaropvolgende jaar niet aanwezig zijn. In zij plaats kwam Dolleman, die eigenlijk Bartho Krenck junior bleek te zijn........ Gelukkig was Remus dit jaar weer terug en hadden ze eindelijk weer een bekwaam iemand voor de post verweer gevonden. Bovendien werd hij door zowel de leraren als de meeste leerlingen op handen gedragen. Nee, Perkamentus zou hem beslist een paar vrijheden toegestaan hebben...
Ze aaide de hond en voelde hoe die in zijn slaap kreunde, en af en toe met zijn poten trok, alsof hij droomde. Ze gaapte. Het was een rare avond geweest. Maar het voelde heel prettig om de hond te aaien, ze werd er heel loom en ontspannen van... vroeger hadden ze ook een hond gehad, toen ze nog een klein meisje was. Nou ja, haar ouders waren ook dreuzels geweest. Het was lang geleden dat ze een hond had geaaid.... vreemd, hoe Sneep zich had gedragen... en dat alles om haar te verhinderen dat ze erachter zou komen dat Remus stiekem een hond had.... Hé, nu ze erover nadacht, was het vast ook die hond geweest die haar besprongen had toen ze hier eerder gekomen was.. jeetje.... ze bloosde bij de gedachten die ze toen gehad had... maar evengoed, als Sneep de hond kennelijk verzorgde (met een of ander toverbrouwsel? gilde een klein hoekje in haar brein, maar daar besloot ze geen aandacht aan te schenken. Ach ja, ze was altijd al heel goed geweest in het zich van de buitenwereld afsluiten) waar was Remus dan? Op een of andere missie misschien? Ha, maar dan zou ze hier voortaan slapen, net zolang hij op een dag terugkwam. Of misschien wel op een nacht... dan zou hij haar vinden, fantaseerde ze, en...
Maar die gedachte maakte ze niet meer af, omdat ze in slaap viel.
Toen het eerste ochtendlicht de kamer verlichtte, werd ze langzaam wakker. Nou, het was geen aanbeveling om op je knieën in slaap te vallen, ze was zo stijf als een plank. Ze rekte zich uit en wreef toen in haar ogen. Uit haar ooghoek keek ze naar het bed....Daar lag Remus zelf... helemaal naakt. Goh, ze had nooit van hem verwacht dat hij in zijn blootje zou slapen, ze had veel eerder een ouderwetse streepjespyjama bij hem verwacht... Ze stond op, wat een beetje moeilijk ging, omdat haar onderbenen een beetje sliepen. Gauw wreef ze ze, om zo de circulatie te bevorderen. Toen ze eindelijk met fatsoen kon staan, keek ze om zich heen... Op de kast (in een hoek achter de deuropening, ze had die nog niet eerder gezien) lagen wat dekens. Ze besloot er een af te pakken, aarzelde toen en pakte er uiteindelijk twee. Ze liep moeizaam terug naar het bed, en sloeg heel voorzichtig een deken om Remus' naakte lichaam heen. Ze wikkelde zichzelf in de andere, en hervatte haar wake. Niet lang daarna hoorde ze Remus een paar keer zwaar zuchten. Ze legde haar hand op zijn, nu met een deken bedekte, schouder. Hij reageerde onmiddellijk door zijn ogen op te slaan - en vervolgens wagenwijd open te sperren. "Sybilla...wat doe jij hier?" . Hij kwam overeind in een half zittende houding en sloeg de deken wat steviger om zich heen. "Ik maakte me ongerust over je, dat je alweer ziek was, dus ik besloot je op te zoeken", zei ze zacht. "Heeft niemand je dan tegengehouden? ", vroeg hij, een eindje uit haar richting schuivend. "Ja, Sneep, hij zei dat het levensgevaarlijk was...je hebt toch niets besmettelijks of zo ?" Remus lachte kort, een verbitterd lachje. "Nee, besmettelijk zou ik het niet willen noemen", antwoordde hij droogjes. "Waar is je hond?", vroeg ze. Remus zuchtte. Het was een diepe zucht.
Na een moment van stilte, die wel haast eeuwig leek te duren, vermande hij zich en zei tenslotte " Jij leeft ook echt in een totaal andere wereld dan ik hè?" Hij schudde zijn hoofd. "Als jij dit al niet begrijpt, wat verwacht je dan van mij ? Wat jij vannacht hebt gezien, is mijn kern, is mijn wezen - en als je dat niet kunt of wilt inzien, dan denk ik dat het beter is dat je gaat. Als jij nu nog niet doorhebt wat ik, en Sneep, voor jouw hebben geprobeerd te verbergen...". "Ja, maar Perkamentus weet er toch van, waarom ik dan niet?" Remus zuchtte "Sybilla, ik weet niet hoe ik dit moet zeggen zonder jou te kwetsen - er is niets tussen ons en dat zal er ook niet zijn. Niet alleen voel ik niet voor jou wat jij voor mij voelt, maar jij hebt gewoon geen idee wie - of wat - ik ben. Ik wil niet zeggen dat je dom bent, maar je leeft in een hele andere wereld dan de andere tovenaars - en misschien is het tijd dat je weer naar die wereld teruggaat. Ik kan niets met je, ik wil niets met je en verdorie, je zou het niet eens begrijpen als ik voor je neus veranderde". "Remus, waar heb je het over?" "Ja, dat je dat niet snapt is me nu wel duidelijk. Je wilt toch niet echt dat ik het je uitleg? Sybilla, ik wil je niet kwetsen maar ik kan jou niet geven wat jij van mij wilt". "Zeg het me, asjeblieft". Ze lag weer op haar knieen en smeekte hem nu echt om een antwoord. Remus begroef zijn hoofd in zijn handen, bleef even zo zitten, maar stond toen op en begon te ijsberen. "Ok, je zult het weten ook. Maar zeg me nooit dat je niet gewaarschuwd bent - en wat voor begrip je ook voor mijn situatie zou mogen hebben, er is geen hoop voor ons". Sybilla knikte. Goed, ze werd afgewezen, maar toch... waar had hij het over? Haar nieuwsgierigheid was gewoon nog groter dan haar verlangen naar deze man. Ze volgde hem met haar ogen.
Toen Remus in het verste puntje van de kamer was aangekomen, sprak hij eindelijk de verlossende woorden : "Dat was geen hond, vannacht. Dat was ik. Ik ben een weerwolf". "Oh", zei ze flauwtjes en voelde heel even de neiging om van haar stokje te gaan. Weerwolven waren immers gewelddadige monsters, ook in mensengedaante. Toch? Zo was het haar geleerd op Zweinstein, nota bene. Remus een weerwolf? "De reden dat ik je niets gedaan heb, komt omdat Severus een speciaal brouwsel heeft gemaakt. Ik verander nog wel, maar ben in principe ongevaarlijk. Echter, het is beter als niemand mij zo tegenkomt. Maar misschien is dit wel goed voor jou. Dan weet je tenminste dat je niet langer je liefdespijlen op mij hoeft te richten. Ik ben niet geschikt voor jou, en vannacht heb je bewezen dat je niet geschikt bent voor mij". "Weet... weet..". "Ja, Perkamentus weet dit. ... Sybilla, luister".... maar ze hoorde het al niet meer, want ze was snikkend weggerend. Niet de onthulling dat hij een weerwolf was (al was ze behoorlijk stom geweest dit niet door te hebben, vond ze zelf) maar vooral zijn woorden over haar ongeschiktheid hadden haar te diep getroffen....
Ze rende sniffend naar de bibliotheek en vond daar een paar standaard werken over weerwolven. Goed, de meeste op de verboden afdeling, maar die restrictie gold alleen voor de leerlingen, niet voor de docenten. Ze droogde haar tranen en liet de boeken registreren bij Madame Rommella, die haar zeer onderzoekend aankeek, maar gelukkig geen opmerkingen maakte over haar behuilde gezicht. Ze sloot zich op in haar kamer in de Noordertoren en begon te lezen. Twee dagen later was haar duidelijk wat ze moest doen. Ze zette haar haardvuur op de hoogste stand en begon haar juwelenkistje leeg te ruimen. Een deel legde ze apart en het andere deel liet ze smelten in de kleine ketel, waarin ze normaal haar thee zette. Toen alles gesmolten was, goot ze het voorzichtig in een vorm, die ze eerder gemaakt had. Daarna ging ze heel beheerst naar Zweinsveld, waar een antiekzaakje zat vol met exotische dreuzelspulletjes. Daar kocht ze wat ze van plan was, en keerde terug naar Zweinstein. Op weg naar haar kamer kwam ze Sneep tegen. Hij keek haar alleen zeer doordringend aan. "Doe geen domme dingen!", waarschuwde hij.
Ze keek hem niet aan maar holde naar haar vertrouwde plekje. Het diner sloeg ze, zoals bijna gebruikelijk, over. Vijf dagen lang vastte ze en staarde in haar kristallen bol. Uiteindelijk stond ze op en hoewel ze merkte dat ze stond te zwaaien op haar benen, was ze vastbesloten. Ze pakte haar dreuzelapparaat en het zilveren voorwerp en begaf zich op weg naar Remus' privé-vertrek.
Daar aangekomen klopte ze een keer, maar wachtte niet op antwoord, ze duwde gelijk de deur open. Remus keek op van zijn boeken. Zijn gezicht vertoonde een mengeling van irritatie en verwondering. "Sybilla?", vroeg hij. "Doe nou niet of je mij niet herkend", snauwde ze, en richtte het antieke dreuzelapparaat op zijn keel. "Wat heeft dit te betekenen?", vroeg hij haar. Hij stond kalm op en liep op Sybilla af, niet in het minst verontrust door haar bedreiging, of tenminste, zo kwam het op haar over. "Blijf staan!" gilde ze. "Geen beweging meer of ik schiet!". Uiterlijk onaangedaan liep Remus naar haar toe, en net toen hij haar arm pakte, haalde ze de trekker over…
Niets. Remus glimlachte en schudde zijn hoofd. Hij pakte het pistool uit haar hand en maakte het open. "Twee vergissingen, Sybilla", zei hij, de zilveren kogel in zijn hand bekijkend. "Of eigenlijk drie, als ik zo vrij mag zijn." Ze kon hem alleen maar verbijsterd aanstaren. "Ten eerste : ja, een weerwolf kan gedood worden door een zilveren kogel…als hij op dat moment een weerwolf is. Zoals ik nu ben kan ik natuurlijk ook door een kogel gedood worden, maar zilver is niet echt het meest geëigende materiaal, het is tamelijk week en zal wel verwondingen veroorzaken, maar meer ook niet. Lood had verstandiger geweest. Ten tweede…als je gaat schieten, haal dan eerst de beveiligingspal eraf. Kijk, dit dingetje moet je omzetten." Hij demonstreerde het. Waarom bleef hij zo koel?
Remus draaide zich om en liep weer naar zijn bureau. Hij ging zitten en wreef even met zijn handen over zijn gezicht. "Ten derde", zei hij, met de rug naar haar toe, "mij doden biedt geen oplossing voor jezelf. Je komt er niet verder mee, integendeel, je zult je leven lang de last hiervan meedragen. Niet dat dat lang zal duren, want ik ben bang dat je niet opgewassen bent tegen het onvriendelijke klimaat in Azkaban." Hij zuchtte en draaide zijn stoel om. "Sybilla, vergeet wat er hier gebeurd is, dan doe ik het ook. Ga terug naar je kamer en als je besluit dat je hier niet verder kunt, zoek dan een andere baan. Als je mij niet meer ziet dan kom je hier vanzelf overheen. Ze zeggen dat de tijd alle wonden heelt en heus meisje, over een paar maanden lach je om wat je nu wilde doen. Dat is het enige wat ik je als advies kan meegeven. Ga, voor ik me bedenk en naar Perkamentus stap!" Zijn bruine ogen keken ernstig in de hare. Ze wist zich absoluut geen houding te geven. Ze rende weg, op de vlucht voor haar eigen schaamte.
Om twaalf uur 's nachts klonk in de Noordertoren een voor de meeste bewoners van Zweinstein onbekend geluid. Enkele leerlingen van dreuzelouders wisten het uiteindelijk te definiëren als een pistoolschot, maar toen was het al te laat.
Sneep had uiteindelijk gelijk gekregen.
- einde -
